Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anna-Marie (1922)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anna-Marie
Afbeelding van Anna-MarieToon afbeelding van titelpagina van Anna-Marie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

ebook (3.86 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anna-Marie

(1922)–Felix Timmermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 35]
[p. 35]

De intrede.

En om den stillen tijd dat alles in de schemerschaduw stond, maar de lucht nog licht en ijl was, vol bleeke zeepbelkleuren van den weggeschoven dag; om d'ure dat in de huizen de keersen wierden aangestoken, rolde de schoone karros de verlaten met grasbegroeide Groote Markt op.

Daar stak Pirroen zijn kop door het ovale raampje en snauwde tot den koetsier: ‘naar

illustratie

den Dolfijn!’

Aan de afspanning hield de wagen stil. Pirroen stapte eruit, liep den Dolfijn in, recht naar 't zaaltje waar de mannen zaten te luisteren naar Koekoek, die Klopstock voorlas.

‘Anna-Marie staat aan de deur!’ riep Pirroen met de armen in de hoogte, ‘als ge nu eens een droom wilt zien, rap dan!’

Om ter haastigste waren ze buiten; een flesch brak in stukken.

Pirroen hielp Anna-Marie uit de koets en stelde haar zijn vrienden voor, plechtig hunne namen noemend, terwijl de oude voedster met heur zwarte oogen van onder haren zwarten kanten sluier, innemend, gelukkig toezag.

Bij 't zien van Anna-Marie sloeg de verwondering over hunne harten.

Livinus was zoo ontroerd dat hij zijn pijp vergat uit den mond te nemen en Anna-Marie star van schoone verbazing bleef bezien met opgetrokken voorhoofd.

Koekoek maakte een diepe, elegante buiging, prevelend

[pagina 36]
[p. 36]

in zich zelf: ‘Hébé, de schoone schenkster der goden.’

De dikke Van de Nast was beschaamd en probeerde zich achter Corenhemel te verbergen. Swaen boog met zijn twee handen op zijn borst, en Corenhemel, in fijn blauwe jas met witte roos, was zichtbaar verrast, een ritseling van geluk doorliep hem; zij had dezelfde oogen als Katinka, zijn Russisch liefje!

Vol geluk bleven zijn lange, blauwe oogen haar bezien, diep, doordringend, onweerstaanbaar. Zij bezagen elkander te lang en te zacht, maar snel als een pijn, lichtte die blik in haar ziel; een ongekende zoetheid pakte haar aan, een rilling doorhuiverde haar en ze moest haar oogen neerslagen, wijl een sterke blozing haar bleeke wangen bebloemde.

‘Dat zijn de Dolfijnen, mijn vrienden,’ zei Pirroen, ‘de filosofen van de stad. Ge ziet hoe blij ze zijn u te kunnen verwelkommen. Wij schrijven dezen dag met gouden inkt in onze papieren!’

‘Inderdaad, gaarne,’ hommelden ze.

‘Mij zal het een klaar genoegen zijn nader met u allen in kennis te mogen komen,’ zei Anna-Marie met bevende, lenige stem; en weer bezag ze Corenhemel schuchter en gelukkig.

‘Dan maakt ge koningen van ons,’ zei Pirroen, ‘kom!’

Ze reden weg de Zoete Boterstraat in, naar Césarinne van Sint-Jan.

 

Als de andere Dolfijnen al binnen waren stond Livinus nog op de stoeptrappen van de oude afspanning. Het ijzer der leuning was koud aan zijn handen.

De markt was ledig en stil, de huizen krolden en trapgevelden strak en donker tegen de diaphane lucht, waarin nog een helder licht geveegd was, dat de zon had vergeten mee te nemen.

De groene ruitjes van 't stadhuis glommen als water, en vele vledermuizen fladderden nevens de zinken dakgoten der huizen; de meid van Corenhemel trok voor het O.L. Vrouwenbeeld de brandende lantaren omhoog; hier en daar achter de ramen wierden de kaarsen aangestoken.

[pagina 37]
[p. 37]

Er was een goede reuk en een milde reinheid in de lucht.

Livinus alsof hij een stomp op zijn hart gekregen had, stond met open mond, de blanke tanden bloot, en zei in een lang-ingehouden zware zucht: ‘Amé!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken