Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anna-Marie (1922)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anna-Marie
Afbeelding van Anna-MarieToon afbeelding van titelpagina van Anna-Marie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

ebook (3.86 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anna-Marie

(1922)–Felix Timmermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 66]
[p. 66]

Aan de feesttafel.

Een geur van wijn en fruit en donkerroode rozen hong met de schemering boven de feesttafel, waarrond de Dolfijnen zaten met Césarinne van Sint-Jan, Grain d'Or en Anna-Marie, en bijtijds kwam Putiphar er de glorie van zijn staart bijvoegen.

Michiel Swaen had zich als altijd zedig aangekleed en zijn zilverwitte kuif goed en puntig omhoog gekamd. Bij de minste beweging die Césarinne maakte kwam er van haar dik, grasgroen zijden kleed, met zwarte fluweelen boorden, een geruisch als van een zilverwilg in den wind. De wijn beroerde lichtekes haar hoofd en zij lonkte naar Pirroen om hem op tijd in zijn hert te geraken.

Grain d'Or zat hand in hand met Livinus. Iedereen verwonderde er zich over dat hij zich zoo goed verzorgd en nu toch eens proper nagelen had. De bolle Van de Nast beneed Livinus zijn slappen boord. Nu zat hij daar vernepen in een hoogen das, door zijn vrouw dik en vast toegeknoopt, zoodat de stijve punten van zijn baard hard tegen zijn vette kaken sneden. Hij kon zich bijna niet verroeren, voelde zich niets op zijn gemak, zat gedurig met den vinger aan zijn hals te peuteren, en verders was hij stil en beschaamd tegenover de edele gestalten van Anna-Marie en Césarinne. Hij zat daar met een razenden honger en had niet durven dooreten, en gezien hoe de anderen hun vork en mes vasthielden. Hij zuchtte aleens en zag om naar d'horlogie.

De schemering zat in de kamer; de visschen in den bokaal lagen schuins stil in hun donker water als uitdoovende rood-gouden kolen, als enorme mysterieuse edelsteenen van binnen uit of van een ver ongezien licht verlicht.

De schemering vaagde de omtrekken der dingen weg, maar liet nog een lichtje in de gouden randekens van de porceleinen fruitschalen blinken, die optorenden met kersen, aardbeziën, peren en pralerige ananassen; de zilveren voorwerpen wierden donkerblauw van den dag die uitging, maar

[pagina 67]
[p. 67]

droegen nog op hun buik een helder vensterken, waarin miniem weerspiegeld was, de hof met zijn vijf populieren, die tenger oprilden tegen een honinggouden lucht. Dat deed ook de glazen bol, die als een kleine wereld met menschen en dingen boven hun hoofden hong, wat hier gebeurde, gebeurde daar ook.

Hooge zwaluwen slierden sjirpend, en van tijd tot tijd kwam er door de open deur een zoete reuk van reseda gewandeld.

Er was al veel muziek gemaakt van fluit en snarenspel, er was gezongen en verteld over Florentijnsche en Vlaamsche schilders en Anna-Marie had hare liefde voor den gracielijken schilder Botticelli roerend meegedeeld, wat Livinus had week gemaakt en haar in zijn oogen nog had vergroot en verteederd. Zij had een wit-crême tafta-kleed aan, waarin uitgewaterde violetjes geweefd waren; zij glom in de schemering en blonk op als een parelmoeren gebloemte.

Een tuiltje viooltjes fluweelde donker op de bleekheid harer stilhijgende borst.

Corenhemel zat vlak over haar. Zij voelde hoe zijn bleekblauwe oogen op haar gelaat stonden; zij hield de hare omlaag, maar zag zijn lange, fijne handen en het ivoren médaillon dat uit het zaksken van zijn zeemvellen gilet hong.

Zij had moeten thuis blijven, dacht ze met opgeblazen gemoed, en niet toegeven aan het verlangen om hem nog eenmaal te zien en hem dan pogen te vergeten. Ze beschaamde zich over hare zwakte, en beloofde ditmaal sterker te zijn; ondertusschen verblijdde zij zich met zien van zijn handen.

Ze dierf hem niet bezien, voor hem en voor haar, zij voelde zich zoo broos, zoo doorzichtig als een glas water tegenover hem; 't scheen haar dat hij al haar gedachten zag, en ook dierf ze hem niet bezien omdat ze bang was van zich-zelve.

Ze wist dat ze nu schoon moest zijn met den wassenden avond rond haar heen, ze voelde hoe er van haar een gulden, donzige bekoring uitging over hem; en als hij haar moest beginnen lief te hebben, zou ze geen weerstand kunnen bieden.

[pagina 68]
[p. 68]

Maar zoo ver mocht het niet komen, al snakte heel haar wezen nog zoo naar de zoetheid van zijn liefde.

Ze zou hem liefhebben in stilte, alleen in haar eigen, zoodat hij, noch iemand anders het wist, en zoo probeeren gelukkig te zijn.

Maar dan ineens joeg de vertwijfeling weer het bloed heet naar haar wangen. Ze was jaloersch. Wie had hij in Rusland bemind, welke roman lag achter hem, waarom zong hij nog liederen ter harer eere?

Zou zij na dit te weten niet kunnen rusten en kalm zijn?

Ze zag op en geraakte wat in verlegenheid door den monnikenblik van Livinus, die haar op een papiertje zat af te teekenen.

Ze speelde wat met hare blauwe camee, waarop een witte Diana huppelde.

Ineens zei Koekoek, in blauwe jas en wit jabothemd: ‘'t Is innig. De schemering hangt vol gevoeligheden, wil ik eens wat verzen van Klopstock opzeggen?’

En toen met een trilling in de stem, waagde Anna-Marie te vragen: ‘Zou het niet beter zijn dat er iemand het schoonste van zijn leven vertelde?’

Er was een vreemde stilte rond die vraag, de eene bezag den anderen, maar als Pirroen gezegd had: ‘Dat is een gedacht!’ waren de anderen van zijn meening.

‘Vertel dan maar,’ zei Livinus.

‘Mijn schoonste moet nog beginnen,’ zei Pirroen, ‘vertel gij!’

‘Het schoonste van mijn leven is nog bezig!’ riep Livinus de hand van Grain d'Or toonende.

‘Zal ik het dan doen?’ stelde Koekoek voor.

‘Maar gij geen liefdesgeschiedenissen,’ baste Pirroen, ‘g' hebt er al te veel gehad!’

‘En gij maar éene en die is dan nog mislukt!’ kaatste Koekoek behendig terug.

Dat deed alleman in een lach schieten, behalve Césarinne, die rood wierd tot aan de lellekens van haar groote ooren.

Dat was nu de geschikte gelegenheid! Zij beet eens op

[pagina 69]
[p. 69]

de dunne lippen en siste dan in het algemeen gelach: ‘En als die eene nu eens niet mislukt is?’

Het ging in 't lawaai verloren, maar Pirroen, die nevens haar zat, had het gehoord. Hij deed zijn oogen eenige keeren open en toe en prevelde de woorden van Césarinne na: ‘Zou dan eindelijk?... God.... ach Gottekes!’

Hij lei zijn handen op de tafel, sloot zijn oogen en er kwam in zijn rechteroog een traan, die niet vallen wou.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken