Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anna-Marie (1922)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anna-Marie
Afbeelding van Anna-MarieToon afbeelding van titelpagina van Anna-Marie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

ebook (3.86 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anna-Marie

(1922)–Felix Timmermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 168]
[p. 168]

De begrafenisfeest.

Al de genoodigden waren gekomen, behalve Anna-Marie, die zich had laten verontschuldigen. D' horlogie stond nog altijd stil op kwartier na zeven uren en over het portret hong een handdoek.

Pirroen zat in 't midden aan de feesttafel in zijn zwart begrafeniscostuum, den eersten keer in 't zwart sedert zijn eerste communie.

De Dolfijnen en zelfs Grain d'Or hadden volgens rappe overeenkomst voor de grap, zich ook in 't zwart gestoken, want ze dachten dat Pirroen hen voor den aap wou houden. De mannen hadden hun witten das en een rouwstrik rond den hoed gebonden, Grain d'Or had geen enkel kleurken aan en snuitte in een witte zakdoek met zwarte bollekens.

Ze waren allemaal in 't gedacht dat Pirroen uit bijgeloovigheid zoo handelde, hopende met zijn begrafenis nu te vieren hij nog heel lang leven zou.

Maar een ieder verwonderde er zich over dat Césarinne daar niet was en voor haar niet gedekt stond, en toen Corenhemel er naar vroeg Pirroen antwoordde: ‘Wie is dat?...’

Ze konden er niet wijs uit worden, dachten er ook zelf niet te veel aan, daar ieder met 't zijne al te veel had; alleen Swaen wierd achterdochtig en bezag met ernstige, droevige oogen zijn vriend Pirroen aan, die zich verders lijk altijd kort en dwars, maar toch innerlijk-goed gedroeg. Hij maande hen aan om te zingen en te spelen en te eten van 't malsche kalfsvleesch met bloemkolen, waarover een stijve eiersaus guldde, hij prees de zachte bruin-gebakken riviervisch uit d' Ardennen met kropsalaad, had vele woorden over voor de koude kiekens in gele gelatin, waarbij de gestoofde krieksken bloosden, en vroeg Koekoek om een gedicht te maken over de rijst met de ingelegde abrikozen, die lijk fluweelen vodden door de kele slibberden, en dan de roode wijn uit het zonnige Frankrijk, ‘Les Nuits,’ daar zei hij

[pagina 169]
[p. 169]

een litanie op, zoo erg dat Van de Nast, de koning der eters, zijn naam meende te verliezen. De vent had dezen morgen geen koffie gedronken om zeker veel te kunnen sloeberen, hij was blij dat de twee nobele Juffrouwen niet gekomen waren; en was nu ongegeneerd. Hij had zijn das en zijn frak uitgedaan en at met volle monden, vond geen tijd om te snutten en te spreken, schudde de bloedende vleeschlappen op zijn telloor, goot er veel saus over en spoelde den goeden wijn naar binnen lijk door een mozegat. Hij zweette van genoegen en snuffelde ondertusschen met zijn neus keukenwaarts of er nog geen ander eten kwam.

De rijkelijke wijn bekwam ook aangenaam aan Livinus; zijn van droefheid doorzeefd gemoed wierd er met een zoetheid van doorzoeld, die hem de hand van Grain d'Or deed nemen, omdat het een vrouw was; en het kind was blij, meenende dat de verslapte liefde weer nieuwe krachten kreeg.

Koekoek nam tusschen elk eetmaal de mandolien op de knieën en zong zijne nieuwe liefde voor een begijntje uit, dat zijne liefde niet beantwoordde, of riep schertsend tot Pirroen: ‘Eet uwen buik nog eens goed vol, en doe veel, veel azijn over uwen salaad dan blijven de pieren van uw lijf!’

Corenhemel was meestal afgetrokken wegdenkend; in de laatste dagen had Swaen hem al eens aan zijn mouw moeten trekken omdat hij er toch zoo neerslachtig uit zag; een zucht en een onbeduidend gezegde was dan het eenige antwoord. Pirroen, die hem in een halve week niet gezien had, was er blij van verrast. ‘Het doet me deugd,’ riep Pirroen hem toe, ‘dat ik u voor mijn dood nog een triestig gezicht zie zetten. Zoo zijt g' in harmonie met uw eigen! Ge zijt weer ne goede Dolfijn aan 't worden. Wilt ge mijnen laatsten wensch eens vervullen? Ja! Zing dan nog eens het lied van Katinka!’

‘Ik doe het!’ riep Corenhemel ineens geestdriftig. Een schoone glimlach krulde even zijn lippen. Koekoek speelde op het spinnet en Corenhemel zong het triestig, slijpend lied. Ja, dat was het wat hij hebben moest. Dat lied was

[pagina 170]
[p. 170]

voor hem lijk de honingbloemen voor de bie. Het was zijn zieletroost; en zoeter dan al het andere dat hij in den laatsten tijd gekend had, was de verteedering die dit lied in hem liet dauwen. Zijn oogen waterden weg.

Het kleine, Russisch meisje met haar witten hoofddoek over haar rond, droomend gezicht, zond weer al hare lokkende bekoring over zijn ziel en zinnen. Hij voelde opnieuw de macht, de geneuchte van hare wilde, zonnige, blinde liefde. 't Zat al lang in hem te wroeten en te hunkeren, tusschen de liefde voor Anna-Marie door, die stilaan uitdoofde als een lamp tegen den morgend. Anna-Marie gaf hem niet wat hij hebben moest; de zegevanen van een joelende liefde. Het was maar een verdooving geweest, en nu spoot en klaterde zijn hart weer los voor de onbereikbare Katinka.

En als de zang uit was riep hij opgezweept: ‘Katinka ik groet u van ver! Mijn hart heeft onder versmachtend mos gelegen. Ik kan u nooit vergeten; mijn mond moet rusten op uw mond! Ik drink U! Gij zijt deze fonkelende wijn en mijn lippen raken u aan!’ ‘Bravo!’ riep Pirroen, in zijn handen kletsend, danig blij en ontroerd omdat Corenhemel terug verdriet had en losknallend temperament, maar 't meeste nog om Anna-Marie, omdat zij vrij en verlost wierd van een ongepaste liefde, waarover Pirroen altijd een stil verdriet had geknauwd, sedert hij hunne betrekking had geraden.

Hij klopte Corenhemel op den schouder: ‘Ge zijt terug een Dolfijn! terug onder de zes! Ge bemint weer de schoone schimmen. Ge zijt verrezen, drinken wij op uwen Paschen! Nu kan ik gerust sterven!’

‘Simon! Simon!’ zuchtte Swaen, triestig vermanend als hij zijn vriend Pirroen zoo los over zijn dood hoorde spreken.

Livinus nam zich voor, dezen avond nog naar Anna-Marie te gaan, en haar te vertellen wat Corenhemel had gezegd.

Hij verschroeide van blijdschap dat hij die liefde kon versmachten; en hij begon van zegepraal te drinken, den eenen roemer na den anderen.

[pagina 171]
[p. 171]

De wijn klokte uit de beschimmelde wijnflesschen, die Pirroen had weggehouden voor zijn trouwfeest. De donkere oude drank verheugde allengskens iedereen zijn zinnen.

En toen stond Pirroen recht, zijn twee vuisten op de tafel steunend en hij sprak zijn lijkrede: ‘Overmorgen zal ik begraven zijn, vandaag sterf ik. Ik vergis mij, ik moet niet meer sterven. Ik ben al dood. Ik ben dezen morgen te communie geweest. Ik ben dus dood, zoo dood als ne pier. Ik heb mij maar neêr te leggen. Vijs dat goed in uwen kop.

Mijn testament ligt daar in die envelop onder den pot met goudvisschen.

Ik maak al mijn eigendommen aan Jonkvrouwe Césarinne van Sint-Jan; alleen dit huis is voor Livinus en Grain d'Or als zij trouwen, er is voor hen ook een legaat uitgezet waarvan ze alle jaren den intrest zullen ontvangen, want als ik het ineens gaf zouden ze stom genoeg zijn om het op éénen kermis op te doen. Een legaat van meubelen, kleeren en vijftig paar schoenen zijn voor Van de Nast. Voor onze maatschappij is er ook een fonds om voort feesten te vieren en dan op mij te denken.

Mijn boeken zijn voor Koekoek. Voor Anna-Marie heb ik nog haar medaillon, die krijgt ze weerom. Het doet mij spijt dat ze niet hier is, maar ik zal haar schrijven.

En ge zult vragen waarom ik sterf? Daar hebt ge geen zaken mee.

Ik zeg u allen: vaarwel! En nu duik onder d' aarde, onder een platten, blauwen steen, waarop te lezen zal staan niets anders dan: “Zoo heb ik het gewild.”

Wil daarom niet treurig zijn, Swaen! Wij zijn immers Dolfijnen en filozofen? Laat ons blij zijn en doen wat wij willen dan zullen wij niet zot worden.

Met dezen dronk dus, beste vrienden, zeg ik u vaarwel en adieu!’

Allen behalve, de witte Michiel Swaen, hieven het glas op, en ze zongen: ‘Lang zal hij leven, lang zal hij leven in den pruimentijd!’ en dan weer alle gelijk, behalve Swaen die triestig schuddebolde: ‘Pirroeneken is begraven, Pirroeneken is kapot, nu ligt hij onder d' aarde en morgen is hij rot!’

[pagina 172]
[p. 172]

Als de adieu-flesch uit was zei Pirroen: ‘Jongens nu allemaal buiten, 't zal zes uren gaan rammelen! en gij ook buiten, Grain d'Or, kom!’ hij kuste haar teeder en kuste al de mannen. Ze namen het spottend op, 't was Swaen alleen die innig en ontroerd met loopende tranen, zijn vriend omhelsde: ‘Doe het niet Simon, vriend, Simon doe het niet!’ Hij bleef aan Pirroen zijn hals hangen en zijn tranen hongen in Pirroen zijn bakkebaarden.

‘Het is al gedaan,’ zei Pirroen zich loswringend.

Weenend ging Swaen de anderen na op het Quatertemperpleintje, ze lachten met hem omdat hij er in geloopen was in de grap, die Pirroen hun had gebakken. ‘Kom,’ noodigde Corenhemel, ‘we gaan naar den Dolfijn!’

‘Ik ga niet mee,’ zei Swaen, en hij sloeg een andere straat in en spoedde zich naar 't huis van Césarinne van Sint-Jan om haar zijn donker voorgevoelen mee te deelen...

Als ze weg waren, riep Pirroen de meid.

Met de magere handen op den platten buik kwam zij in het deurgat staan.

‘Ga wandelen Cato.’

‘Menheer de notaris, 'k ben aan 't afwasschen.’

‘Ga wandelen zeg ik!’

‘Moet ik dan alles laten staan?’

‘Als ge niet rap weg zijt, onterf ik u!...’ riep Pirroen rood als een kreeft.

Als zij weg was, begon hij den afscheidsbrief naar Anna-Marie te schrijven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken