Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Pallieter (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Pallieter
Afbeelding van PallieterToon afbeelding van titelpagina van Pallieter

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.63 MB)

Scans (31.74 MB)

ebook (3.68 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman (populair/bestseller)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Pallieter

(1916)–Felix Timmermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 251]
[p. 251]

De vruchtbaarheid.



illustratie

DE schoone, goede Mei had voor goed zijn glorie in de boomen gehangen, en zijn weelde neergestreken over den grond. De keizerlijke kastanjelaren, die zoo veelvuldig 't Netheland begroeiden, hadden op hun groenenden berg al hunne witte bloemen opgestoken. En in de veldkapellekens brandde, ter eere van Ons Lievrouken, menigvuldig keersken.

Marieke was met haar moeder, die afgekomen was om als baker te dienen, en met Charlot, alle

[pagina 252]
[p. 252]

dagen naar een dier kapellekens geweest om den gunstigen afloop, en swenst groeide de vrucht rap en enorm. Maar de dagen gingen voorbij en tegen einde Juni, met de nieuwe maan, kon men het verwachten.

Dien dag kwam Pallieter terug van onderwegen Duffel, waar hij bij een wagenmaker een huifwagen had gaan bestellen, waarmede hij de wereld zou intrekken als de kleine geboren was.

De Junizon gloriede in de blauwe lucht en schudde haar gulden haren over de weelderige landen.

Pallieter slierde langs de Nethe.

Ach! de schoone rivier, die nu vrij en wispelturig bochtte door de vette velden en de koeienrijke weiden; die op haar dijken reuzige populieren en breede kanadas omhoogstak: die heerlijke, aangename Nethe, zou nu in een koudrecht kanaal herschapen worden.

‘O land! z' ontnemen oe oew kroen!’ zuchtte Pallieter, ‘mijn hert schriewt in mijn lijf.’

Doch uit de verte klonk herhaaldelijk blekken horengetoet.

‘Da's Charlot die blaast veur 't kinderbed!’ juichte Pallieter, en hij trok zijn schoenen uit, en begost te loopen zoo hard hij maar kon. Het horengetoet bleef maar klinken, draaide van het oosten naar het westen, en 't wilde maar niet ophouden.

Pallieter spoedde zich des te meer. Hij vloekte omdat hij niet rapper kon; maar daar graasden twee peerden in de weide, op nen omzien was Pallieter op het verschrikte peerd gesprongen, en zich vast-

[pagina 253]
[p. 253]

houdend aan de manen, rende hij snel over veld en wei naar den Reynaert.

Toen Charlot Pallieter zag aankomen, liet ze den horen vallen, liep hem tegemoet en riep, bleek van alteratie: ‘Bruur, Bruur, 't is nen drijlink! twee jongens en ien meske! Ierst kwam...’ Pallieter liet haar voortbabbelen en liep, gevolgd van de meid naar boven. Hij wierp de deur open, en daar óp het bed, waarin Marieke, bleek, met traantjes in de oogen hem toelachte, lagen neveneen drie naakte, verkensroze kinderen te kraaien en te schreeuwen.

De zon door 't open venster bunselde er op en trilde lichtend in hun week vleezeken.

Pallieter stond eerst aan den grond genageld, hij kost zijn oogen niet gelooven, het overweldigde hem. De moeder van Marieke en Charlot wisten geen raad, de een klaste water, de ander wierp een emmer om en krabde in heur haar.

‘Zijde tevrede?’ vroeg Marieke.

En toen vloeide Pallieter zijn vreugde over, hij liep naar zijn jong vrouwken, gaf haar duizend kussen, en zei: ‘Abraham moet mij benije!’ en dan riep hij uitgelaten tot Charlot: ‘Haalt bakels, peters, wiegen en suikerboene! De drij hemskindere zen gebore!’

‘Ja, ja,’ riep de verwarde Charlot en zij liep naar beneden, maar was daar seffens weerom en riep vol haast: ‘zij rap, zij rap, de pastoer is dor! doe z' ieder algij een hemmeken aan.’

‘Ni, ni,’ zei de pastoor, die boven kwam, ‘'k wil ze zien lak da'ze God on Pallieter hee gegeve.’

[pagina 254]
[p. 254]

En de pastoor sloeg verwonderd zijn handen saam en hij keerde zich om tot Pallieter, en zei: ‘Gelukkigen druivelaar,’ en dan tot Marieke: ‘Meske, meske, God zied oe gere,’ en drukte hun de handen, en als hij de drie kinderkes het doopsel van begeerte had gegeven, schoten de tranen in zijn oogen.

‘Doe zoo voort,’ zei hij.

‘Da beloof ik oe!’ riep Pallieter.

‘Menier pastoor,’ zei Marieke verlegen en rood-wordend, ‘de kinderen mutte zuige...’

‘Ja, ja,’ lachte de pastoor, ‘doe mor, wij hemme da ni mier noodig, hé Pallieter, wij zullen er oep gon drinke.’

En terwijl zij beneden schuimwijn gingen genieten, haalde Marieke haar twee dikke, malsche borsten te voorschijn, en gaf de kostelijke moedermelk aan de twee Pallieterkens, terwijl het Pallieterinneke schreeuwen bleef...

Met den tikkenhaan van den pastoor op zijn eigen kop, zat Pallieter met den pastoor te drinken aan de zesde flesch schuimwijn, ter eere van de drie, die hij gemaakt had.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken