Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De pastoor uit de bloeyenden wijngaerdt (ca. 1930-1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van De pastoor uit de bloeyenden wijngaerdt
Afbeelding van De pastoor uit de bloeyenden wijngaerdtToon afbeelding van titelpagina van De pastoor uit de bloeyenden wijngaerdt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.42 MB)

Scans (7.86 MB)

ebook (3.78 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De pastoor uit de bloeyenden wijngaerdt

(ca. 1930-1940)–Felix Timmermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 113]
[p. 113]

XVII.

'tIs tegen avond. De schemering komt binnen, en maakt helderder het lichtje vóór het wit Lievevrouwenbeeld.

De pastoor wandelt door de kamer, blijft soms aan de open vensters staan, en ziet naar de spits van 't kerktorentje, waarrond gepiep is van zwaluwen. De bloemen gaan toe en verdwijnen in 't avondfluweel. Nu is er bij hem een beslissing gevallen, en hij dankt er waarlijk O.L. Heer voor.

Hij heeft Sophie gelast Leontientje te roepen, die sedert van middag naar haar kamer is geloopen, en zich niet meer heeft laten zien.

Er is klaarheid nu in hem, hij weet duidelijk waar naar toe, maar toch klopt zijn hart als hij de stap van Leontientje in de gang hoort. Ze komt bevreesd en bedeesd binnen.

Het wordt droog in den pastoor zijn keel, hij kan er met moeite speeksel door halen. Maar lenig ineens, komt hij naar haar toe, hij wil haar hand nemen, doch vindt het geraadzamer van niet. Hij blijft in zijn dunne lengte vóór haar staan, en zij durft hem niet bezien.

‘Luister,’ zegt hij, bevend in 't begin, maar dan vaster en kloek, gesterkt door zijn overtuiging, ‘Leontientje, ik heb dien brief gelezen, en gij ziet

[pagina 114]
[p. 114]

daarin zoo goed als ik, daar moet ge geen theoloog voor zijn, dat Isidoor nooit geloovig worden kan.... ja dan bij mirakel. Maar daar kunnen wij niet naar wachten. 't Is altijd hetzelfde wat hem hindert, en 't zal altijd hetzelfde blijven. Hij is een van die betreurenswaardige schemerzielen, half licht, half donker, en die veranderen minder dan de verstokte ziel van een booswicht of Godloochenaar. Dat zijn de grijze zielen, die van hun heimwee naar God meer houden, dan van God zelve. Zij beminnen hunne verscheurdheid, en zijn daar koppig in; even koppig lijk hij naar u niet kwam, toen hij alreeds de heuvelen zag. Hij verlangde naar u, maar hij kwam niet; hij verlangt naar God maar hij gaat er niet naar toe. God moet lijk een steen uit de lucht in hun ziel vallen, willen ze hem bezitten, evenals gij hem een brief moest sturen eer hij naar u weerschreef. Dit kleine geval, dat hij zoo eerlijk is, u te vertellen, stelt in 't klein voor wat hij in 't groot is.

En daarom moet de liefde uit zijn! Amen en uit en gedaan! Ik wil het! Want die liefde is zondig en uit het kwaad! Ge moogt hem nu nog zoo geerne zien als ge maar wilt, ge moogt gij als geloovig meisje die betrekking niet aankweeken, noch door teekens of gedachten. Gij en ik hebben geprobeerd om hem van den donkeren weg af te brengen. Ik had gehoopt het te kunnen, maar het gaat niet. Ik heb meer met hem gedaan dan mijn plicht en mijn recht was, en luistert hij nu nog niet, wat ten zeerste

[pagina 115]
[p. 115]

blijkt, dan moeten wij hem laten gaan en het aan God zelven overlaten wat Hij goed vindt. In elk geval geen liefdebetrekkingen meer, en die moet ge nu niet laten omdat ik het u zeg als priester, maar dat moet ganschelijk uit u komen, vol bewustheid en overtuiging. Anders zijt ge niet waard den naam van geloovige te dragen. Ik weet het, het zal zwaar zijn, maar ge moet u niet laten neerdrukken, maar willen! en u offeren, het verdriet en het kruis dragen om de liefde Gods, ge zult er uw ziel mee schooner maken. Want hier staan nu twee wegen voor u. Ge kunt ook uw ziel bederven. Wilt ge volstrekt volhouden met hem blijven te beminnen, en wilt ge toekomend jaar, als ge bejaard zijt met hem trouwen, dan kunt ge, maar dan verliest ge God, dan maakt ge van uw ziel een nest van den duivel, dat kunt ge, dat staat u vrij, dan is 't voor uw rekening! Maar zoolang ik het recht heb over u te waken zal ik alles in 't werk stellen dat het niet gebeuren zal! Doch, ik weet, dat zult ge niet, ik wijs u slechts den anderen weg, ge zijt te geloovig, te zuiver van ziel om u daarop te begeven; maar dan moet ge willen dat die verboden liefde niet in u blijft zweven, ge moet gij u offeren kind, en als ge dat met toewijding doet, dan zal vlug alle verdriet weggevaagd worden, en zult ge verschieten hoe genadig O.L. Heer is voor hen die zich aan hem overgeven.

Dus die liefde is uit....’ Hier wacht de pastoor, en ziet haar aan, hij is gelukkig, er is een steen van zijn hart. Maar zij antwoordt niet,

[pagina 116]
[p. 116]

zij blijft bleek, ontdaan, verbijsterd door al dit plots geweldige, verschrikkelijke, staan. De pastoor verstaat het dat ze geen sprake geeft; 't is nog al veel ineens voor haar, maar hij kent hare toewijding en eenvoud, en is er zeker van dat ze ieverig aan haar geluk zal werken. Hij dringt dan ook niet verder aan; hij kust haar op haar voorhoofd: ‘Peins er goed op, kindje,’ zegt hij goedmoedig, ‘en bid nu maar goed voor O.L. Vrouwe, die zal alles goed en effen maken. Slaap wel kind, ik ga nog eens naar den heuvel, ik heb wat ruimte noodig!’

Ja, hij moet naar den heuvel, hij moet ruimte hebben, zijn geluk moet zich nu kunnen rekken als iemand, die slecht heeft geslapen.

Uit de lange pijp dikke wolken smorend, klimt hij lenig den heuvel op, die zwart is in den avond.

Leontientje blijft staan op dezelfde plaats, roereloos met hangende armen. 't Is of het geweldige, het vreeselijke van daareven immer rond haar blijft voort kruipen, zware steenen rond haar opeenstapelt, den eenen op den anderen, en haar insluiten in een donkeren toren, waar zij nooit meer uit kan komen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken