Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De pastoor uit de bloeyenden wijngaerdt (ca. 1930-1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van De pastoor uit de bloeyenden wijngaerdt
Afbeelding van De pastoor uit de bloeyenden wijngaerdtToon afbeelding van titelpagina van De pastoor uit de bloeyenden wijngaerdt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.42 MB)

Scans (7.86 MB)

ebook (3.78 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De pastoor uit de bloeyenden wijngaerdt

(ca. 1930-1940)–Felix Timmermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 155]
[p. 155]

XXV.

Dinsdags komt Dr. Bos met den pastoor beneden, en hij zegt: ‘Zoolang er leven is, is er hoop, maar geeft ze nu maar de H. Oliën.’

‘Dat is 't begin van 't laatste bedrijf,’ zucht de pastoor. Gommaar valt zijn broeder om den hals en weent als klagende herfstwind in de schouwpijp.

De pastoor gaat naar boven om voorzichtig Leontientje voor te bereiden.

De zon stoot licht en geuren in de kamer. Schuins op den muur teekent ze groote vierkanten op het behangselpapier van afgegane sleutelbloemen. Zilveren bladeren en gouden druiven in blauwe vazen nevens 't crucifix gloren als lampen. Leontientje ligt dun en klein in 't groote mahoniebed. Twee vlechten blond haar liggen profijtelijk over haar witte pon, op de ingezonken borst; de handen zijn lang en door 't gele vleesch glimmen wit de beendertjes. 't Gezichtje is mager en gespannen over de jukbeenderen, de kin en den neus. 't Heeft heelemaal iets transparants, als 't bovenste van een kaars die brandt in den donkeren. Zoo zijn er op oude schilderijen wezens van boeteheiligen met purperen mond en luie oogen. Maar hare

[pagina 156]
[p. 156]

lippen zijn wit en de groote oogen hel en grijs. En ze glimlacht. En men weet niet of ze glimlacht naar het stil, warm landschap, waar de witte molen op een koren-heuvel draait, of naar binnen in haar ziel. Alle dagen staat de schoonste roos uit den hof in een glas water nevens haar.

Ze keert hare oogen naar den pastoor. ‘Heer-oom, is vader beneden?’

‘Ja, en hoe voelt ge u, kind?’ Hij zet zich nu neer, en probeert het gesprek op het Heilig oliesel te brengen, om haar stilaan te laten begrijpen.

‘Heer-oom, ge zijt alleen. Mag ik u eens iets zeggen?’

‘Zeker kind, zeker,’ en hij neemt haar koud, dun handeken.

‘Vader ach arme, moet het niet hooren, Heer-oom, maar ik geloof dat ik stillekens aan zal gaan sterven.’ Ze ziet hem smeekend aan; de schaduw harer lange wimpers befluweelt den glans harer oogen.

‘Kind, kind toch!’ stamelt hij kleintjes en onthutst.

‘Jawel Heer-oom,’ bevestigt ze duidelijk. En kalm en teeder murmelt ze: ‘Het is of mijn ziel een losgegane vlam is, die tegen de zoldering van een donker huis kruipt, zoekend naar een spleet om weg te vliegen. En de engelen hebben elkaar teeken gegeven. Ge zult me moeten laten berechten, Heer-oom....’

Hij buigt zijn hoofd, en hoort haar dan aarze-

[pagina 157]
[p. 157]

lend smeeken. ‘Maar Heer-oom, ik heb nog iets heel groot aan u te vragen.’

Hij beziet haar verwonderd en nieuwsgierig.

‘Vraag maar, vraag maar, Leontientje.’

‘'t Is niet veel voor u, Heer-oom.... maar voor mij wel, het is maar of ik, vóór ik sterf ook Isidoor nog eens mag zien.’

En voor alle antwoord, gaat hij met uitgestrekte armen, met het gezicht tegen den muur staan weenen.

‘Arm kind! Arm kind!’ klaagt hij.

Een gedacht dat hij vergeten was te denken, staat plots helder voor hem. Zij sterft om Isidoor! Dat hij dat niet gezien heeft, en dat dit nochtans het eenige was waar hij innerlijk zoo zeker van was. Maar dat is nu zoo duidelijk, zoo duidelijk! Wat heeft er dan in hem geslapen? Hij voelt zich plots diep-schuldig aan hare ziekte, aan haren dood.

Zenuwachtig keert hij zich om, grijpt hare handen, wil veel zeggen, vergiffenis vragen om het niet gezien te hebben, uitleg vragen; maar kalm beziet ze hem, geduldig-verlangend naar zijn antwoord.

‘Dat ge al dit verdriet hebt kunnen verbergen, kind?’ is het eenigste wat hij zeggen kan.

‘Het is nu allemaal voorbij, Heer-oom. Ik heb al lang geen verdriet meer, maar ik ben toch van hem blijven houden. Dat is toch geen kwaad, Heer-oom?’

Ze glimlacht als hij ‘neen’ schudt.

‘En de engelen komen mij halen, Heer-oom,

[pagina 158]
[p. 158]

en als ik hem nog eens mocht zien.... Ik ben dat zoo stilaan gewaar geworden de laatste dagen.... dan zal ik zoo gaarne naar O.L. Heer gaan, Heer-oom - maar indien ge 't niet wilt, als 't u pijn doet, dan is 't ook goed.... Ons Heer heeft zooveel geleden.’

‘Hij komt kind, hij komt, al moest ik hem zelf gaan halen!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken