Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 3 (1805)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 3
Afbeelding van Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.36 MB)

ebook (2.83 MB)

XML (0.09 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
lyriek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 3

(1805)–Hendrik Tollens–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 57]
[p. 57]

Zomer.

 
Idothea! welk een vuur
 
Gloeit door de adren der natuur!
 
Zie haar zwoegen en versmachten:
 
Och, ze is uitgeput van krachten
 
En bekoopt haar schoonheid duur!
 
Zie haar' blyden tooi verdwynen,
 
Zie haar' frisschen bloei verkwynen,
 
Zie hoe bleek haar blos verschoot...
 
Och, zy is in barensnood!
 
Zie het smachtend lover bukken,
[pagina 58]
[p. 58]
 
Door den drang der zon bezwaard;
 
Voel het zengend luchtruim drukken
 
Op de mat bezweken aard'.
 
Vliên wy naar de frissche stroomtjes,
 
Vliên wy naar de dichte boomtjes,
 
Waar de schaduw ons beschut;
 
Maar, de hitte heeft in 't gloeijen
 
Reeds de boomtjes doen verschroeijen;
 
Reeds de stroomtjes leêg geput.
 
Och, wat toevlugt blyft ons open?
 
Laten we op den avond hopen,
 
Hy verkoelt de ontstoken lucht;
 
Maar de vuurschyf dooft niet weder,
 
En de scheemring graauwt niet neder,
 
En de nacht schynt de aarde ontvlugt.
 
Hoor den maaijer lustloos stenen;
 
Zie hem op den sikkel lenen,
 
Die hem vastkleeft in zyn hand;
 
Zie rondom zyn trage schreden
 
't Groene gras, naauw' afgesneden,
[pagina 59]
[p. 59]
 
Straks door 't zonvuur geel gebrand.
 
Alles hygt en zwygt neêrslagtig,
 
Alles is tot vreugde onmagtig,
 
Die ontvlied aan de enge borst,
 
'k Hoor geen fluitjes, 'k hoor geen rietjes,
 
De echo wederkaatst geen liedjes,
 
Slechts de vogel schreeuwt van dorst.
 
Idothea! weg die handen!
 
Dartle! knel my minder vast;
 
Voel myn bruine wangen branden:
 
Weg! de liefde strekt me een' last;
 
Weg die handen, weg die kusschen!
 
Pogen we eer' een' gloed te blusschen,
 
Die by koeler hemel past.
 
Voel u 't vlammend zonvuur steken,
 
Voel 't u 't zweet uit de adren breken:
 
Vliên wy yllings dien volkaan;
 
Laten we, in de hut geweken,
 
Samen knielen, samen smeeken:
 
Roepen wy den donder aan.
[pagina 60]
[p. 60]
 
Maar, wat ritselt ginder? Luister!
 
Is 't niet als een windgefluister?
 
Word het zwerk daar ginds niet duister?
 
Valt daar niet een droppel neêr?
 
Stil toch! voelt gy 't? Ja, 't is regen!
 
't Is die lang gewenschte zegen:
 
Hy brengt hulpzaam allerwegen
 
D'overvloed op de akkers weêr!
 
Kom, voldoen we ons zoet verlangen:
 
Laten wy de dropjes vangen,
 
Vangen in den open mond:
 
Maar, wat dartle lust komt boven!
 
Zouden wy één dropje ontrooven
 
Aan den drooggeschroeiden grond?
 
Stoorloos moog' die goudstroom vloeijen,
 
En een' daauw van paerlen sproeijen,
 
Die het armlyk veldgewaad
 
Tooijen met vernieuwd sieraad.
 
Stoorloos moog' natuur verryken,
 
En, herboren na 't bezwyken,
[pagina 61]
[p. 61]
 
In volwassen schoonheid pryken,
 
Met de blydschap op 't gelaat.
 
Haasten we ons hier neêr te vlyën,
 
Vieren we ons vernoegen bot,
 
Laten we onze zangen wyën
 
Aan den milden zomergod:
 
't Is de bloem der jaargetyên,
 
't Is de vader van 't genot.
 
Laten we ons in 't groen verfrisschen,
 
Dat zyn' luister weêr verhoogt;
 
'k Zal 'er beide uw koontjes wisschen;
 
't Zweet is noch niet opgedroogd.
 
'k Zal u streelen, 'k zal u prangen,
 
'k Zal u knellen naar myn' lust,
 
Kusschen tegen mond en wangen:
 
Nimmer word ik moê gekuscht.
 
Wat verrukking, wat vermaken
 
Als men last en zorg verzaken
 
En in 't lover rusten mag!
 
Als we 'er zoete zuchtjes slaken,
[pagina 62]
[p. 62]
 
Prangend kusschen, zwoegend haken,
 
Door natuur vertederd... ach!
 
Van den gloed der liefde aan 't blaken...
 
Weêr den koelen avond smaken,
 
Na den heeten zomerdag!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken