Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 3 (1805)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 3
Afbeelding van Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.36 MB)

ebook (2.83 MB)

XML (0.09 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
lyriek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 3

(1805)–Hendrik Tollens–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 63]
[p. 63]

Herfst.

 
Voel den hemel op ons hoofd
 
Reeds zyn' kouden adem lozen.
 
Laat ons op dit plekje poozen,
 
Waar een handvol kwynend ooft
 
Noch de windvlaag is ontroofd.
 
Kom, Danire! zet u neder,
 
Sla uwe oogjes heen en weder,
 
Naar den hemel, naar den grond.
 
Voel de lucht thans, die, in 't gloeijen,
 
't Zweet van 't hygend lyf deed vloeijen,
[pagina 64]
[p. 64]
 
't Vocht deed stollen in den mond;
 
Zie thans veld en akkers rond,
 
Waar het koren stond te bloeijen,
 
Waar het kruid te lagchen stond!
 
Raap, Danire! met uw handje
 
In 't gevlochten hengelmandje,
 
Vruchtje op vruchtje, in 't rond verstrooid;
 
Laten we ons naar 't boschje spoeden,
 
Waar de wind, in 't grimmig woeden,
 
't Siersel van de kruinen gooit,
 
En de stammen naakt onttooit.
 
Waar is 't lommer? waar is 't lover?
 
Waar is liefde een schuilplaats over,
 
Om te kozen op het land?
 
Waar de schaduw thans te vinden,
 
Die de bladen van de linden
 
Plag te schildren langs het zand?
 
Wend uwe oogen, door de boomen,
 
Ginder, naar de verre weî,
 
Waar we op 't lentefeestje komen,
[pagina 65]
[p. 65]
 
En by 't klinken der schalmei,
 
Aan de pasöntdooide stroomen,
 
Dartlend juigchen in den rei:
 
Ziet ge 'er 't welig vee noch grazen?
 
Hoort ge 't snuiven door het dal?
 
Neen: waarop zou 't langer azen?
 
Dorre bladen zyn het all'...
 
't Loeit reeds in den vunzen stal.
 
Zie! wat springt daar uit de hagen?
 
't Is een hert. Darine! kom!
 
Vlieden wy den jagrendrom,
 
De eedlen, die al 't bosch vertsagen,
 
En op wild en meisjes jagen:
 
Spoên we ons naar het dorp weêröm,
 
'k Zie de zon reeds kimwaarts dalen,
 
En haar vroeg verflaauwde stralen
 
Spreiden voor 't verrascht gezigt
 
Reeds een treurig scheemrend licht.
 
Voel, hoe jaagt de wind den regen
 
Uit den Noorderhoek ons tegen!
[pagina 66]
[p. 66]
 
Dek uw' lieven boezem dicht.
 
Spoên we ons door de ontblaêrde lanen;
 
Vliên wy 't woeden van de orkanen,
 
Wier ter neêrgestort gewigt
 
Plantjes plettert en ontwricht.
 
Maar, wat kwelling moge u prangen?
 
Wat toch vloeit 'er langs uw wangen?
 
'k Wisch vergeefs hen telkens droog;
 
'k Voel het vocht 'er over stroomen:
 
Zyn het droppels van de boomen?
 
Zyn het traantjes uit uw oog?
 
Weent gy om de zomerdagen?
 
Vreest gy voor de najaarsvlagen?
 
Kost de winter, die ons beid,
 
U de traantjes, die gy schreit?
 
Och, wy bonden zware schoven,
 
En wy dorschten ryklyk graan:
 
Zie de schuren, tot van boven,
 
Met de vrachten vol gelaên,
 
En de stutten, moê van 't sloven,
[pagina 67]
[p. 67]
 
Door de vracht te wagglen staan.
 
Wat genoegen zal 't ons geven,
 
Schoon de stormen óm ons woên,
 
Smaken we in het lenteleven
 
Vruchten van het herfstsaizoen!
 
Och, ik zie de lenterozen
 
Op uw volle wangen blozen;
 
Liefde jaagt den zomergloed,
 
Vlammende, door 't jeugdig bloed;
 
'k Hoor der voglen blyde zangen
 
Scheller door uw stem vervangen,
 
En wat geef ik toch om 't veld,
 
Als gy me in uwe armen knelt,
 
Als gy, me aan uw' boezem prangend,
 
Smachtend om myn schoudren hangend,
 
Kuschjes op myn wangen telt?
 
Als ge uw tederkwynende oogen
 
Lonkend ketent aan de myn',
 
En wy 't schatrend heil verhoogen
 
Door den verschgepersten wyn?
[pagina 68]
[p. 68]
 
Laat het gieren, laat het loeijen,
 
Laat de zon, vermoeid van 't gloeijen,
 
Zich ter vlugt naar 't Westen spoeijen,
 
En verschuilen achter 't lisch;
 
Laat de nacht den dag bedreigen,
 
Laat natuur ter sluimring neigen,
 
Als de liefde, 't schertsen eigen,
 
Ons genot schept uit gemis.
 
Knel uw' boezem aan den mynen!
 
Mogt ook all' wat leeft verkwynen,
 
Liefde, met zichzelf te vreên,
 
Troost zich door zichzelve-alleen;
 
Mogt ook de aardbol rugwaarts zwenken,
 
Haar kan geen verwoesting krenken,
 
Wat die neêrploffe óm haar heen!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken