Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Leesbaar landschap (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Leesbaar landschap
Afbeelding van Leesbaar landschapToon afbeelding van titelpagina van Leesbaar landschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.56 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/aardrijkskunde-topografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Leesbaar landschap

(1998)–Willem van Toorn–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 127]
[p. 127]

Vormgevers in het landschap

De zachte krachten zullen zeker winnen
Henriëtte Roland Holst

Meer dan twintig jaar geleden was ik eens getuige van een gedachtewisseling tussen twee vooraanstaande vormgevers. Een van hen zei serieus, dat hij het zo jammer had gevonden dat bij de Parijse studentenacties van 1968 (die toen nog maar net achter de rug waren) de spandoeken en borden zo slordig beletterd waren geweest, doordat daar geen vormgever aan te pas was gekomen. De tweede had juist die spontane, naïeve belettering een bron van inspiratie gevonden voor zijn vak.

Ziedaar in een notendop het dilemma van de vormgeving: wát geef je vorm? waar blijf je af?

 

Vormgeving manifesteert zich steeds meer op alle terreinen van de samenleving, als een afzonderlijke discipline die in de opleidingen wordt voorzien van steeds complexere theoretische onderbouwingen. Maar in de praktijk is al die theorie niet van veel belang, en manifesteert de vormgeving zich toch vooral als een persoonlijk ‘statement’ van de vormgever, vaak meer gedicteerd door diens particuliere hangups en ideetjes dan door vormwetten of functionaliteit. Zo lijken voor mij ongeveer alle interieurs van moderne restaurants op elkaar, met stoelen die zomin mogelijk aan stoelen moeten doen denken en waarop je al na het voorgerecht niet meer kunt zitten zonder je rug te kraken.

Nu is dat in het particuliere domein niet zo'n ramp. Niemand verplicht mij in zo'n restaurant te gaan eten, of de

[pagina 128]
[p. 128]

koffiepot van Aldo Rossi te kopen die in alle esthetisch verantwoorde spulletjeswinkels staat, of de uit gespannen draden en stangetjes opgebouwde fiets of de lamp die op een kruisraket lijkt. Ik wil al die statements niet in mijn huis hebben, omdat ik niet in een voortdurende discussie wil verkeren met de dingen om mij heen. Met al die toevoegingen begeeft de vormgeving zich op het terrein van de kunst; ik wil zo'n discussie wél voeren met de schilderijen, de boeken en de muziek om mij heen - daar verwacht ik uitspraken van.

Het ligt anders in het publieke domein. Een van de rampen van een verblijf in de voormalige socialistische Oostbloklanden was, dat je er voortdurend door een opvoedende overheid in straten en op pleinen met statements werd lastiggevallen: overal waar je keek rode spandoeken en borden met beledigend infantiele teksten. Zoals je in landen als Frankrijk en Italië wordt geterroriseerd door de rijen reclameborden langs de weg - een andere visie op de samenleving, maar even irritant.

Erger zijn eigenlijk de sluipende, minder openlijke vormen, die je niet confronteren met de opinies van een systeem, maar met de persoonlijke gedachten (of wat daarvoor doorgaat) van de vormgever. De kinderachtige ‘inrichting’ van het Damrak bijvoorbeeld, met rare groene sculptuurachtige palen en paaltjes, waarmee de trendgevoelige stad Amsterdam waarschijnlijk voor decennia is opgezadeld, of het flauwe postmoderne boogje aan het Kleine Gartmanplantsoen, met zijn quasi-Latijnse tekst (‘Grapje - moet kunnen’).

Ik heb in het publieke domein geen behoefte aan al die uitspraken van meer of minder diepzinnige geesten - maar anders dan thuis is er geen ontkomen aan. Ik kan postzegels met een halfverborgen politiek statement van een grafisch vormgever niet teruggeven aan het loket, het Damrak niet voor altijd mijden, niet elke keer mijn hoofd omdraaien als er weer

[pagina 129]
[p. 129]

een tram met een truttige beschildering langskomt. (Wat was er eigenlijk tegen het blauw van de oude Amsterdamse tram?)

Ben ik tegen het ‘individuele’ in vormgeving, architectuur, typografie? Nee natuurlijk - maar het is van doorslaggevend belang dat de vormgever zich realiseert in welk domein hij werkzaam is. Bij het ontwerpen van een woonhuis of een kantoor voor een individuele opdrachtgever mag de architect wat mij betreft zijn gang gaan, zoals de graficus in zijn vrije collages of tekeningen. Maar in de inrichting van de publieke ruimte, in de typografie van de verzamelde werken van mijn meest geliefde dichter, wens ik niet door al die individuele uitspraken lastiggevallen te worden. Als de vormgever daar statements ten beste wil geven, had hij maar dichter of beeldend kunstenaar moeten worden.

In de discussie over de toekomst van het rivierengebied zijn we, naar ik vrees, het punt genaderd waarop de vormgevers (hier genaamd landschapsarchitecten) in de gaten moeten worden gehouden. Er valt weinig te voorspellen over de afloop, maar gezien de geschiedenis vrees ik dat het er wel op zal neerkomen dat we van alles een beetje doen: toch de dijken verzwaren maar hier en daar een ietsje minder, een paar extra dijkhuizen sparen, een enkel kunstmatig moerasje laten ontstaan om de natuurvrienden rustig te houden. Om het zo ontstane landschap opnieuw ‘in te richten’ zullen de landschapsarchitecten te hulp worden geroepen - maar het zou een schande zijn als een waardevolle vormgeefdiscipline als de hunne op zo'n manier zou worden ingezet, én als ze zich daarvoor lieten gebruiken. Ze zouden dan in de positie komen van de vormgever uit mijn inleiding die zo graag de spandoeken van de studenten had vormgegeven. Ik zou ze liever zien werken als de andere, die vond dat de naïeve belettering van de spandoeken een inspiratie voor hem kon zijn.

[pagina 130]
[p. 130]

Ik denk dat er voor de aanpak van het rivierengebied in grote trekken nog steeds twee fatsoenlijke benaderingen zijn.

De eerste gaat uit van de overtuiging dat de grote ingrepen uit veiligheidsoverwegingen nu eenmaal nodig zijn - maar dan zou er over de uitgangspunten ook werkelijk eens goed moeten worden nagedacht. Dat zou kunnen door de discipline van de landschapsarchitectuur bij de plannenmakerij te betrekken voordat er verder ook maar één spa in de grond wordt gestoken. Ook de landschapsarchitect zelf zou ervoor moeten bedanken, op te treden als ‘herinrichter’ van een vernield landschap. De landschapsarchitectuur zou een visie moeten ontwikkelen op de betekenis van de dijken, de traditionele vormen van bewoning, begroeiing enzovoort, en pas op basis van die visie zouden de dijkverbeteraars aan de slag mogen. In De blauwe kamer/profiel (oktober 1992) formuleert landschapsarchitect Noël van Dooren daar een aantal belangrijke ideeën over. Hij pleit bijvoorbeeld voor een manier van ontwerpen die een nieuwe samenhang in het gebied oplevert, en niet bestaat uit een verbrokkeld geheel van lokale oplossingen. En voor een omgang met de bewoning, die niet als enige alternatieven de sloop of handhaving van dijkhuizen kent, maar ook nieuwe, creatieve oplossingen toestaat.

 

De tweede benadering van het probleem gaat uit van de overtuiging dat het gebied cultuurhistorisch zó waardevol is dat het werkelijk zomin mogelijk moet worden aangetast bij de noodzakelijke verbetering van de dijken. De taak van de landschapsarchitect zou hierbij moeilijker zijn dan bij de eerste aanpak, maar zeker zo boeiend. Hij zou optreden als de tweede vormgever met de spandoeken: hij zou de in de loop van eeuwen ontstane ‘naïeve architectuur’ van het landschap bestuderen met de bedoeling die zoveel mogelijk onaangetast te laten.

Maar ik houd mijn hart vast. De krantenberichten over de

[pagina 131]
[p. 131]

sluipende hervatting van de dijkverzwaring door het polderdistrict Groot Maas en Waal (dat beloofd had de uitslag van het onderzoek door de commissie-Boertien af te wachten) spreken boekdelen. Het polderdistrict, schijnt de verantwoordelijke dijkgraaf te hebben gezegd, had ‘via interne kanalen’ vernomen dat het rapport van de commissie-Boertien ‘niets nieuws zou bevatten en dat daarom op de oude voet kan worden doorgegaan met dijkversterkingen’. Zo'n handeling illustreert meer dan enige discussie of enig onderzoek dat het bij de hele dijkverzwaringskwestie gaat om een mentaliteit. Men is wel of niet bereid tot zorgvuldige, liefdevolle omgang met het landschap, zo simpel is het.

Voor de landschapsarchitecten betekent dat de keus tussen zich laten gebruiken om de vernieling wat te verzachten met een bomenschermpje hier en een verbeterd taludje daar, of werkelijk eigen vormgeef-ideeën ontwikkelen en daarvoor staan.

Ik houd dus mijn hart vast. De predikers van het economisch en technologisch groeidenken interesseren zich geen bal voor enig landschap. Ze vinden het allemaal gezeur. Terwijl anderen zich zorgen maken over het land waarin we in de toekomst moeten leven, willen zij alleen Betuwespoorlijnen en een zo recht mogelijk getrokken rivier om met zoveel mogelijk duwbakken tegelijk heen en weer te kunnen razen. Het klinkt cynisch, maar ik ben ervan overtuigd dat de commissie-Boertien alleen is ingesteld omdat het, door de druk van de publieke opinie, niet anders meer kón - niet omdat er een begin van inzicht daagde in het hoofd van onze bestuurders. Die hebben tot nog toe weinig blijk gegeven van twijfel aan de grootschaligheid.

Ik vrees dat de landschapsarchitectuur tegenover zoveel botheid weinig in te brengen zal hebben. Ik vrees dat de ‘zachte krachten’, in tegenstelling tot wat de dichteres Henriëtte Roland Holst hoopte, niet zullen winnen. Maar ik zou graag van het tegendeel overtuigd worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken