Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lees en luister. Deel 9 (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lees en luister. Deel 9
Afbeelding van Lees en luister. Deel 9Toon afbeelding van titelpagina van Lees en luister. Deel 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.76 MB)

Scans (44.32 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
non-fictie/schoolboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lees en luister. Deel 9

(1947)–H.J. Tromp–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 42]
[p. 42]

9. De Ontdekking van Amerika. 1.



illustratie
Monument van Columbus te Mexico-stad.


Hieronder volgt de beschrijving van Columbus' eerste Oceaanreis. Vooraf enkele bijzonderheden.

De ontdekker was in het bezit van een wereldkaart, ontworpen door Toscanelli, een beroemd Italiaans professor.

Van Ferdinant en Isabella, het Spaanse koningspaar, kreeg hij na jarenlange bedeltochten achttien duizend gulden en drie scheepjes.

Twee hiervan, de Nina en de Pinta, waren geheel open vaartuigen. Maar het grootste, de Santa Maria, was tenminste van een dek voorzien.

Geen zeeman had echter zoveel vertrouwen in de onderneming, dat hij meedurfde. Gelukkig boden zich twee Spaanse zeekapiteins aan, de gebroeders Pinzon. Die stonden bekend als dappere kerels en bevaren zeelui. Op hun voorbeeld lieten zich toen ook enige matrozen monsteren. Maar hun aantal was ontoereikend. Daarom schonk de koning gratie aan gevangenen, als zij dienst namen bij de expeditie. Zo kwamen er tientallen dieven en moordenaars aan boord.

Zij wisten, dat zij een hachelijk avontuur tegemoet gingen.

[pagina 43]
[p. 43]

Daarom spraken allen op de dag vóór het vertrek een generale biecht bij pater Antonio en hielden een algemene H. Communie. Een betere voorbereiding hadden zij zeker niet kunnen kiezen.

 

De volgende morgen, Vrijdag 3 Augustus 1492, in de

illustratie
De ‘Santa Maria’, het schip van Columbus.


vroegte, waren honderden samengestroomd naar de haven van Palos; alle manschappen waren reeds aan boord gegaan: Martin Pinzon op de Pinta, Janes Pinzon op de Nina, de vlootvoogd zelf op de Santa Maria.

Op de kade hieven de mensen een luid gejammer aan;

[pagina 44]
[p. 44]

pater Antonio trachtte tevergeefs de menigte gerust te stellen; met luider stemme zegende hij de kleine vloot. De touwen werden losgemaakt, de zeilen gehesen, en langzaam dreven de schepen zeewaarts. Nog geruime tijd bleven de mensen aan wal jammeren over zóveel roekeloosheid; zelfs op de schepen waren genoeg manschappen, die reeds, nog in 't gezicht van de haven, terug wilden keren. Daarvoor was het echter te laat; de reis was begonnen.

 

De Oostenwind bolt de zeilen; vlug glijden de kleine schepen over de Oceaan. De admiraal legt de manschappen uit, dat de aarde rond is; dat ze zeker in het Oosten zullen komen, ofschoon zij westwaarts varen; dat in het Oosten het goudland is; dat zij allen rijk kunnen worden. Met ongelovige oren horen zij hem aan; tegenspreken durven zij niet, doch het blijft hun een raadsel, hoe de wereld rond kan zijn en hoe, vóór hen uit, het goudland liggen kan. Ook de gebroeders Pinzon sloven zich uit om de domme kerels te doen begrijpen, dat alles zo is, als de admiraal zegt; zij houden er echter maar mee op; de mannen begrijpen er niets van.

Het is dan ook bijna onmogelijk te geloven in een ronde aarde midden op de Oceaan. Niets anders dan water en lucht zien de schepelingen, dagen lang. Het platte watervlak reikt tot aan het ronde hemelgewelf - en nimmer schijnt er een einde aan te komen. Des avonds is het gelijk des morgens, en des morgens gelijk des avonds, dag in, dag uit.

Ook is er niets te doen voor de manschappen; de wind is steeds Oost, dag en nacht; geen hand behoeven de lui uit te steken; zeilen reven of strijken is niet nodig. Zij hebben dus alle tijd om te praten; de een maakt de ander bang; zij werpen verdachte blikken op de admiraal, die met de armen over de brede borst gekruist, als een standbeeld zo roerloos, op het voordek staat, en maar speurt en speurt over het wijde watervlak.

[pagina 45]
[p. 45]

Columbus zèlf is óók niet gerust. Hij tekent van dag tot dag aan, hoeveel mijlen de kleine vloot reeds afgelegd heeft; als hij dan in zijn hut aan het berekenen gaat, blijkt hem al spoedig, dat de kaart van Toscanelli niet juist is. Al drie weken heeft de zeereis geduurd. Zipangu (Japan) moest reeds bereikt zijn; neen, de kaart is bepaald verkeerd!

De admiraal houdt dit geheim; als hij op het dek is, bemèrkt nìèmand iets van zijn zorgen.

Maar er zijn ook andere zorgen dan deze! De manschappen verbergen hun misnoegen niet langer. Zij omringen de admiraal; zij eisen, dat de schepen het roer zullen wenden en terug zullen keren; zó zeilen zij rechtstreeks naar het einde van de Oceaan; het zal niet lang meer duren, of de schepen storten naar beneden en vallen in de hel. De hitte van de hel is reeds merkbaar; de lucht is immers veel heter. Ja, het hellevuur schijnt reeds door het water heen; ziet de admiraal niet, dat de Oceaan geel-rood is gekleurd?

De bruine ogen van de admiraal fonkelen van ingehouden toorn; zijn forse gestalte richt zich hoog op. Het is toch gekkepraat van die mannen, maar hij moet voorzichtig zijn. Hij begint hen opnieuw uit te leggen, dat zijn plannen goed zijn; hij verzekert hen, dat zij stellig het goudland zullen bereiken; eten is er immers nog genoeg aan boord, en drinken ook.

Ditmaal laten de manschappen zich nog gezeggen: de admiraal is zo zéker van zijn zaak, hij spreekt met zóveel vuur, hij is zo edel van houding, zo kloek van gestalte, dat niemand hem durft tegenspreken.

Dan komt de nacht. Columbus zit in zijn hut; hij kan niet slapen; van zijn eigen angst mag hij niets laten blijken; hij moet zich kloek en groot houden. Maar hijzelf bezwijkt bijna onder de zorgen.

Zijn eer is er mee gemoeid; moet hij terugkeren, dan zullen geheel Spanje en Portugal hem bespotten; ja, dan wacht hem zeker de gevangenis, en in elk geval is hij dan een verloren

[pagina 46]
[p. 46]

man. Vaart hij verder, wat vindt hij dan? Zipangu is hij op de kaart al voorbij; heeft hìj ongelijk, of heeft professor Toscanelli ongelijk?

Diepe rìmpels trekken deze zorgen op zijn hoog voorhoofd; zij ontroven hem de slaap.

De volgende morgen merkt niemand iets meer van Columbus' bekommernissen; flink en kloek staat de admiraal op de voorplecht van zijn schip.

Een week gaat voorbij, en nòg is er geen land te zien.

Nu is het met het geduld van de ontevreden bemanning uit. Ze omsingelen Columbus, en slingeren hem allerlei verwijten naar het hoofd; het eten verminderde zienderogen; hij voerde hen in de dood; hij had hen bedrogen. Het wordt een formeel oproer. Vooral een der ontslagen gevangenen is zeer brutaal; hij is de eigenlijke raddraaier; hij heeft de anderen opgestookt. Columbus doorziet hem. Als de man met gebalde vuisten op de admiraal toetreedt, is deze hem voor: hij pakt de schreeuwer aan, en smakt hem neer op het dek! De anderen staan ontzet; een kérel toch, die vlootvoogd!

‘Mannen,’ zegt Columbus, ‘oproer duld ik niet; jullie kunt mij vertrouwen; binnen drie dagen zullen wij land zien; en zo niet, dan keren wij terug.’

Nogmaals schenken de manschappen vertrouwen aan hun leider. Doch in de nacht, die volgt - de nacht van Dinsdag 9 October op Woensdag 10 October - wijkt de slaap van Columbus. Hij gelooft vast en zeker, dat hij Indië zal bereiken. Maar heeft hij ook te veel beloofd? Hij knielt neer voor het beeld van de Verlosser, en smeekt om redding in deze grote nood.

Ondertussen zeilen de drie schepen verder; als de volgende morgen de zon opgaat, is het Woensdag 10 October, de acht en zestigste dag van de uitreis. Maar er is nog niets anders te zien, dan lucht en water, water en lucht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken