Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lees en luister. Deel 9 (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lees en luister. Deel 9
Afbeelding van Lees en luister. Deel 9Toon afbeelding van titelpagina van Lees en luister. Deel 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.76 MB)

Scans (44.32 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
non-fictie/schoolboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lees en luister. Deel 9

(1947)–H.J. Tromp–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

8. Het oude Mannetje.
Een oud sprookje uit het hemelse Rijk.

Lang, heel lang geleden woonde ergens in het onmetelijke grote keizerrijk China een straatarm boertje, Wan Fo Tai geheten, een man, die steeds de grootste moeite had met voor zijn vrouw en kinderen te zorgen. Zijn beide zoontjes, Tai Han en Tai Foe, waren een paar echte rakkers, en daar rakkers steeds zoveel mogelijk ravotten, en ravotten erg hongerig maakt, kun je begrijpen, dat Tai Han en Tai Foe elke dag een paar flinke porties rijst aankonden.

[pagina 37]
[p. 37]

En vader Wan Fo Tai, die zo heel erg arm was, moest maar zien, dat hij steeds het nodige geld bijeenraapte, om de honger van zijn spruiten te stillen. Het kleine stukje land, dat hij bezat, leverde niet genoeg op, ook al werkte hij elke dag heel hard, en daarom had vader Wan er dit op gevonden, dat zijn beide jongens iedere dag naar de grote rivier zouden gaan, om daaruit het drijfhout te vissen, dat de stroom van verre oorden meevoerde naar de zee.

De streek, waar de familie Wan woonde, was een boomloos heuvelland, en doordat de bomen er ontbraken, was hout er erg schaars en dus duur.

Wanneer men het drijfhout uit de rivier viste en droogde, bleken de flinke stukken nog best voor timmerhout en de kleine voor brandhout geschikt te zijn. Vandaar, dat Wan zijn zoons er elke dag op uitstuurde, om hout uit het water te vissen en te drogen te leggen, en het dan later aan de dorpstimmerman en aan andere mensen te verkopen.

Zo gingen de jongens er dagelijks met een oude kar op uit, die echter niet door een paard, maar door een koe werd getrokken - want een paard bezat Wan niet. Al het gevonden drijfhout laadden de jongens op de kar, om het naar huis te vervoeren.

Eens, toen een der rakkers, Tai Han, ijverig aan de rivier bezig was met het inzamelen van hout, kwam er een oude man naar hem toe, die hem de weg vroeg naar een dorp in de omgeving.

‘Van hieruit kan ik u de weg niet wijzen, genadige heer,’ zei Tai Han met een eerbiedige buiging, wijl hij tegen een oude man sprak. ‘Maar ik zal met u meegaan naar een plek op gindse heuvel, vanwaar u het dorp kunt zien liggen.’

En zo wees hij de vreemdeling de weg en behandelde hem met alle eerbied.

Een paar dagen later kwam de oude man opnieuw en vroeg nu de weg naar een ander dorp in de buurt, waarop Tai Han

[pagina 38]
[p. 38]

hem wederom vriendelijk van dienst was. En na een paar dagen geschiedde hetzelfde nogmaals.

Maar toen de jongen hem voor de derde maal geholpen had, zei de grijsaard: ‘Ik zie daar een paar dode vissen in het water drijven. Reik mij die eens aan!’

Tai Han deed, wat de man van hem verlangde en was niet weinig verwonderd, toen deze enige malen onder het prevelen van een paar toverwoorden langzaam over de vissen streek, die op hetzelfde ogenblik in het zuiverste goud veranderden!

‘Hier, dat geef ik je tot beloning, omdat je steeds een beleefde, dienstwillige jongen geweest bent,’ zei de onbekende, terwijl hij de knaap de gouden vissen toereikte en daarna haastig verdween.

Tai Han was in de wolken van blijdschap! Hij rende met zijn kostbare last naar de kar, legde de beide gouden vissen op het verzamelde hout en haastte zich naar huis.

Wat waren zijn ouders verheugd, toen hij hun de schat bracht! Vader Wan begaf zich direct met de beide gouden vissen naar de dichtstbijgelegen stad, en verkocht ze voor een grote som gelds aan een goudsmid.

En toen hij als een rijk man weer bij de zijnen kwam, was er groot feest. De armelijke woning werd geheel opgeknapt; allen kregen mooie kleren en voor lekker eten en drinken werd natuurlijk ook gezorgd.

Nu behoefden Wan, zijn vrouw en zijn kinderen niet meer te werken, want geld was er in overvloed. Zo dachten zij tenminste, maar het kan raar lopen in de wereld en vooral in China.

Op een kwade dag viel een grote troep rovers het land binnen en plunderde Wans huis grondig, zodat, toen de schavuiten heengingen, Wan weer straatarm was, want alles hadden de ongenode gasten meegenomen: het geld, het huisraad, alles wat eetbaar was. Niets, niets lieten de kerels achter, behalve de oude koe en de kar.

[pagina 39]
[p. 39]

Zo waren de dagen van armoede en harde arbeid teruggekeerd voor Wan en de zijnen. Wan zijn vrouw sloofde weer van de vroege morgen tot de late avond en de jongens gingen weer dagelijks met de kar naar de rivier om hout te zoeken.

Dat was allemaal lang niet prettig na het goede leventje, dat ze eerst hadden kunnen leiden, maar de Wans waren flinke mensen, die van aanpakken wisten.

Toen gebeurde het, dat Tai Hans broertje, Tai Foe, eens, terwijl hij bezig was drijfhout te zoeken, de onbekende man zag naderen, die hij naar de beschrijving van zijn broertje herkende.

‘Vlucht snel, genadige heer!’ riep Tai Foe uit. ‘Want hier in de buurt houdt zich een troep rovers op, die ons arm hebben geplunderd en die gezworen hebben, dat ze de man willen vangen, die dode vissen in goud kan veranderen, opdat hij hun steeds goud zal kunnen bezorgen!’

‘O, daarvoor ben ik helemaal niet bang,’ antwoordde de grijsaard. ‘Maar zijn dat niet dezelfde rovers, op wier gevangenneming de keizer een grote beloning heeft uitgeloofd?’

‘Ja, genadige heer. Maar niemand is het nog gelukt, ze te grijpen.’

‘Nu, dan zullen we eens zien, of wij dat niet kunnen klaarspelen,’ zei de vreemdeling, rustig lachend.

Hij liep naar de koe, die voor de kar gespannen was, streek haar over de rug, prevelde enige geheimzinnige woorden en... meteen was de koe van schitterend goud!

‘Span nu de koe maar uit en laat ze haar eigen weg zoeken. Doch volg haar steeds op enige afstand,’ beval het oude mannetje.

De verbaasde Tai Foe deed, wat hem gezegd werd en zie: de koe liep vanzelf de heuvel op, terwijl Tai Foe op een afstand volgde. Zo kwamen ze voorbij Wans huis, waar vader Wan, geholpen door Tai Han, bezig was hout te

[pagina 40]
[p. 40]

sorteren. En Wan en Tai Han sloten zich, zodra zij de gouden koe zagen, direct bij Tai Foe aan.

Steeds verder holde de koe, tot zij opeens door een troep luid-schreeuwende mannen in een andere richting gedreven werd.

‘Die koe moeten wij hebben!’ brulden de kerels. ‘Dan hebben we meteen voor ons hele leven geld genoeg!’ En ze renden als bezeten achter het blinkende dier aan.

Die tierende troep mannen nu was de roverbende, die de streek onveilig maakte. De koe liep zo hard, dat de rovers haar niet konden inhalen, al draafden ze nog zo snel. Voort ging het, steeds voort, de bergen in; over steenblokken en door doornstruiken.

‘Jaagt haar dat rotshol in!’ riepen de rovers, toen zij een spelonk in de rotsen gewaar werden. En werkelijk gelukte het hun, de koe zo in het nauw te brengen, dat het beest het hol binnendraafde.

‘Hoera! Nu hebben we haar!’ brulden de kerels en zij verdwenen eveneens in de donkere grot.

Maar daar kwam Wan reeds aangelopen, op de voet gevolgd door zijn twee jongens. ‘Vlug!’ riep Wan. ‘Nu snel de ingang afsluiten!’

En in allerijl wentelde het drietal een paar grote rotsblokken voor de opening, zodat geen muis de grot meer verlaten kon. Daar zaten dan alle rovers keurig netjes gevangen!

Toen liep Tai Han, zo vlug als zijn benen hem dragen konden, naar de stad, om daar te melden wat er geschied was en hij kreeg direct een groot aantal soldaten mee, die de misdadigers moesten inrekenen.

Nadat de soldaten de stenen voor de ingang van de grot opzij gerold hadden, duurde het niet lang, of alle rovers waren geboeid en stevig twee aan twee aan elkaar vastgebonden.

Maar toen eindelijk de koe uit de grot te voorschijn kwam, bleek, dat zij niet meer van goud was. Het oude beestje zag

[pagina 41]
[p. 41]

er uit, zoals het voordien geweest was: een armzalig hoopje vel-over-been.

‘Nu ben ik nog net zo arm als te voren,’ klaagde boer Wan, maar de aanvoerder der soldaten, die dit hoorde, riep uit: ‘Neen Wan, want je hebt de grote beloning, die de keizer op het vatten van de rovers uitgeloofd heeft, eerlijk verdiend.’

En zo geschiedde het dan, dat Wan in de stad een grote zak vol goudstukken ontving, waardoor hij in één slag weer een rijk man was. Zijn huis liet hij opnieuw goed inrichten, zijn zoons liet hij studeren, en voortaan leefden Wan en zijn vrouw een gemakkelijk leven als vermogende mensen, die niet bezorgd behoefden te zijn, dat hun alles weer afgenomen zou worden. Want de rovers waren voorgoed onschadelijk gemaakt.

Uit: Humor en Ontspanning, van de Katholieke Illustratie

X

Hij had gelijk.

Onderwijzer (in de tweede klas): ‘Wie van jullie kan me eens een dier noemen, waar geen enkel botje in zit?’

Algemeen zwijgen.

Onderw.: ‘Kom, een dier zonder botjes!’

Fritske, die niet uitmunt door een groot verstand, steekt de vinger op.

Onderw. (verwonderd): ‘Jij, Frits?... Noú, zeg het dan eens!’

Fritske: ‘Een pier!’

Onderw.: ‘Knap hoor!... Kom, wie kan er nu nog eens zo'n dier opnoemen?’

Fritske steekt, met een stralend gezicht, ogenblikkelijk weer de vinger op.

Onderw. (verbaasd): ‘Wel Frits... jij alweer??’

Fritske (triomfantelijk): ‘Nòg een pier!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken