Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De oorsprong en uitlegging van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden, opgeheldert tot grondig verstand der vaderlandsche moedertaal. Deel I (1726)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.55 MB)

ebook (3.11 MB)

XML (1.24 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De oorsprong en uitlegging van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden, opgeheldert tot grondig verstand der vaderlandsche moedertaal. Deel I

(1726)–Carolus Tuinman–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina *13]
[p. *13]

H.

HAdden wy alle eenen zin, wy liepen alle eenen weg.231
Had ik dat geweten.175
Had ik, quam te laat.175
Half en half, gelyk men de leeuwtjes scheert.346
Halte houden.156
Hand van de bank, 't vleesch is verkocht.87
Hansken in de kelder.88
Hebben is hebben, krygen is de kunst.126
Hebt gy geen kan, gebruikt de leêr.80
Heden my, morgen dy.318
Heeft de Droes het paard, hy neme den toom daar toe.178
Heeft hy eyeren, hy zal wel doppen maken.303
Heeren boeken zyn duister te lezen.77
Heilig avond hebben.25
Helpt u zelven, zo helpt u God.124
Het appelmannetje komt om zyn geld.112
Het beste brood legt men op de venster.97
Het bloed kruipt daar 't niet gaan kan.371
Het brand'er.370
Het hangt hem aan de vingeren.133
Het heeft veel voeten in de aarde.247
Het hoogste recht is 't hoogste onrecht.224
Het is geklonken.254
Het kan lezen en schrijven.340
Het luistert nauw.230
Het nachtegaaltje op de peuluw.88
Het rookt daar.94
Het spant'er.252
Het trouwen komt als 't kakken aan.86
Het ty wacht na niemand.55
Het vuur is hem aan de voeten gelecht.56
Het waait uit dien hoek.249
Heul! heul!58
Heusje komt op zyn beusje.265
Hoe komt Saul onder de Profeeten?4
Hoe men den drek meer roert, hoe hy meer stinkt.232
[pagina *14]
[p. *14]
Hoe nader by den avond, hoe verder van huis.156
Hoe nader Romen, hoe slimmer Christen.30
Hoe past hem dat harnas?4
Hoeren en boeven spreken altijd van hunne eere.365
Hoeren en boeven zyn lichte vracht.75
Hokus bokus spelen.183
Hola.339
Holland is in last.300
Honger is de beste sauçe.97
Honig om den mond smeeren.186
Hooge boomen vangen veel wind.77
Hooren zeggen is half gelogen.194
Hou den man, hy wil vechten.276
Houd u op de beenen, zo word gy van de nachtmeer niet bereden.33
Houd uw beentje styf.37
Hy behoeft veel bry, die elk den mond zal stoppen.111
Hy betert zich als de oude wolven.356
Hy betert zich als zuur scherpbier op den tap.115
Hy blaast heet en koud uit eenen mond.186
Hij boorde een ander gat.336
Hy bouwt kasteelen in de lucht.257
Hy brengt ze meê, die 't omstooten.86
Hy broed een slang in zijnen boezem.91
Hy byt reuën en teven.198
Hy dient onder Kapitein Rondhemd.92
Hy doet alle kattenquaad.368
Hy doet dat op zyn eigen houtje.81
Hy doet het om den broode.8
Hy doet monikenwerk.29
Hy doet water in zyn wijn.115
Hy doet zyn best, gelijk de kinderen die in 't bed k......163
Hy domineert als Bouwens geest.24
Hy draagt vuur in de eene, en water in de andere hand.186
Hy draait een strop om zyn eigen hals.236
Hy draait'er zyn aars uit.240
Hy draait het spel op zyn duim.252
Hy drijft op zyn eigen wieken.129
Hy durft niet kikken.288
Hy eet met lange tanden.108
Hy eet tegen heug en meug.108
Hy eet zyn hart op.102
Hy eet zyn korentje groen.105
[pagina *15]
[p. *15]
Hy fronsselt zyn voorhoofd.310
Hy gaat by den Duivel te biegt.26
Hy gaat daar een voet te hooger op.256
Hy gaat druipsteerten heen.283
Hy gaat druipsteerten heen, als een rekel dien de steert afgekapt is.334
Hij gaat in grasduinen.100
Hy gaat met een papieren harnas.139
Hy gaat naar huis.7
Hy gaat niet vast in zyn schoenen.194
Hy gaat van den tand.317
Hy gaârt daar een vuist dik spek over.102
Hy geeft den boomgaard op.173
Hy gelooft dat de kerk gelooft.30
Hy gelooft geen Heiligen, of zy moeten mirakel doen.32
Hy giet het in alle vormen.252
Hy grypt naar de schaduw.131
Hy gunt hem 't licht in de oogen niet.171
Hy haalt het hemd over den rok.342
Hy haalt het paard van Troyen in.47
Hy haalt te veel wand over hoop.144
Hy haalt zyn hart op.101
Hy hangt de huik naar den wind.248
Hy hangt van fieltery aan een.204
Hy heeft achter de hage gelopen.242
Hy heeft buiten den pot gepist.345
Hy heeft daar den hooi van.276
Hy heeft daar den vollen hou.302
Hy heeft daar geen handwater by.6
Hy heeft daar geen muts op.309
Hy heeft daar hair gelaten.282
Hy heeft daar zyn boontjes op te weeken gelegt.98
Hy heeft dat op zyn duimtje.191
Hy heeft dat op zyn kerfstok.137
Hy heeft dat op zyn lappen gekregen.297
Hy heeft dat weg, als of 't een hond hem gebeten had.349
Hy heeft dat zo vast als een hand vol vliegen.131
Hy heeft de brug gelegt.56
Hy heeft de fok opgezet.142
Hy heeft de grendels doorgegeten.139
Hy heeft de hondsschoenen aangetrokken.202
Hy heeft de hoogte.121
Hy heeft de kap op den tuin gehangen.28
[pagina *16]
[p. *16]
Hy heeft de kat in de kelder gemeestert.313
Hy heeft de lever gegeten.113
Hy heeft den bout op den kop gekregen.59
Hy heeft den duim in de hand.328
Hy heeft den fijnen mantel omgehangen.12
Hy heeft den gantschen nacht gebanketteert.72
Hy heeft den voet in den beugel.250
Hy heeft den wolf by de ooren.235
Hy heeft de oudste brieven.237
Hy heeft de papegaai geschooten.38
Hy heeft de schaapen gewacht om de keutels.95
Hy heeft Dirk aan 't oor geslagen.121
Hy heeft een blaauwe scheen geloopen.86
Hy heeft een blok aan 't been.160
Hy heeft een breeden rug.202
Hy heeft een buffels huid.298
Hy heeft een Christoffel die hem draagt.23
Hy heeft een goede buy.325
Hy heeft een harde noot te kraaken.112
Hy heeft een heiligje verdient.26
Hy heeft een kalf gemaakt.121
Hy heeft een klokje hooren luiden.196
Hy heeft een knip weg.120
Hy heeft een kraai geschoten.242
Hy heeft een krul meer dan een verkenssteert.256
Hy heeft een langen neus gekregen.250
Hy heeft een roes weg.121
Hy heeft een slag van den windmolen.271
Hy heeft een slipper gekregen.182
Hy heeft een stuk van een oud net gegeten.316
Hy heeft een tuit.256
Hy heeft een vaag uit de pan.103
Hy heeft een wild hair in den neus.34
Hy heeft'er de hand in gehad.5
Hy heeft'er den bek by ingeschoten.318
Hy heeft'er den duim op.328
Hy heeft'er een op zyn schede.281
Hy heeft'er geen handwater by.6
Hy heeft'er van zyn veêren gelaten.24
Hy heeft'er zyn mond op gemaakt.98
Hy heeft geen troef.264
Hy heeft geen kind nog kraai.169
[pagina *17]
[p. *17]
Hy heeft haar zo lief als een oud paard zyn moêr.91
Hy heeft hair op zyn tanden.286
Hy heeft hem beet.296
Hy heeft hem onder de sim.328
Hy heeft het achter de ooren.18
Hy heeft het graauw op zyn hand.252
Hy heeft het harpoen in 't lijf.240
Hy heeft het hooi binnen.120
Hy heeft het huppelen van drie geiten.185
Hy heeft het laten zitten.115
Hy heeft het met vuilen geklaart.80
Hy heeft het niet breed.105
Hy heeft het niet vast.272
Hy heeft het onderspit gedolven.300
Hy heeft het slecht laten liggen.300
Hy heeft het spel al weg.245
Hy heeft het van eyeren gemaakt.113
Hy heeft het ys gebrooken.141
Hy heeft in zijn hoed gekakt, en dien op zijn hoofd gezet.345
Hy heeft kromme vingers.76
Hy heeft lang voor de honden geloopen.185
Hy heeft lavei gekregen.285
Hy heeft leergeld gegeven.176
Hy heeft meê een woord in 't kapittel.332
Hy heeft mooi weêr in 't hoofd.325
Hy heeft mostaart op den steert.333
Hy heeft muizennesten in 't hoofd.273
Hy heeft niet een nagel om zijn aars te krauwen.138
Hy heeft te diep in de kan gekeken.120
Hy heeft tegen de Maan gepist.14
Hy heeft van de gerstenbrooden niet gegeten.8
Hy heeft van zijn neus een anker gemaakt.122
Hy heeft veel nooten op zijnen zang.259
Hy heeft verkensdorst.100
Hy heeft vier voor uit.336
Hy heeft wat in voor 't derde pintje.120
Hy heeft wat op zijn horens.333
Hy heeft wat op zijn lever.16
Hy heeft wat op zijn muts gekregen.333
Hy heeft wat op zijn rokje gekregen.297
Hy heeft wel lust tot soppen, die zijn brood in de goot doopt.96
Hy heeft wespen in den kop.272
[pagina *18]
[p. *18]
Hy heeft witte voeten.43
Hy heeft zich laten bedodden.181
Hy heeft zich zelf dat op den hals gehaalt.293
Hy heeft zo veel als hy pikken en maayen kan.105
Hy heeft zwart op wit.237
Hy heeft zyn aars wel gekrauwt.310
Hy heeft zyn gal uitgebraakt.198
Hy heeft zyn goed door de billen gelapt.137
Hy heeft zyn handen gebrand.330
Hy heeft zyn kalfsklaauwen afgeloopen.86
Hy heeft zyn kinderschoenen weg geworpen.166
Hy heeft zyn potten wel geschraapt.323
Hy heeft zyn rekening qualyk gemaakt.65
Hy heeft zyn rokje gekeert.248
Hy heeft zyn rol gespeelt.269
Hy heeft zyn schaapjes op 't drooge.130
Hy heeft zyn trouwtje verquakkelt.87
Hy heeft zyn vrienden in zyn zak.254
Hy houd altoos een achterdeur open.233
Hy houd den gek in den mouw.43
Hy houd de pan by den steel.164
Hy houd het aan hooger boord.144
Hy houd het met de licht.75
Hy houd het op den tuy.329
Hy houd zich Jaques.185
Hy huilt met de wolven waar meê hy in 't bosch is.58
Hy is aan den grond.151
Hy is aan Lyntjes dochter getrouwt.76
Hy is achter nat.138
Hy is beest gemaakt.265
Hy is bestoven.120
Hy is buiten gedykt.256
Hy is buiten verzei.326
Hy is buiten westen.270
Hy is daar op geslepen.322
Hy is daar van gehart, als of hy met een vaatdoek om de ooren was geslagen.372
Hy is daar van niet te bet.190
Hy is dat met een stille trom voorby gegaan.335
Hy is deerlyk in de mat.278
Hy is de klem quyt.353
Hy is den Joden overgelevert.10
[pagina *19]
[p. *19]
Hy is de wind quyt.143
Hy is door den neus geboort.120. 181
Hy is Duitschen en Waalen schuldig.137
Hy is een O in 't çyfer.355
Hy is een ryke Fokker.55
Hy is'er achter geraakt.233
Hy is'er boven op.130
Hy is'er by eer de Droes zyn schoenen aan heeft.173
Hy is'er heels huids afgekomen.279
Hy is'er meê verlegen als Anne met haar moêrs ziel.66
Hy is'er wel gezien, maar niet geacht.71
Hy is geen schoot waardig.242
Hy is gefopt.181
Hy is genikt.353
Hy is gesnoten.23
Hy is gezogen.181
Hy is goed: maar was hy een vischje, men zou 't hoofdje voor de kat werpen.363
Hy is grootsch in zyn wapen.37
Hy is half zalig.34
Hy is harder en ongezeggelijker, dan een boer dien men bidden moet.327
Hy is heet gebakert.291
Hy is hier op een stroowisch komen drijven.152
Hy is in de beerenbijt geweest.298
Hy is in de boonen.271
Hy is in de kaars gevlogen.319
Hy is in de kam gebeten.278
Hy is in de knip gekomen.243
Hy is in de wol geverwt.356
Hy is in een derrygat geraakt.156
Hy is in goeden doene.303
Hy is in 't net geraakt.240
Hy is in zyn pontificaal.20
Hy is een kankaatig.109
Hy is met de kous op 't hoofd t'huis gekomen.152
Hy is met een helm geboren.33
Hy is Nero niemands vriend.255
Hy is neuswijs.182
Hy is niet op zyn dreef.208
Hy is onder een gelukkige Planeet geboren.13
Hy is op de eyeren betrapt.344
Hy is op de vleeschbank gebragt.334
[pagina *20]
[p. *20]
Hy is op een vreemde haven geweest.96
Hy is overal by met zyn kort kolfje.266
Hy is overal t'huis.159
Hy is Pietje de voorste.10
Hy is reeuws.138
Hy is rut.3
Hy is Schach mat.262
Hy is slecht te gast geweest.109
Hy is straks op zyn paard.275
Hy is 't afblaazen van de lont niet waardig.205
Hy is 't boekje quyt.45
Hy is 't bijltje quyt.5
Hy is tegen zyn meerder ingespannen.158
Hy is te Romen geweest en heeft den Paus niet gezien.30
Hy is te vreden als een oud wijf, dat haar koe verloren heeft.309
Hy is teut.121
Hy is 't hoekje te boven.144
Hy is Tiberius.49
Hy is 't katje van de baan.52
Hy is 't kind.278
Hy is 't spoor bijster.156
Hy is van alle markten weêr gekomen.185
Hy is van de goeden gekomen, hy slacht den drek.363
Hy is van den huig gelicht.184
Hy is van Kleef.168
Hy is van Plompaardyen.207
Hy is van 't hondje gebeten.348
Hy is van 't kalfje genezen.345
Hy is van zyn veld.241
Hy is veeg.317
Hy is vensterziek, niet deurziek.81
Hy is verhuist met de noorderzon.139
Hy is vinger naast den duim.361
Hy is uit de lijk geslagen.151
Hy is vogelvry.46
Hy is vol haaken en oogen.227
Hy is voor geen een gat te vangen.245
Hy is vroeg in de weer.173
Hy is wel berecht voor zyn geld.68
Hy is wel in zyn lobbe.304
Hy is zestig.34
[pagina *21]
[p. *21]
Hy is zich zelven in 't licht.250
Hy is ziek aan de lepelzucht.314
Hy is zo bot als myn elleboog.322
Hy is zo fyn als door een trap gezift.326
Hy is zo goed als een dubbeltje.362
Hy is zo goed als wijn en brood.362
Hy is zo mild, dat hy snottebellen te grabbel werpt.168
Hy is zo paaps als Duk d'Alfs hond, die at vleesch in de vasten.29
Hy is zo rijk als de Keizer, die van armoede in 't gasthuis stierf.54
Hy is zo welkom als den dief den kramer.349
Hy is zo wild, als of hy met een trommel gevangen was.245
Hy is zo wijs als zeven dulle koeyen.270
Hy kan hem om zyn vinger winden.328
Hy kan klappen als Bruggeman.56
Hy kan met al zyn vrienden wel op een ton danssen.255
Hy kan niet lijden dat de zon in 't water schijnt.171
Hy kan ook wel Duitsch.336
Hy kan zyn streng wel trekken.158
Hy klopt aan een doofmans deur.253
Hy komt bekaait uit.342
Hy komt eerst uit den dop.88
Hy komt wel beslagen ten ys.160
Hy kraakt quaade nooten.112
Hy krauwt den kop daar over.309
Hy kreeg'er een schalk oog op.329
Hy kruipt in zyn schelp.277
Hy kykt zo prat als of hem de lever ontsnoept was.333
Hy laad het al op zynen drekwagen.228
Hy laat den hond hinken.244. 371
Hy laat'er zynen aassem over gaan.196
Hy laat Gods water over Gods land gaan.172
Hy laat Paschen en Pinxteren zien.188
Hy laat vioolen zorgen.9
Hy laat zich dienen tot onder zyn stoel.329
Hy laat zich in den zak pissen.184
Hy laat zyn tanden zien.292
Hy laat zyn wieken hangen.308
Hy lacht als een boer die een hoefyzer vind.306
Hy lacht als een paard dat byten wil.306
Hy lacht in zyn vuist.306
Hy lapt de broek, en geeft het naaigaren toe.135
Hy leeft als een visch in 't water.302
[pagina *22]
[p. *22]
Hy legt'er de lap op.297
Hy legt'er een loodje by.358
Hy leid de Bruid.129
Hy liegt als een tandtrekker.192
Hy liegt als een wachter.10
Hy liegt als of hy Lutersche Psalmen zong.193
Hy liegt dat hy zwart word.193
Hy liep hem in den mond.243
Hy ligt in Jaffa.53
Hy ligt in 't zelve gasthuis ziek.315
Hy ligt my daarom zeer ten halze.253
Hy ligt op 't gypen.149
Hy ligt op zyn luimen.246
Hy loeft scherp by.335
Hy loopt als of hy een been om een duit had.284
Hy loopt by hoeren en snoeren.96
Hy loopt in 't oog.243
Hy loopt met de lijmstang.274
Hy loopt met kakhielen.312
Hy loopt met zijn kop tegen den muur.250
Hy loopt op schuifjes.103
Hy loopt voor Kalloo.58
Hy loopt voor 't lapje.274
Hy loopt voor zijn bal.267
Hy luistert met neus en mond toe.196
Hy lyd dat het winterkoren lyd.275
Hy maakt een groot boha.276
Hy maakt een groot leven.289
Hy maakt goed çier.100
Hy maakt kabrioolen.352
Hy maakt van een veest een donderslag.331
Hy maakt zich uit het stof.283
Hy maakt zynen vader tot een eerlyk man.202
Hy mag daar zyn muts wel na werpen.250
Hy mag dat wel voorby des Schouts deur dragen.133
Hy mag'er wel woonen.302
Hy mag hem in zyn dood niet zien.371
Hy mag hem noch zien, noch luchten.171
Hy mag in hemel, noch in hel.349
Hy meende om zyn steert te springen.312
Hy meende te vijsten, en hy bekakte zich.176
Hy meent daar door een stoel in den hemel te verdienen.26
[pagina *23]
[p. *23]
Hy moet dat voor suiker opeeten.323
Hy moet de fok uithouden.142
Hy moet een scherp gezigt hebben, die een maagd kennen zal.233
Hy moet hebben dat'er by staat.296
Hy moet krengen.147
Hy moet na Sint Reinuit.32
Hy moet tegen wind en stroom oproeyen.143
Hy moet verganzen.44
Hy moet voort, al had hy een bord voor zijn aars.62
Hy muist, maar maauwt niet.104
Hy naait zijnen naad.130
Hy neemt geen blad voor den mond.39
Hy neemt dat op zijn horens.292
Hy neemt dat op zijn tanden.292
Hy neemt te veel hooi op de vork.163
Hy neemt zijn paspoort onder zijn schoenen.46
Hy neemt zijn post wel waar.326
Hy noemt een schop een schop, en een spâ een spâ.223
Hy opent een deur, om een venster te sluiten.137
Hy pakt zijn spillen.159
Hy plant kool.140
Hy ploegt met een anders kalf.4
Hy praat van de sneeuw, die t'jaar viel.195
Hy praat zich zelven in den zak.194
Hy praat zijn mond mis.335
Hy preêkt voor de ganzen.336
Hy raapt steenen.295
Hy riekt naar den mutsaard.31
Hy roept als een dief in den paardestal.289
Hy roert den elleboog.261
Hy ryd aan dat touw.148
Hy ryd op de tong.201
Hy scheid met een stank.24
Hy schiet de leuyaards boog af.125
Hy schiet met spek.193
Hy schort zyn neus op.310
Hy schouwt de kans schoon.329
Hy schreit zyn oogen uit.309
Hy schud zyn lever.305
Hy schuilt achter de gordyn.251
Hy schut dat op zyn tanden.292
Hy schuurt zyn piek.284
[pagina *24]
[p. *24]
Hy slaapt als een roos.330
Hy slaapt daar niet op.173
Hy slaat de maat.259
Hy slaat den bal mis.267
Hy slaat den spijker op 't hoofd.233
Hy slaat'er na als de blinde na 't ei.267
Hy slaat'er op als beerenvleesch.298
Hy slaat'er zyn larf in.196
Hy slaat het in den wind.331
Hy slaat zyn zeissen in een anders oogst.5
Hy slacht den beul, hy eet alleen.43
Hy slacht den koster, hy zegt amen.31
Hy slacht des Keizers paard, dat pist in de groote plassen.257
Hy slacht de str...vlieg, hy maakt veel gesnor, en valt op een drek.342
Hy slendert meê, als de waard van Byleveld.57
Hy smeert de borst.118
Hy snyd den wyngaard onder de aarde.129
Hy spant de kroon.42
Hy spant de paarden achter den wagen.158
Hy speelt bankeroet.136
Hy speelt braaf voor scherminkel.290
Hy speelt de beest.291
Hy speelt den baas.289
Hy speelt den gebraden haan.290
Hy speelt haas op.283
Hy speelt mooi weêr.102
Hy speelt niet slinks by.263
Hy speelt schuilewink.234
Hy spreekt met twee monden.193
Hy spreekt my toe, als of hy my in de goot gevonden had.200
Hy spreekt op 't mes.279
Hy spreekt uit zyn tanden.291
Hy spreekt vuur en vlam.291
Hy springt in de bogt.352
Hy springt uit den band.352
Hy springt van den os op den ezel.370
Hy staat als had hy den mond vol tanden.312
Hy staat dat toe.45
Hy staat en kijkt als Piet Snot.311
Hy staat en tandtrekt.175
Hy staat en wiewauwt met alle winden.362.
[pagina *25]
[p. *25]
Hy staat in 't hemd.255
Hy staat op verloren schildwacht.343
Hy staat pal.280
Hy steekt aan de kar.253
Hy steekt de lont aan wedereinden aan.137
Hy steekt de ooren op.196
Hy steekt de spade op den dijk.172
Hy steekt de zon een kaars aan.229
Hy steekt'er de kat in.14
Hy steekt'er zyn neus in.329
Hy steekt in een quaad vel.313
Hy steent als een zieke Schotsman.314
Hy stelt de banken.290
Hy stelt de pijpen.260
Hy stelt'er geen wijze op.259
Hy stelt het op haaren en snaaren.289
Hy stelt zich aan als uitgelaten.359
Hy stelt zich schrap.279
Hy stookt daar onder.291
Hy stoot zyn voet aan den dorpel.14
Hy stryd daar voor met schild en spooren.299
Hy stuit niet veel.205
Hy teert van den hoogen boom af.118
Hy teert op zyn eigen smeer.104
Hy tiktakt zo, dat hem de schijven in den mond vliegen.262
Hy trekt de schouders op.310
Hy trekt met die van der Goude te velde.75
Hy trekt van leêr.279
Hy vaart meê, gelijk de groote mast.145
Hy vaart met dubbele passen.146
Hy valt'er met de borst op.173
Hy valt met de deur in 't huis.157
Hy valt op zijn plat.268
Hy valt van de graat.313
Hy vat de zaak in 't gewricht.367
Hy vat de pan by den steel.164
Hy vecht met zyn schaduw.282
Hy veert vroeg, en vaart laat.141
Hy verbeet zich.275
Hy verbloemt het.11
Hy verwondert zich, als of hy 't te Keulen hoorde donderen.67
Hy viel door de mande.226
[pagina *26]
[p. *26]
Hy vind den hond in de pot.109
Hy vind'er geen been in.235
Hy vischt achter 't net.239
Hy vlamt daar op.257
Hy voert het hoogste woord.277
Hy vryt Trui met een oor.73
Hy vuurt het verken onder den buik.236
Hy waagt'er een boer aan.66
Hy waait met alle winden.10
Hy weet dat op een prik.196
Hy weet'er op te loopen.177
Hy weet hem niet te wille.238
Hy weet het geheim van de Mis niet.19
Hy weet van de moord.281
Hy weet van toeten noch van blaazen.261
Hy weet van verbleeken, noch van bloozen.311
Hy wend het op een anderen boeg.143
Hy werpt een spiering uit, om een kabeljauw te vangen.240
Hy werpt een stok in 't honderd.292
Hy wil al de boter alleen op zyn koek hebben.104
Hy wil daar een sprong na wagen.351
Hy wil den Paus in den ban doen.29
Hy wil de quaade Pier niet zyn.10
Hy wil'er met zyn hoofd meê door.161. 227
Hy wil God een vlasschen baard aannaayen.19
Hy wil het avontuuren.125
Hy wil het ei scheeren.140
Hy wil het laten doorstaan.149
Hy wil in 't hoogste gat blaazen.260
Hy wil ook een duit in de veel steken.197
Hy wil 't Magnificat verbeteren.19
Hy wil 't pluimtje daar van hebben.187
Hy wil visch voor visschers deur vangen.239
Hy wil zyn hair weêr halen.282
Hy wind'er geen doekjes om.200
Hy wist van Teeuwes, noch van Meeuwes.122
Hy word zot zonder dat hy 't weet.270
Hy wringt zich in alle bogten.299
Hy wyst op een Dorp, daar geen huizen staan.185
Hy zal bot vangen.80
Hy zal daar geen liedjes van dichten.36
Hy zal daar geen zijde by spinnen.134
[pagina *27]
[p. *27]
Hy zal daar niet aan lekken.323
Hy zal daar niet lang banken.136
Hy zal daar niet lang pannekoeken.336
Hy zal daar noch vinger en duim na lekken.109
Hy zal daar zyn kleêren aan scheuren.133
Hy zal dat met al het water van de zee niet afwasschen.14
Hy zal de ballen betalen.266
Hy zal dien dans niet ontspringen.353
Hy zalft ze allen uit eenen pot.346
Hy zal geen berdeken krijgen.22
Hy zal geen kettery in 't land brengen.32
Hy zal geen krimp geven.282
Hy zal geen potten meer breken.353
Hy zal haast weêr komen.321
Hy zal het hooi over den balk niet werpen.163
Hy zal het verken wasschen.345
Hy zal met een windei betalen.361
Hy zal op geen windmolen verdrinken.271
Hy zal over de kling springen.281
Hy zal 't quaad zeggen hebben.225
Hy zal van den Duivel droomen.295
Hy zal wel appelen voor 't geld kiezen.53
Hy zal wel beter koop geven.136
Hy zal wel klein leeren zingen.259
Hy zal zyn kaas en brood niet laten nemen.54
Hy zal zijn kaas wel krijgen.105
Hy zat hem op de hielen.243
Hy zei niet eens, blaauw is uw oog.234
Hy zeilt ruim schoots.142
Hy zette daar een keg op.295
Hy zet zyn aars tegen de krib.227
Hy ziet als of hy'er zeven op had.2
Hy ziet als of hy geen drie kon tellen.311
Hy ziet als of hy Vianen verraden had.55
Hy ziet deur en venster aan.290
Hy ziet geen schooner ei, dan dat hy zelf legt.361
Hy ziet in den wind.249
Hy ziet zo bars als schuppenboer.278
Hy ziet zundig.311
Hy ziet zyn hulp in de poorte.6
Hy zit als een havik op den tuin.286
Hy zit in nobis kroeg, onder Luçifers steert.154
[pagina *28]
[p. *28]
Hy zit op den kruiwagen.254
Hy zit op een gouden berg.130
Hy zit op een schopstoel.268
Hy zit op met hangende pootjes.328
Hy zit op zyn praatstoel.195
Hy zoekt een knoop in de bies.367
Hy zoekt een naald in een voeder hoois.367
Hy zoekt een plasdank te behalen.186
Hy zoekt het futzelboek.369
Hy zorgt wie den laatsten man ten grave zal brengen.320
Hy zou den Duivel om geld dienen.8
Hy zou haar op de handen dragen.4
Hy zou een roof voor de Hel halen.286
Hy zou hem wel verkoopen en leveren, en laten hem zelf meê van den wijnkoop drinken.184
Hy zou niets voor God doen, was de Duivel dood.315
Hy zou op een luis dood blyven.168
Hy zou wel om een beuling zweeren, dat het verken gortig was.104
Hy zou wel reizen, wou moeders keuken mede gaan.162
Hy zuigt aan een sneeuwbal.100
Hy zuipt als een Tempelier.28
Hy zuipt dat het sta zegt.303
Hy zweet Judas zweet.300
Hy zweert by kris en kras.21
Hy zwygt als een pieper.288

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken