Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond (ca. 1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond
Afbeelding van Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grondToon afbeelding van titelpagina van Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/biologie
non-fictie/lifestyle


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond

(ca. 1915)–D. Turkenburg–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Komkommers.

Het Komkommergeslacht telt een aantal soorten, met gele, witte en groene vruchten, verschillend van vorm en grootte. Hier te lande gebruikt men de gele Komkommers het meest. De lange gele tros- is een uitnemende soort voor den vrijen grond; hoewel de extra lange gele Amsterdamsche broei-komkommer hiervoor mede uitstekend kan dienen. Men zaait na half-Mei; niet alle zaden of pitten tegelijk, opdat bij mislukking door ongunstig weer of ongedierte opnieuw kan gezaaid worden. Men kan ook bij voorbaat terzelfder tijd een gedeelte binnenshuis op een warme plaats in potten laten kiemen. De pitten worden op een overlangschen regel midden op het bed, ongeveer 10 c.M. van elkander, uitgelegd, goed ingedrukt en met aarde bedekt. De planten moeten nagenoeg een halven Meter van elkander komen te staan, zoodat later uitgedund moet worden. Een andere wijze is, om op afstanden van één Meter 3 planten driehoeksgewijze (met wat tusschenruimte)

[pagina 131]
[p. 131]

bijeen te hebben. Ook bedden met groenten als vroege wortelen enz. zijn hiervoor geschikt, indien op afstanden van één Meter middenin eenige ruimte wordt gemaakt. De grond moet goed toebereid worden, b.v. met compost, daar de pitten in fijngemaakte aarde het best ontkiemen. Men kan ook zeer goed tusschen erwten of tuinboonen zaaien. Deze gewassen geven eenige beschutting en na den oogst wordt het stroo op het bed uitgespreid, waardoor men voorkomt dat de komkommers bij regen vuil worden. Erwtenstroo door het ‘wit’ aangetast, mag echter niet worden aangewend. Ook kan men rijshout op het bed leggen, wat vooral op vochtigen grond aan te bevelen is.

Om in half-Mei te kunnen uitplanten, legt men de pitten reeds in het begin van April in potten en geeft dezen een warme plaats. Als de planten nagenoeg een halve decimeter groot zijn, en het weer nog niet toelaat om ze buiten te brengen, worden ze verplant in potten (3 in een gewone bloempot), die in een kouden bak moeten komen of althans op een plaats waar men goed kan luchten. Bij het ter plaatse uitplanten moet gezorgd, dat de wortels een flinke kluit vochtige aarde houden. Pas buiten-gebrachte planten zijn zeer gevoelig

[pagina 132]
[p. 132]

voor koud, ruw weer, zoodat het veel waard is, als men dan enkele warme dagen treft. Door ongunstig weer hebben jonge planten soms zóó te lijden, dat ze in geen weken den groei hervatten. Het buitenbrengen der planten moet dan ook niet zelden tot einde-Mei uitgesteld worden. Doet men de moeite elke plant of elk groepje met 4 plankjes of steenen te omsluiten en met een glasruit te dekken, dan hangt men minder van het weer af; als dan maar gezorgd wordt, om bij felle zonneschijn te luchten, daar anders de planten verbranden.

Komkommers groeien het best op een diep-omgewerkten, lossen, niet te vochtigen, vooral voedzamen grond, op een warme, zonnige plaats, zooveel mogelijk beschut. Op een plek waar koude winden vrij spel hebben, tieren ze niet. Hooge gewassen als erwten en stokboonen kunnen ook ter beschutting dienen. In minder krachtigen grond kan men vloeimest (gier) geven, die echter wel meer dan een voet van de planten verwijderd moet blijven. Schrale leem- of veengrond is met hoendermest goed te maken. Voor lichten, zandigen grond is beer een beste mest, indien deze in het najaar ondergebracht is. In lagen, kouden, zwaren bodem graaft men een voor van

[pagina 133]
[p. 133]

nagenoeg een voet diep. Deze vult men gedeeltelijk met paardenmest, waarop een laagje zachte goede aarde komt. De mest geeft den planten eerst warmte en later voedingsstof. Bij warm, droog weer moet 's avonds goed gegoten worden, echter zonder de planten te raken. Toch mag men met het gieten niet overdrijven, daar te veel water een te sterke bladontwikkeling doet ontstaan tot nadeel van de vruchtzetting. Men kan hier en daar bloempotten ter halver diepte op het bed ingraven en af en toe met water vullen. Na het vijfde blad worden de planten wat aangeaard.

Het is zeer nuttig om de loten der planten, als ze ongeveer 6 bladeren hebben, boven het derde blad af te nijpen (in te korten), opdat zich zijscheuten ontwikkelen, die over 't geheel meer vrouwelijke, vruchtzettende bloemen geven. De scheuten moeten zoo gelijk mogelijk over de oppervlakte gronds verdeeld worden. Aan één plant laat men hoogstens een dozijn vruchten. Voor wie nog van meening is, dat komkommers rijp moeten zijn voor het gebruik, zij medegedeeld, dat zoowel de groene als de gele vruchten in elke grootte goed zijn om genuttigd te worden. Komkommerplanten worden bij aanhoudend ongunstig weer spoedig aangetast door een ziekte, ‘vuur’

[pagina 134]
[p. 134]

of ‘spikkel’ genoemd, die door een zwam wordt veroorzaakt.

Hebben alle komkommersoorten eenigszins de eigenschap om te klimmen, de Japansche Klimkomkommer heeft die in hooge mate. Om deze neiging te ondersteunen zaait of plant men bij rijshout, tegen schutting enz. of steekt men om elke plant driehoeksgewijs drie stokken en bindt deze hoog aan elkaar vast, om alzoo pyramiden te vormen, die met loof bekleed en vruchten behangen een mooi effect maken. Proeven hebben bewezen, dat deze milddragende soort met groene, welsmakende vruchten minder gevoelig is voor ongunstig weer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken