Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De lotgevallen van Huckleberry Finn (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van De lotgevallen van Huckleberry Finn
Afbeelding van De lotgevallen van Huckleberry FinnToon afbeelding van titelpagina van De lotgevallen van Huckleberry Finn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

Scans (9.62 MB)

ebook (3.58 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rein van Looy

Vertaler

Elise M. Cameron



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Amerikaans-Engels / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De lotgevallen van Huckleberry Finn

(1946)–Mark Twain–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 92]
[p. 92]

Hoofdstuk XIX.

Enkele nachten gingen voorbij, ik mag haast wel zeggen - dreven voorbij. De glijdende beweging, de stilte en de rust waren heerlijk. Tegen het aanbreken van de dag legden we aan. We bedekten het vlot met takken en zetten dan vislijnen uit. Dan namen we een bad in de rivier en gingen op de zandige oever zitten om de zon te zien opgaan. Een beetje rook zou niet opvallen, zodat we voor ons ontbijt vis konden bakken. En daarna lagen we lui naar de rivier te kijken en vielen na een poosje in slaap.

Zodra het donker was zetten we af en in het midden van de rivier gekomen lieten we het vlot maar drijven. Dan staken we onze pijpen aan en spraken over alle mogelijke dingen. Na middernacht gingen ook de laatste mensen naar bed en de oevers waren dan gedurende enkele uren helemaal donker. De lichtpuntjes, die door de vensters schenen, waren voor ons als een klok. Als we de eersten weer zagen verschijnen wisten we dat het gauw dag zou zijn en zochten we een plek op waar we konden aanleggen.

 

Op een ochtend, toen het al begon te schemeren, vond ik een kano. Ik stak er een kleine stroomversnelling mee over naar een punt aan de oever waar een kreek diep het bos indrong. Daar peddelde ik wel een mijl het land in, tussen de cypressenbomen door en keek uit of er soms bessen te vinden waren. Net bij een doorwaadbare plaats in de kreek, kwamen er twee mannen, zo hard ze maar konden het pad afrennen. Ik dacht eerst dat het om mij te doen was, of misschien om Jim. Ik wilde er al haastig vandoor gaan, toen ze me aanriepen en me smeekten hun leven toch te redden. Ze waren onschuldig, maar werden achtervolgd, er kwamen mannen met honden achter hen aan. Ze wilden in de kano springen, maar ik zei dat ze dat niet moesten doen. Er was nog niets van honden of paarden te horen en als ze nu eerst een eindje door de kreek waadden, zou dit de honden van het spoor afbrengen.

Ze deden het en zodra ze in de kano waren, zette ik koers

[pagina 93]
[p. 93]

naar het kleine eilandje waar onze schuilplaats was. Na een minuut of tien hoorden we in de verte het blaffen van honden en het lawaai van mannenstemmen. Na een poosje werd het geluid zwakker en toen we uit het bos weer in de rivier kwamen hoorden we helemaal niets meer en peddelden naar het eilandje, waar we ons tussen de katoenbomen konden verbergen en veilig waren.

Eén van de mannen was zeker wel zeventig jaar oud. Hij was kaal en had een grijze baard. Hij had een oude, haveloze sombrero op, droeg een vettig, blauwwollen hemd en een aan flarden hangende katoenen broek, die hij bij z'n laarzen ingestopt had. De andere man was onopvallender gekleed en ongeveer dertig jaar oud. Beide mannen hadden grote, kale valiezen bij zich.

Na het ontbijt lagen we wat te praten en toen bleek het, dat de beide mannen elkaar helemaal niet kenden.

‘Hoe kwam jij in moeilijkheden?’, vroeg de kaalkop aan den anderen man.

‘Ja, zie je, ik verkocht een middel om tandsteen te verwijderen, en het werkte goed, hoewel het glazuur er meestal ook afging. Maar ik bleef net een dag te lang in die buurt. Toen ik jou tegenkwam en je me vroeg om je te helpen, was ik ook op de vlucht. Dat is alles. Wat is er met jou gebeurd?’

‘Ik hield bijeenkomsten over geheelonthouding. Het ging goed, ik kreeg wel vijf of zes dollar per avond. Maar toen lekte het uit dat ik me in m'n vrije tijd wel eens met een fles afzonderde. Een neger vertelde me dat de mensen zich aan het verzamelen waren, met honden en paarden bij zich. Ze waren van plan me een half uur voorsprong te geven en dan jacht op me te maken. En als ze me kregen wilden ze me met teer bestrijken en me door veren rollen. Je begrijpt dat ik geen ogenblik langer heb gewacht.’

‘Ouwe heer’, zei de jongste van de twee, ‘we moesten maar compagnons worden. Wat denk je ervan?’

‘Ik heb er niets op tegen. Maar wat doe je eigenlijk voor de kost?’

‘Ik ben eigenlijk drukker, maar ik verkoop ook kwakzalversmiddelen. Verder kan ik toneelspelen, hypnotiseren, zangles geven of een lezing houden, alles wat zo te pas komt. En wat doe jij?’

‘Als dokter ben ik op z'n best, hand opleggen en zo. Prediken en bijeenkomsten houden gaat me ook niet slecht af en als ik iemand heb die vooruit gegevens verzamelt, kan ik feilloos de toekomst voorspellen.’

[pagina 94]
[p. 94]

Er werd een poosje niets meer gezegd. Toen zuchtte de jongeman en zei: ‘Helaas!’

‘Wat betekent dat, helaas?’, vroeg de kaalkop.

‘O, de denken dat ik gedoemd ben tot zulk een leven! Dat ik zo laag gezonken ben!’ En hij bracht een vod van een zakdoek aan z'n ogen.

‘Zeg, zijn wij niet genoeg voor je?’, vroeg de kaalkop, diep beledigd.

‘O, ik klaag niet, ik verdien niet beter. Het is m'n eigen schuld. Ik maak er U geen verwijt van, heren, verre van dat. En hoe de wrede wereld me ook nog verder moge trappen en vernederen - ik weet dat er ergens een eenzaam graf op me wacht en dat er een dag zal komen dat ik daar met mijn gebroken hart zal mogen rusten. Dàt tenminste kan niemand me ontnemen.’ Hij veegde z'n ogen weer af.

‘Verrek met je gebroken hart’, zei kaalkop. ‘Wat hebben wij daarmee te maken, wij hebben je niets gedaan.’

‘Dat weet ik, heren, ik verwijt U niets, ik heb het alleen aan mezelf te danken dat ik zo diep gezonken ben. Het is billijk dat ik lijd, en ik klaag niet.’

‘Diep gezonken? Hoe hoog ben je dan wel geweest, als je vindt dat je nu gezonken bent?’

‘Och, men zou mij toch niet geloven, de wereld is zo argwanend. Het is beter dat ik zwijg, het doet er niet toe. Laat het geheim van mijn geboorte...’

‘Het geheim van je geboorte? Je wil zeggen...’

‘Heren’, zei de jonge man plechtig, ‘ik wil het aan U onthullen, ik voel dat ik U kan vertrouwen. Door mijn afstamming heb ik recht op de titel van Hertog!’

Jim's ogen puilden uit z'n hoofd van verbazing toen hij dat hoorde en de mijne waarschijnlijk ook.

Toen zei de kaalkop: ‘Nee, je meent het niet!’

‘Zeker. M'n overgrootvader, oudste zoon van den Hertog van Bridgewater, vluchtte naar dit land, trouwde hier en liet bij zijn dood een zoon achter. Zijn eigen vader stierf ongeveer tegelijkertijd en de tweede zoon maakte zich toen meester van de titel en de landgoederen, het kind - de werkelijke Hertog - werd niet erkend. Ik ben de directe afstammeling van dat kind, de werkelijke Hertog van Bridgewater. En hier ben ik, verlaten, beroofd van mijn hoge positie, achtervolgd, veracht! En zóver gekomen dat ik genoegen moet nemen met het gezelschap van een stel vagebonden op een vlot.’

Jim had erg met hem te doen en ik ook. We probeerden hem te troosten, maar het gaf niet veel. Als we hem slechts

[pagina 95]
[p. 95]

wilden erkennen, dan zou dat meer voor hem betekenen dan iets anders, zei hij. Dat wilden we wel als hij ons maar vertelde hoe je dat moest doen. Dan moesten we een buiging maken als we tegen hem spraken en hem ‘Uwe Genade’ noemen of ‘Edele heer’ - het kon hem ook niet schelen als we gewoonweg ‘Bridgewater’ tegen hem zeiden, omdat dat op zichzelf al een titel was en geen naam. En als één van ons hem aan tafel wilde bedienen en verder alles verrichten wat hij hem opdroeg.

Nou, dat was makkelijk genoeg, dus deden we het. Onder het eten bediende Jim hem en vroeg telkens: ‘Wil je Edele Genade wat van dit of dat?’ Men kon zien dat hij het erg prettig vond.

Maar de oude man werd langzamerhand nogal zwijgzaam, het scheen hem niet te bevallen dat er zoveel drukte over den Hertog werd gemaakt. Hij scheen iets op z'n gemoed te hebben. En zo in de middag zei hij: ‘Hoor eens, Bilgewater. Ik heb erg met je te doen, maar je bent niet de enige die zoiets heeft doorgemaakt’.

‘Niet?’

‘Nee, je bent niet de enige die onrechtmatig van een hoge plaats verdrongen is.’

‘Helaas, dat zal wel.’

‘Nee, en je bent niet de enige die een geheim over zijn geboorte met zich meedraagt.’ En waarlijk, hij begon te huilen.

‘Hou op! Wat bedoel je?’

‘Bilgewater, kan ik je vertrouwen?’, vroeg de oude man, met een snik.

‘Tot in de bittere dood. Hier is mijn hand - spreek!’

‘Bilgewater, ik ben de gewezen Dauphin!’

Geloof maar dat Jim en ik haast omvielen van verbazing.

De hertog zei: ‘Je bent wat?’

‘Ja, mijn vriend, het is maar al te waar. Je ogen rusten op dit ogenblik op den armen verdwenen Dauphin, Lewie de Zeventiende, zoon van Lewie de Zestiende en Marie Antonette!’

‘Jij! Op jouw leeftijd! Nee! Je bedoelt dat je Karel de Grote bent, je moet op z'n minst zes of zevenhonderd jaar oud zijn.’

‘Dat heeft het lijden gedaan, Bilgewater. Aan het lijden heb ik mijn grijze haren en vroegtijdige kaalheid te danken. Ja, mijne heren, hier ziet U voor U, gehuld in blauw katoen en ellende, de rondzwervende, verbannen en ongelukkige rechtmatige Koning van Frankrijk.’

Hij scheen zo'n verdriet te hebben dat Jim en ik haast niet wisten wat we konden doen. We waren er ook trots op dat we

[pagina 96]
[p. 96]

hem in ons midden hadden en probeerden hem op alle mogelijke manieren te troosten. Maar het enige wat we voor hem konden doen was om hem volgens zijn stand te behandelen. Dus spraken we hem voortaan met ‘Uwe Majesteit’ aan en lieten ons op één knie neer. Aan de maaltijden werd hij het eerst bediend en we gingen in zijn tegenwoordigheid niet zitten voor hij ons verlof daartoe gaf. Het deed hem veel goed, hij werd vrolijk en opgewekt. De hertog scheen echter minder tevreden te zijn over het verloop dat de zaak had genomen. Toch was de koning erg vriendelijk tegen hem. Hij zei dat de overgrootvader van de hertog en alle andere hertogen van Bilgewater zeer in aanzien bij zijn vader stonden en vaak ten paleize waren ontvangen. Maar de hertog bleef humeurig, tot de koning eindelijk zei: ‘Kijk eens, Bilgewater, het ziet er naar uit dat we een aardig tijdje samen op dit vlot zullen doorbrengen. Het lijkt me onverstandig van je om de goede stemming te bederven. Het is mijn schuld niet dat ik niet als hertog ben geboren en jij kan het niet helpen dat je geen koning bent. We hebben het hier niet kwaad - genoeg te schransen en een gemakkelijk leventje - geef me je hand hertog en laten we vrienden zijn.’

De hertog deed het en Jim en ik waren er erg blij over, want als je samen op een vlot zit, moet er een goede verstandhouding heersen.

Het duurde niet lang voor ik begreep dat die leugenaars noch koningen, noch hertogen waren, alleen maar een stelletje oplichters. Maar ik zei niets en liet ook niets merken om ruzie en onaangenaamheden te vermijden. Als ze graag hadden dat we hen koningen en hertogen noemden dan had ik daar geen bezwaar tegen, zolang er maar vrede in de familie heerste. Ook tegen Jim hield ik m'n mond, want het gaf toch niets om het hem te vertellen. En dàt had ik tenminste van vader geleerd - de beste manier om met zulk soort mensen in vrede te leven is om ze hun gang te laten gaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken