Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De lotgevallen van Huckleberry Finn (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van De lotgevallen van Huckleberry Finn
Afbeelding van De lotgevallen van Huckleberry FinnToon afbeelding van titelpagina van De lotgevallen van Huckleberry Finn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

Scans (9.62 MB)

ebook (3.58 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rein van Looy

Vertaler

Elise M. Cameron



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Amerikaans-Engels / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De lotgevallen van Huckleberry Finn

(1946)–Mark Twain–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 195]
[p. 195]

Hoofdstuk XL.

De dokter was een oude man, een erg aardige, vriendelijke oude man. Ik vertelde hem dat ik en m'n broer gisterenmiddag op het Spaanse eiland waren gaan jagen en dat we op een stuk vlot kampeerden dat we daar hadden gevonden. Ongeveer om middernacht moest hij in z'n droom tegen z'n geweer hebben gestoten, want het was afgegaan en hij had een schot in z'n been gekregen. En nu wilden we graag dat hij er eens naar kwam kijken, maar dat hij er aan niemand iets van vertelde, want we wilden vanavond onze familie gaan opzoeken en die verrassen.

‘Wie is je familie?’, vroeg hij.

‘De Phelpsen, daar ginds.’

‘O’, zei hij. En even later zei hij: ‘Hoe zei je ook weer dat hij dat schot kreeg?’

‘Hij had een droom, en die schoot op hem.’

‘Zonderlinge droom’, zei hij.

Maar hij stak een lantaarn aan en haalde z'n tassen te voorschijn en we gingen op weg. Maar toen hij de kano zag, vertrouwde hij haar niet - ze was groot genoeg voor één persoon, zei hij, maar voor twee leek het hem niet erg veilig. Zonder er bij na te denken zei ik: ‘O, U hoeft niet bang te zijn, we konden er met z'n drieën makkelijk in.’

‘Wie zijn die drie?’

‘Nou, ik en Sid, en... en... en de geweren, bedoelde ik.’

‘O’, zei hij.

Hij zette z'n voet op het boord en wiegde haar heen en weer en schudde het hoofd en zei, dat hij maar liever naar een grotere zou uitkijken. Maar ze lagen allemaal vast aan de ketting en daarom nam hij mijn kano en zei dat ik maar moest wachten tot hij terugkwam of vast naar huis kon gaan om ze daar op de verrassing voor te bereiden. Ik vertelde hem waar hij het vlot kon vinden en toen roeide hij weg.

Ik kroop tussen een houtstapel om een beetje te slapen en toen ik wakker werd, stond de zon vlak boven m'n hoofd. Ik ging naar het huis van den dokter, maar daar vertelden ze me dat iemand hem 's nachts was komen halen en dat hij nog niet terug was gekomen. Nou, dacht ik, dat ziet er lelijk uit

[pagina 196]
[p. 196]

voor Tom, het is maar het beste dat ik dadelijk naar het eiland terugga. Ik maakte benen en toen ik een hoek omsloeg, ramde ik oom Silas met mijn hoofd in z'n maag.

‘Hé, Tom!’, zei hij, ‘waar heb jij al die tijd gezeten, deugniet?’

‘Nergens’, zei ik, ‘alleen maar jacht gemaakt op de weggelopen neger - ik en Sid.’

‘Maar waar zijn jullie geweest? Je tante is erg ongerust.’

‘Dat hoeft niet’, zei ik, ‘er is niks met ons gebeurd. We zijn de mannen en de honden achterna gelopen, maar we konden ze niet meer inhalen. Maar we dachten dat we wat op het water hoorden en gingen met een kano er achter aan. Maar we konden niets of niemand vinden en we waren moe geworden van het zoeken en toen bonden we de kano vast en wilden heel even gaan slapen, maar we werden niet wakker voor ongeveer een uur geleden. En toen gingen we weer terug en Sid is nu op het postkantoor om te horen of er nog nieuws is en ik wou wat eten voor ons halen en dan komen we thuis.’

En toen gingen we samen naar het postkantoor om ‘Sid’ te halen, en precies zoals ik verwachtte - hij was er niet. De oude heer haalde een brief af en toen bleven we nog een poosje wachten tot Sid zou komen opdagen. En eindelijk zei de oude heer dat Sid dan maar naar huis moest lopen of kanoën - maar wij gingen rijden. Ik kon het niet gedaan krijgen dat ik op Sid mocht blijven wachten.

Toen we thuis kwamen, was tante Sally zo blij dat ze me zag, dat ze lachte en huilde tegelijk, en me knuffelde en me één van die klappen van haar gaf die niets te betekenen hebben. En ze zei dat Sid ook zou krijgen als hij thuiskwam.

En het huis was vol met boeren en hun vrouwen, die bleven eten, en er was zo'n gekakel dat je je eigen woorden niet kon verstaan. Mevrouw Hotchkiss was de ergste, haar tong stond geen ogenblik stil.

‘Nou, juffer Phelps’, zei ze, ‘ik heb die hut helemaal overhoop gehaald en ìk zeg je dat die neger gek was. Ik zei het al tegen juffer Damrell - nietwaar juffer Damrell? - ik zei, hij is gek, zei ik - dat waren m'n eigen woorden. Luisteren jullie naar mij: hij is gek, zei ik, alles wijst er op, zeg ik. Kijk nou is naar die molensteen, zei ik, welk schepsel met een beetje gezond verstand gaat zo'n onzin op een molensteen krabbelen? Hij is zo gek als iets, dàt zeg ik je.’

‘En kijk eens naar die touwladder, uit vodden gemaakt’,

[pagina 197]
[p. 197]

zei de oude juffrouw Damrell, ‘ik vraag me af wat hij daar toch mee...’

‘Dezelfde woorden die ik nog geen minuut geleden tegen juffer Utterback zei, je kan het haar zelf vragen. Kijk nou toch eens naar zo'n ladder, zei ze, en ik zei, ja, 't is crimineel, zei ik, - waarvoor had ie dàt nou nodig?, zei ik. Toen zei zij, juffer Hotchkiss, zei ze...’

‘Maar hoe ter wereld hebben ze die steen daar gekregen? En wie heeft dat gat gegraven? En wie...’

‘Precies wat ik zei - geef me dat schaaltje eens aan, wil je? - ik zei geen minuut geleden tegen juffer Dunlap, hoe hebben ze het klaargespeeld om die molensteen daar te krijgen, zei ik. Zonder hulp, moet je denken - zonder hulp! Maar mij hoef je niks wijs te maken, zeg ik, er wàs hulp en meer dan genoeg hulp ook, er zijn er wel een dozijn die die neger hebben geholpen en ìk zou er wel achter komen wie het waren, zeg ik...’

‘Een dozijn, zegt U? Veertig hadden nog niet kunnen doen wat er gedaan is. Die hut moet minstens vier weken lang iedere nacht vol negers hebben gezeten! Kijk zo'n hemd eens - iedere centimeter overdekt met geheim Afrikaans schrift, met bloed geschreven. Ik gaf er wat voor om te weten wat het betekende.’

‘Of ze hulp gehad hebben? Nou, dat zou ik menen! U had hier maar eens in huis moeten zijn. Ze hebben alles gestolen wat ze maar te pakken konden krijgen. Dat hemd hebben ze onder m'n neus van de waslijn gekaapt en dat laken waar ze de touwladder van hebben gemaakt - ik weet niet hoe vaak ze dat wel gestolen hebben. En meel, en kaarsen, en kandelaars en lepels en de oude beddepan en wel duizend dingen die ik me niet meer kan herinneren en m'n nieuwe japon. En ik en Silas en m'n Sid en Tom lagen dag en nacht op de loer, zonder dat we er iets wijzer door zijn geworden, geen spoor was er van ze te bekennen. En dan halen ze ons nog vlak onder onze neus die neger weg, met zestien mannen en tweeentwintig honden vlak op hun hielen! Ik moet zeggen, het slaat alles wat ik ooit gehoord heb met stukken. Als het spoken waren geweest hadden ze het niet beter kunnen doen. En ik ben er zo zeker nog niet van dat het geen spoken waren, want jullie kennen onze honden, er zijn geen betere - nou, die honden hebben nooit het minste spoor gevonden. Nu moeten jullie mij eens verklaren hoe dat kan!’

‘Hoe is het mogelijk...’

‘Gerechte hemel, zoiets...’

[pagina 198]
[p. 198]

‘Lieve help, ik zou niet graag...’

‘Dieven in huis en ook nog...’

‘Wel allemachtig, ik zou doodsbenauwd zijn om in zo'n huis te wonen, ik...’

‘Benauwd? - ik was zó bang dat ik haast niet naar bed dorst te gaan, of op te staan of te gaan liggen of te zitten. M'n zenuwen waren zo van streek dat ik niet meer wist wat ik deed. Ik was zelfs bang dat ze hét op één van ons hadden gemunt. Het lijkt nu bij daglicht misschien gek, maar ik heb m'n twee arme jongens, die daar zo helemaal alleen op een kamer sliepen, zelfs opgesloten. Je gaat zulke vreemde dingen denken. Ik dacht bij mezelf, als ìk nu eens zo'n jongen was en ik lag daar alleen boven en de deur was niet op slot en...’ Ze zweeg plotseling en er kwam een verbaasde blik in haar ogen, ze keek langzaam de kring rond en toen haar blik op mij bleef rusten - toen stond ik op om wat te gaan wandelen.

Ik zou beter kunnen verklaren waarom we vanmorgen niet in die kamer waren als ik er eerst eens over had nagedacht. Ik was nog niet lang buiten of ik werd naar binnen geroepen. Ik vertelde haar hetzelfde verhaal dat ik aan oom Silas had gedaan. Ik zei dat we wakker waren geworden door het lawaai en dat de deur gesloten was en omdat we er bij wilden zijn waren we langs de bliksemafleider naar beneden geklommen en we hadden ons allebei een beetje bezeerd, dàt zouden we nooit meer proberen.

Ze zei dat ze het ons zou vergeven, en dat men van jongens wel niets anders kon verwachten en omdat alles zo goed was afgelopen, was het maar beter om dankbaar te zijn dat ze ons nog had en dat we er gezond en wel waren afgekomen. Toen kuste ze me en streek me over het hoofd. Maar ineens sprong ze op en zei: ‘Maar het is al bijna donker en Sid is er nog niet! Wat kan er met die jongen gebeurd zijn?’

Ik zag een mooie gelegenheid om weg te komen en zei: ‘Zal ik even gauw naar het dorp lopen en hem halen?’

Maar ze zei: ‘Nee, dat doe je niet. Jij blijft waar je bent. Eén weg dat is genoeg. Als hij er bij het avondeten nog niet is, dan zal je oom wel gaan’.

Hij was er natuurlijk niet, dus direct na het avondeten ging oom hem zoeken.

Hij kwam tegen tien uur terug, een beetje ongerust, want hij had geen spoor van Tom kunnen ontdekken. Tante Sally was heel wat ongeruster, maar oom Silas zei dat daar helemaal geen reden voor was. Jongens waren allemaal hetzelfde en ze zou zien dat hij 's morgens weer gezond en wel zou

[pagina 199]
[p. 199]

komen opdagen. Daar moest ze zich mee tevreden stellen. Maar ze zei, dat ze toch nog een poosje voor hem wou opblijven en ze zou het licht laten branden.

En toen ik naar bed moest, ging ze met me mee en stopte me in en was zo lief als een moeder voor me. Ik voelde me echt laag en gemeen en kon haar niet goed in de ogen kijken. En ze ging op m'n bed zitten en praatte een hele tijd met me en zei dat Sid zo'n beste jongen was en het leek wel of ze helemaal niet kon ophouden met over hem te praten. En telkens vroeg ze me weer of ik dacht dat er iets met hem gebeurd was, misschien had hij een ongeluk gekregen en lag nu ergens zonder enige hulp. En ik verzekerde haar aldoor maar weer dat er niets met Sid was en dat hij in de ochtend zeker weer zou komen opdagen. Ze kuste me en drukte m'n hand en toen ze wegging keek ze me diep in de ogen, maar zó zacht en lief. En ze zei: ‘De deur gaat vanavond niet op slot, Tom. Maar je zult een lieve jongen zijn, nietwaar, en er niet vandoor gaan? Dat wil je toch wel voor me doen?’

Ik wilde maar al te graag gaan, om te kijken hoe het met Tom was, maar daarna was het me niet meer mogelijk.

Zij bezwaarde m'n geweten en Tom bezwaarde m'n geweten, dus van slapen kwam niet veel. Twee keer liet ik me naar beneden glijden en liep het huis om, en dan zag ik haar met de kaars voor het raam zitten, aldoor naar de weg kijkend, en dan wou ik maar dat ik wat voor haar kon doen. Maar ik kon niets doen. Alleen nam ik me heilig voor haar nooit meer verdriet te doen. Toen ik de derde keer naar beneden gleed, begon het al te schemeren en toen zat ze er nog. Ze was in slaap gevallen, het oude, grijze hoofd rustte op de hand en de kaars was bijna opgebrand.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken