van haar verstandelijke en zedelijke vorming. Eduard was immers werkelijk een jonge man van veel levenswijsheid en levenservaring! Hij, haar vader, behoorde zich daarin te verheugen en hij verheugde er zich ook werkelijk in.
‘Er zijn eindelijk berichten van Albert, lieve kind,’ zei hij, terwijl hij de brieven, die hij voor de tweede maal doorgeloopen had, neerlei. ‘Ik ben recht blij, dat ze niet zoo verontrustend zijn als ik gevreesd had.’
Emma keek haren vader angstig aan. Haar lippen bleven evenwel gesloten. De woorden ‘niet zoo verontrustend als ik gevreesd had’ verschrikten haar.
‘Gij weet of begrijpt ten minste wel, wat ik gevreesd had,’ vervolgde haar vader. ‘Dat hij zijn klein vermogen tot den laatsten cent zou opmaken en eerst daarna aan de toekomst denken, lag voor de hand en dat is dan ook geschied. Maar gelukkig is op het laatste oogenblik als 't ware een reddende engel ten zijnen behoeve neergedaald. En 't schijnt, dat hij ditmaal verstandig genoeg geweest om zijn malle romantische voorstellingen van het leven te laten loopen en de hand, die hem toegestoken werd, aan te grijpen. Ik begreep dat 't u genoegen zou doen dit te hooren. Of zijt gij nog boos op dien dwazen jongen?’
Emma gevoelde zich te veel verlicht om op de laatste vraag rechtstreeks te antwoorden. Zij wilde meer van den loop der zaken weten. Als Albert maar behouden was, deed 't er immers weinig toe of zij boos op hem was of niet?
‘Vertel mij alles,’ riep ze met aandrang, ‘U begrijpt wel, dat 't in geen geval onverschillig voor mij is of 't Albert, onzen neef en met wien ik ben opgegroeid, goed gaat of niet. Vertel mij al wat hij er u over schrijft.’
Haar vader voldeed aan dit verzoek. Hij las haar onderscheiden volzinnen uit de beide brieven uit Coblenz voor en voegde er als zijn overtuiging bij, dat iemand, die zijn broer in Indië gekend en als een vriend met dezen omgegaan had, niet anders dan een goed en degelijk man kon wezen, wiens overwicht op Albert ten overvloede, door zijn meerdere kennis van het land en het volk waartoe zijn pupil behoorde, licht grooter zou wezen dan de zijne.
Er ging onder deze mededeelingen een stroom van de tegenstrijdigste gewaarwordingen aan Emma voorbij. Was de vreugde, die haar vervulde, een gevolg van de verzoening met den speel-