bevallig gelaat, dat onmiddellijk haar hart tot zich trok, een kind zooals ze daar in den hoogen stoel neerzat en tot haar opkeek als tot een wezen van hooger rang en orde. Is 't wonder, dat haar mond zich aanstonds plooide tot een glimlach vol medelijden en vriendschap, dat zij de tengere hand, die haar werd toegestoken, aan hare lippen drukte?
‘Och, laat ons een oogenblik alleen, Emy lief,’ klonk't zacht vleiend. ‘Ik heb vooreerst niets noodig en je hebt al den heelen morgen bij mij gezeten, niet waar, lieve?’
Emy begreep dien wenk, al begreep zij de bedoeling niet. ‘Ik kom heel gauw weerom,’ zei ze onder 't heengaan, ‘Ge moogt niet te veel praten, hoor.’
‘Ik zal heel zoet en gehoorzaam zijn. Geef juffrouw van Duren een stoel hier vlak naast me. Wij zullen fluisteren, lieve.’
Emy deed de deur toe. Ze waren alleen.
‘Geef mij uwe hand,’ zei Louise, ‘en luister even naar mij. Wij behoeven niet veel omhaal om elkaar te begrijpen. Ik zal spoedig sterven. Ik heb verlangd u te zien, opdat ik uit uw eigen mond zou kunnen hooren wat ik weten wil en weten moet. Al wat ik zeggen ga, heb ik met mijn vader en moeder overlegd. Ze meenen dat 't goed is en dat ik zoo handelen moet. Zeg mij.... hebt gij... Albert lief?.... O, ik weet dat gij hem moet liefhebben, want ge zijt met hem opgegroeid en ge kent hem, maar hebt ge hem zoo lief als ik hem heb? Ik heb u gehaat. Ik zei tot mij zelve dat gij mijn geluk in den weg stondt, want Albert kan zich niet losscheuren van het verleden. Ik heb nagedacht en gebeden tot ik u niet meer haten kon. Sedert verteerde mij een onweerstaanbaar verlangen om u te zien. Buig u over mij heen. Laat mij u een oogenblik in de oogen zien. Zweer mij, dat ge hem lief zult hebben, en dat gij nu en dan met hem spreken zult over zijn arme Louise.’
Ze trok Emma bij deze woorden zacht tot zich en staarde haar lang aan. Op eens was 't of haar een overtuiging, een zekerheid overmande, die al haar kracht verlamde en haar heiligste voornemens in rook deed opgaan. ‘Ge zijt schoon,’ fluisterde ze, ‘mooier dan ik.’... Daarop verbergde ze haar gelaat aan Emma's borst en weende.
Emma knielde naast den ziekestoel en hield Louise lang en innig aan haar hart geklemd. Zij streelde haar de lokken zoo-