Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De tragedie der werkwoordsvormen (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van De tragedie der werkwoordsvormen
Afbeelding van De tragedie der werkwoordsvormenToon afbeelding van titelpagina van De tragedie der werkwoordsvormen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.11 MB)

XML (1.25 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

proefschrift
non-fictie/pedagogiek
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De tragedie der werkwoordsvormen

(1956)–Isaac van der Velde–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Een taalhistorische en taaldidactische studie


Vorige Volgende
[pagina 143]
[p. 143]

XIV. De herkenning

§ 1. Het klassikale onderzoek

Het onderzoek naar de herkenning, schreven we in hoofdstuk XIII, is een groepsonderzoek geweest, met tweeledige doelstelling.

In eerste instantie ging het om het simpele feit der herkenning van het werkwoord als werkwoord. We hebben de leerlingen daartoe taal voorgelegd van tweeërlei aard: ‘milieu-taal’ speciaal schoolmilieu-taal in de cliché-vorm van het schoolse dictee, ‘persoonlijke taal’, in de vorm van een kinderlijk opstel, al is dit opstel dan ook niet geheel vrij van lectuurreminiscenties.

In tweede instantie is gezocht naar een antwoord op de vraag of deze kinderen, als zij het werkwoord als zodanig herkennen, het ook herkennen in zijn grammaticale kwaliteiten, d.w.z. het herkennen als vorm van de tegenwoordige tijd, van de verleden tijd, als (verleden) deelwoord, als infinitief.

a. Het materiaal

Het dictee.

Het dictee dat wij de leerlingen hebben voorgelegd, wijkt toch van het gebruikelijke schooldictee af. Het heeft er zijn zakelijke inhoud mee gemeen, maar vermijdt de brokkelige, van de hak op de tak springerige bouw die zo karakteristiek is voor dit soort ‘taaloefening’. De drie eerste fragmenten bewegen zich rond centrale onderwerpen en vormen dus naar de inhoud afgeronde gehelen. Dit geldt niet voor het vierde fragment, dat ‘schools’ is in ongunstige zin.

Het bevat 50 werkwoorden, 30 die we opnieuw zullen aantreffen in het testdictee van hoofdstuk XV, ‘De beheersing’, vermeerderd met 20 andere.

Voor kinderen onbekende of ongebruikelijke werkwoorden treft men zo goed als niet aan, wellicht alleen slechten, berokkenen, vermijden en versmaden, ofschoon men deze beide laatste herhaaldelijk in schooldictees aantreft. De taal is dus opzettelijk eenvoudig gehouden. Zij ligt naar de opvatting van de in het onderzoek betrokken onderwijzers niet boven

[pagina 144]
[p. 144]

het bevattingsvermogen van normale leerlingen der VIe klasse ener lagere school.

Grammaticale listigheden die verwarring zouden hebben kunnen stichten, zoals: ‘zouden hebben kunnen stichten’, zijn vermeden. Het dictee bevat een aantal vormen van de tegenwoordige tijd, van de verleden tijd, enkele verleden deelwoorden en enkele infinitieven. In onderstaande vorm is het aan de kinderen voorgelegd:

De gemeente breidde zich de laatste jaren voortdurend uit. De gemeenteraad besloot daarom, en wel met algemene stemmen, het wandelpark te vergroten. Aanzienlijke bedragen besteedde men aan deze uitbreiding. De afwatering werd verbeterd, men slechtte enkele wallen en dempte enige sloten. Een tuinarchitect stelde een plan op voor de beplanting. Gemeentewerklieden voerden het plan uit. Wie er nu wandelt, herkent het oorspronkelijke park niet meer.
Toen de vijandelijke legers elkaar ontmoetten, ontbrandde er een hevige strijd. De gewonde soldaten werden naar het hospitaal gebracht. Zij bloedden hevig uit hun wonden. Wel trachtten de doktoren onmiddellijk, de wonden te hechten, maar voor velen baatte de hulp niet meer. Hun dood vergrootte weer het aantal slachtoffers van de oorlog. Iedere staatsman die tracht oorlog te voorkomen, verdient onze steun.
Toen Kees de school verliet, kwam hij in dienst bij een winkelier. Iedere morgen zendt de winkelier hem uit om boodschappen op te halen. Kees schelt bij alle klanten aan en noteert de orders. Alle vragen naar de prijs beantwoordt hij nauwkeurig; anders berokkent hij zijn baas schade. Hij wordt dan ook ten volle door zijn baas vertrouwd die nimmer aarzelt hem met moeilijke opdrachten te belasten. Hij vergiste zich echter nimmer.
Geweven goederen zijn vaak sterker dan gebreide. Men hield de ontvluchte gevangene spoedig weer aan; hij heeft zich niet lang in zijn vrijheid verheugd.
Vermijdt je broer wel steeds slecht gezelschap? Hij speelde laatst met een beruchte straatjongen. Waarom versmaad je deze geschenken? De gesmede brugleuningen vormden een sieraad voor de gracht.
[pagina 145]
[p. 145]

Het opstel.

Het opstel is gekozen uit de 400 te onzer beschikking staande opstellen, die in hoofdstuk XVII nader zullen worden besproken. Het is een opstel van een jongen uit de VIe klasse. Bij de keuze is gelet op onderwerp en stijl; buitendien moest het aan een aantal ‘technische’ eisen voldoen. Het moest boeien, zowel jongens als meisjes (kunnen) interesseren en levendig zijn geschreven; daarnaast moest het een voldoend aantal werkwoorden bevatten, die zowel naar hun frequentie als naar hun wijzen en tijden voldoende variatie vertoonden, d.w.z. er moesten veel verschillende werkwoorden in voorkomen, in de aantonende wijs met veel t.t., v.t. en deelwoorden, daarnaast een aantal werkwoorden in de onbepaalde wijs.

Het gekozen opstel voldeed meer aan stilistische dan aan technische eisen. Het is ongetwijfeld boeiend, het riekt naar avontuur en sensatie, het is levendig en overtuigd geschreven.

Tegenover de onpersoonlijke zakelijke taal van het dictee treft het door zijn bewogenheid en emotioneel karakter. Het roept sfeer op, direct reeds in het begin: ‘Over de eindeloze onherbergzame vlakten van Lapland gleed een slee’. ‘Hoe angstig moet het iemand maken als men alleen maar de witte sneeuw ziet en het gehuil der wolven hoort’. Het tekent de moed en onverschrokkenheid van de menner: ‘Zijn ogen flikkerden en vastberaden omklemde hij zijn geweer’. Het brengt spanning in de tweestrijd, het einde verkwikt. De jonge auteur heeft zich volkomen in de situatie ingeleefd, zelfs als het opstel misschien slechts reminiscentie is aan een gelezen verhaal. Men kan deze jongen een zeker vermogen tot artistieke taalbehandeling niet ontzeggen.

Maar minder dan het dictee valt het binnen de passieve en zeker minder binnen de actieve taalbeheersing van lagere-school-leerlingen. De woordkeuze wijkt vrij sterk van de kinderlijke af, zoals die normaliter in lagere-school-opstellen naar voren komt, in het algemeen èn binnen de categorie der verba:

zij zaten gehuld; door het gehuil aangedreven;
de wolven kwamen aangerend; hij kon een paard prijsgeven;
zijn ogen flikkerden; de kolf opgeheven.
vastberaden omklemde hij;  

Het voornaamste ‘technische’ bezwaar was een teveel aan hulp-

[pagina 146]
[p. 146]

werkwoorden. Een lichte omwerking werd daardoor noodzakelijk, waardoor dit teveel werd weggewerkt. Het aantal werkwoorden werd teruggebracht op 50; oorspronkelijk waren er 54.

Voorts zijn er enkele kleine stilistische correcties in aangebracht en werd de interpunctie verbeterd. De omwerking heeft echter het essentiële van inhoud en woordkeuze niet aangetast.

De verba zijn naar tijd en vorm onregelmatiger over de stof verdeeld dan bij het dictee. Bij het dictee staan het eerste en het tweede fragment in de v.t., het derde in de t.t., met enkele opzettelijk ingelaste afwijkingen. Ondanks deze laatste verschijnen in het dictee de t.t. en v.t. vormen veel meer als compacte massa dan in het opstel.

De grotere moeilijkheden in het opstel vinden hun weerspiegeling in de zwakkere resultaten.

Het opstel luidt als volgt:

wolven

Over de eindeloze onherbergzame sneeuwvlakten van Lapland gleed een slee, bespannen met vier paarden van zuiver ras. De personen op de slee, een man van middelbare leeftijd, een vrouw en een paar kinderen, zaten in dikke dekens gehuld. Men hoorde niets, behalve de hoefslag der paarden en.... het gehuil der wolven in de verte. Hoe angstig moet het iemand maken als men alleen maar de witte sneeuw ziet en het gehuil der wolven hoort. Deze angst bezaten ook de personen van de slee, behalve de man van middelbare leeftijd. Deze was goed voorbereid op een aanval van wolven. In zijn gordel droeg hij twee pistolen en om zijn schouder hing een dubbelloopsgeweer, van kogels voorzien. De wolven kwamen in volle vaart aangerend. En het lijkt wel of dieren mensenverstand hebben, want zij verdeelden zich in twee groepen om van beide kanten de paarden aan te vallen. De man wachtte tot de wolven de slee genaderd waren. Zijn ogen flikkerden en vastberaden omklemde hij zijn geweer, om de eerste de beste wolf die aanviel, in de sneeuw te doen bijten. Nu waagden de wolven een aanval en meteen daarop klonken twee schoten, twee wolven beten in de sneeuw. De paarden hadden er intussen een draf ingezet, door het gehuil der wolven aangedreven.
Daar viel de man wat in: hij kon een van zijn prachtige paarden aan de wolven prijsgeven. Een ogenblik bleef hij in tweestrijd. ‘Nee’,
[pagina 147]
[p. 147]
spreekt hij bijna halfluid, ‘ik doe het niet. Het paard verdient het niet.’ Weer schoot hij een paar wolven neer. Maar toen vlogen de wolven op de paarden aan. De man sprong uit de slee, de kolf van zijn geweer opgeheven. Hij sloeg om zich heen en vele wolven vielen neer. Onder gehuil dropen de wolven af en nog hetzelfde uur kwamen de gelukkige mensen in Hammerfest aan.

Tot het materiaal behoort ten slotte de staat op blz. 148, waarvan de functie sub c: De werkwijze nader is omschreven.

b. De proefpersonen

200 leerlingen van 8 scholen werden in dit gedeelte van het experiment betrokken; aan 100 werd het dictee, aan 100 andere het opstel voorgelegd. Van iedere groep kregen 60 geen speciale opleiding voor U.L.O. of V.H.M.O.; de 40 anderen waren z.g. opleidingsleerlingen.

De scholen waren als volgt gekozen:

School A (zie Tabel 1) is een zuivere opleidingsschool, vrijwel alle kinderen gaan over naar U.L.O. of V.H.M.O.

De scholen B, C en D vormen in het VIe leerjaar afzonderlijke opleidings- en niet-opleidingsklassen. Van school B werd de opleidingsgroep, van de scholen C en D de niet-opleidingsgroep gekozen.

De scholen E, F en G hebben een gemengde VIe klasse; zij bevat opleidings- en niet-opleidingskinderen. De eerste groep krijgt (enige) speciale training.

School H is een zuivere niet-opleidingsschool. Slechts enkele individuele leerlingen zijn bestemd voor U.L.O. en V.H.M.O. Deze kinderen krijgen, meestal na schooltijd, hun extra-lessen voor ‘taal’, vn. zinsontleding. Deze leerlingen zijn bij de bewerking buiten beschouwing gelaten, daar het gestelde maximum van 40 reeds bereikt was.

School E is een meisjesschool; de overige scholen zijn gemengde scholen. De leeftijd der leerlingen varieert van 11 tot 13 jaar.

Tabel 1 geeft een volledig overzicht.

 

De klassebesprekingen met leerlingen van VIe, VIIe en VIIIe klassen waarvan in hoofdstuk XIII gesproken wordt, vonden plaats op een 4-tal scholen, met in totaal 72 leerlingen. Achtereenvolgens werden gebruikt de vier fragmenten van het dictee. Zij vormden een noodzakelijke aanvulling van het onderzoek naar herkenning en benoeming,

[pagina 148]
[p. 148]

School:______________________ Datum:_____________

Klasse:_________________________________________

Leerling: Naam:___________________________________

Geslacht: j.m.______________________________

Leeftijd in jaren:_____________________________

nr werkwoord vorm of tijd nr werkwoord vorm of tijd
1     39    
2     40    
3     41    
4     42    
5     43    
6     44    
7     45    
8     46    
9     47    
10     48    
11     49    
12     50    
13     51    
14     52    
15     53    
16     54    
17     55    
18     56    
19     57    
20     58    
21     59    
22     60    
23     61    
24     62    
25     63    
26     64    
27     65    
28     66    
29     67    
30     68    
31     69    
32     70    
33     71    
34     72    
35     73    
36     74    
37     75    
38          

[pagina 149]
[p. 149]

Tabel 1

Aard van het werk
School Aantal leerlingen dictee opstel
opleiding niet-
opleiding
opleiding niet-
opleiding
A 27 12 - 15 -
B 26 13 - 13 -
C 36 - 18 - 18
D 17 - 9 - 8
E 31 10 5 7 9
F 25 5 8 5 7
G 15 - 8 - 7
H 23 - 12 - 11
  200 40 60 40 60

omdat dit tot op dit ogenblik een uitsluitend kwantitatief karakter had gedragen. De klassebesprekingen hebben de gevonden resultaten, althans gedeeltelijk, verklaard.

c. De werkwijze

Het vinden van de juiste werkwijze bij een didactisch experiment baart steeds zorgen. De grote moeilijkheid is de ‘sfeer’ zuiver te houden. De kinderen moeten niet, althans zo weinig mogelijk, het gevoel krijgen, dat er bijzondere gebeurtenissen op til zijn, dat er dingen van hen gevraagd zullen worden die òf boven hun macht liggen òf hun naaste toekomst bedreigen. Zij moeten onbevreesd en met vertrouwen de komende gebeurtenissen tegemoet gaan.

De eerste taak is angstgevoelens weg te nemen, speciaal wanneer men als inspecteur experimenteert in VIe klassen, kort voor naderende rapporten en examens. Vandaar de noodzakelijkheid van een inleidend toespraakje.

Onze verzekering, dat het op te geven werk niets te maken had met rapporten, overgang en examens, dat de uitslag aan niemand zou worden meegedeeld, dat een enkele fout meer of minder van geen belang was, dat het werk wat ongewoon maar niet moeilijk zou zijn, verdreef in de regel de spanning van de gezichten en leidde tot soms hoorbare opluch-

[pagina 150]
[p. 150]

ting. Onze adviezen: aandachtig lezen, goed nadenken, grote nauwkeurigheid betrachten werden daarna vrijwel steeds in welwillende gemoedsrust geaccepteerd, vooral als daaraan nog werd toegevoegd, dat ieder voldoende tijd kreeg om het werk rustig af te maken en vragen mocht stellen, als hij of zij de toelichting niet begreep.

Van de ruim 200 onderzochte leerlingen konden slechts 2 niet beginnen; een meisje begon te schreien nadat zij ‘onherbergzame’ als werkwoord had onderstreept; een jongen zat na 10 minuten nog met als enige onderstreping ‘bespannen’. Het meisje bleek een zeer nerveus kind te zijn, dat volgens het hoofd, beschikte over een gemakkelijk wellende tranenbron, vooral als zij aan inspannend werk wenste te ontkomen; de jongen was bij vreemde en onbekende arbeid spoedig geremd. Beiden zijn direct uitgeschakeld. Hun werk is niet in de staten opgenomen.

Na het toespraakje werd het werk uitgedeeld. Er werd, naar ouderwetse trant, scheiding gemaakt tussen links en rechts. De ene groep kreeg het dictee, de andere het opstel. Zo werd het niet alleen onmogelijk, de buur te ‘raadplegen’, maar het isolement bevorderde ook de concentratie op het eigen werk.

Na het uitdelen kregen de kinderen een minuut of vijf gelegenheid om van de inhoud kennis te nemen.

Achtereenvolgens werden nu de 4 opdrachten waaruit het experiment bestond, op het bord geschreven, besproken en uitgevoerd:

 

1.Onderstreep alle werkwoorden.
2.Nummer de onderstreepte werkwoorden in de volgorde 1-2-3 enz. Zet het nummer achter het werkwoord en sla geen enkel werkwoord over.
3.Schrijf de onderstreepte werkwoorden in dezelfde volgorde achter de nummers op het genummerde blad, dus nr 1 achter de 1, nr 2 achter de 2, enz.
4.Vul nu achter ieder werkwoord in:
t.t.
of v.t.
of d.w.
of hele werkwoord (zie voor dit laatste de toelichting sub 4).

 

Bij de verschillende opdrachten werd, zoals gezegd, enige toelichting gegeven:

[pagina 151]
[p. 151]

1. Aan de hand van enkele voorbeelden buiten het werk om, neem op, liep door enz., werd de aandacht gevestigd op de scheidbare werkwoorden. Er werd op gewezen dat beide delen konden worden onderstreept, doch dat alleen het ‘echte’ werkwoord van belang was: neem, liep; niet op en door.

2. Tussen de afzonderlijke woorden bij dictee en opstel was dubbele ruimte genomen voor het tussenvoegen van het nummer. De scheidbare werkwoorden werden opnieuw in herinnering gebracht: het ‘echte’ werkwoord moest genummerd worden, de rest niet. Indien tijdens het nummeren of bij de nalezing bleek dat er een onderstreept werkwoord overgeslagen was, moest gewaarschuwd worden. Het vergeten werkwoord is dan aan het slot toegevoegd en genummerd. Wijziging van eenmaal geplaatste nummers was niet toegestaan.

3. Eerst werd de ‘kop’ van het blad in orde gemaakt, daarna werd de opdracht opgeschreven en besproken. Bij vergissingen kon worden gewaarschuwd en de fouten werden door de proefleider hersteld.

4. Gelijk gezegd werd de eenvoudigste benaming gekozen. Vandaar dat er niet gesproken is van onvoltooid t.t., onvoltooid v.t., tegenwoordig of verleden d.w. Bij de infinitief werd steeds het klassegebruik gevolgd; soms zijn de infinitieven dus aangegeven met inf., soms met onb.(epaalde) w(ijs), soms met h(ele) w(erk)w(oord), soms met g(ewone) w(erk)w(oord), soms met onv(eranderde) w(erk)w(oord). Steeds is gezegd dat, als men een bepaalde vorm niet kon benoemen, volstaan kon worden met in de smalle kolom een streepje te plaatsen, ‘de gemakkelijkste manier om de vraag te beantwoorden’. Een stereotiep grapje, dat telkenmale weer insloeg. Stereotiep was ook de angstige opmerking: ‘Meneer, ik heb er geen 75’, zodra het blad was rondgedeeld. Een geruststellend: ‘Zoveel zijn er ook niet’, deed de gemoederen weer bedaren.

 

Het gehele experiment duurde een uur tot vijf kwartier. Zoveel als maar enigszins mogelijk was is de proefleider de kinderen tegemoet gekomen, mits de vragen niet leidden tot directe steun bij herkenning en benoeming. ‘Technische’ fouten, vergeten te nummeren, foutieve overbrenging op het genummerde blad, werden - voorzover ze ter kennis gekomen zijn van de proefleider door vragen of contrôle tijdens het werk - verbeterd. De kern van de opdrachten, het werkwoord, is steeds in herinnering gehouden, zowel door de formulering als tijdens de be-

[pagina 152]
[p. 152]

spreking, o.a. door opzettelijke en nadrukkelijke accentuering. Niet steeds met succes. Er is dus ernstig getracht maximale prestaties te verkrijgen. In ieder geval is bereikt, gelijk uit de uitlatingen der kinderen zelf bleek, dat de resultaten niet gedrukt zijn door remmende onzekerheden en dat angstgevoelens zijn afgeleid.

 

Ditzelfde geldt voor de klassebesprekingen in VI, VII en VIII. Deze klassebesprekingen staan tot het eigenlijke onderzoek naar herkenning en benoeming als de motivering tot het onderzoek naar de beheersing. Zij hebben ons getoond, ‘in hoeverre de leerlingen de uiteenzetting van de onderwijzer hebben kunnen volgen en zijn grammaticaal “weten” tot het hunne hebben gemaakt’. Het werkwoord als zodanig en zijn vormen hebben voor de onderwijzer weinig geheimenissen, althans voorzover het de morphologie der lagere school betreft; voor de leerlingen blijkt het aantal geheimenissen legio te zijn. De klassebesprekingen hebben ons duidelijk gemaakt welke dit zijn.

 

De klassebesprekingen werden geopend met een inleidend praatje als hiervoor is weergegeven, daarna werd een blaadje uitgedeeld, de persoonlijke gegevens werden ingevuld en het voor de betrokken klasse bestemde fragment op het bord geschreven. De kinderen werd gevraagd de werkwoorden op te zoeken en de tijd of vorm aan te geven, alles overeenkomstig het grote onderzoek. Daarna volgde de bespreking. Eerst werd nagegaan welke woorden als werkwoord waren ‘herkend’, vervolgens werd de benoeming onderzocht. Daarna volgde de klassikale bespreking, waarbij de individuele gezichtspunten zoveel mogelijk tot hun recht kwamen. De proefleider vroeg steeds naar het waarom: ‘Waarom noem je “breidde uit” een werkwoord, waarom “laatste”, waarom “voortdurend”, waarom “besloot”, waarom “stemmen” (dat hier substantief is), waarom “vergroten”. En waarom is “breidde uit” een v.t., waarom “laatste” v.t., waarom “voortdurend” een (verleden) d.w., waarom “algemene” een t.t. enz.’ Er is getracht tot de bodem der kunde of onkunde door te dringen. Op ter zake doende vragen werd ingegaan, soms ook op niet ter zake doende, dikwijls op zich zelf informatieve curiosa; afwijkende meningen voor zover zij publiek werden gemaakt, werden onderzocht. Een boeiend stuk schoolpractijk, dat leerlingen, onderwijzer en proefleider pakte en voor beide laatsten in hoge mate instructief was.

[pagina 153]
[p. 153]

d. De resultaten

1. De resultaten der afzonderlijke scholen.

De tabellen 2 t/m 9 bevatten de resultaten der afzonderlijke scholen.

Een korte toelichting bij Tabel 2, School A; zij geldt m.m. evenzeer voor de overige tabellen.

De leerlingen zijn, naar hun bestemming aan het einde van het VIe leerjaar, ingedeeld in drie groepen:

1.z.g. ‘niet-opleidings’-leerlingen;
2.leerlingen bestemd voor het U.L.O. (nrs 16-27);
3.leerlingen bestemd voor het V.H.M.O. (nrs 1-15).

School A is een zuivere opleidingsschool; leerlingen van de eerste categorie komen vrijwel niet voor.

In de drie volgende kolommen worden de resultaten van de herkenning aangegeven.

De kolom ‘totaal’ geeft aan het aantal woorden, dat terecht of ten onrechte, als w.w. is aangeduid. Dit aantal varieert bij de toekomstige V.H.M.O. leerlingen van 41 tot 51; bij de a.s. U.L.O. leerlingen van 42 tot 55.

De kolom ‘fout’ geeft aan het aantal onjuiste herkenningen, variërend van 0 tot 2 bij de eerste, van 0 tot 8 bij de tweede categorie.

Kolom ‘goed’ resulteert ten slotte uit de beide voorafgaande kolommen; zij geeft dus aan het werkelijke aantal w.w., wil men, het aantal ‘werkelijke’ w.w., 41 tot 50 bij de eerste; 42 tot 50 bij de tweede categorie.

De dan volgende kolom geeft het resultaat van de laatste der vier opdrachten (zie blz. 150): de benoeming, doch slechts voor zover zij betrekking heeft op de werkwoorden, die terecht als zodanig zijn herkend, in de tabel dus opgenomen in de kolom ‘goed’. De leerlingen 1 en 2 hebben dus alle 45 ‘werkelijke’ w.w. juist benoemd; leerling 3 heeft in de benoeming 1 fout gemaakt; leerling 25 niet minder dan 20.

Het beste werk is overeenkomstig het bovenstaande dus geleverd door leerling 11, die alle 50 w.w. heeft herkend en ze alle 50 juist heeft benoemd. Leerling 12 heeft wel alle 50 w.w. herkend, doch er 9 verkeerd benoemd.

De beide laatste kolommen geven aan, welke leerlingen het opstel, welke het dictee hebben verwerkt.

Na deze toelichting zullen ook de overige tabellen duidelijk zijn.

[pagina 154]
[p. 154]

School A
Tabel 2

nr v/d ll. Inde-
lings-
groep
aantal w.w. ‘her-
kend’
van de wer-
kelijke w.w. juist be-
noemd
aard van het werk
niet opl. a.s. ULO a.s. VHMO totaal fout goed opstel dictee
1     × 45 0 45 45   ×
2     × 45 0 45 45   ×
3     × 45 0 45 44   ×
4     × 44 0 44 42   ×
5     × 45 1 44 39   ×
6     × 45 0 45 41   ×
7     × 43 0 43 41   ×
8     × 43 0 43 43   ×
9     × 41 0 41 31 ×  
10     × 49 0 49 45 ×  
11     × 50 0 50 50 ×  
12     × 50 0 50 41 ×  
13     × 51 2 49 41 ×  
14     × 41 0 41 39 ×  
15     × 49 0 49 45 ×  
      15 686 3 683 632 7 8
16   ×   43 0 43 41 ×  
17   ×   47 0 47 33 ×  
18   ×   48 1 47 44 ×  
19   ×   51 7 44 32 ×  
20   ×   52 2 50 45 ×  
21   ×   52 6 46 35 ×  
22   ×   55 8 47 39 ×  
23   ×   46 0 46 34   ×
24   ×   48 2 46 44   ×
25   ×   54 6 48 28   ×
26   ×   44 0 44 42   ×
27   ×   42 0 42 28 ×  
    12   582 32 550 445 8 4

[pagina 155]
[p. 155]

School B
Tabel 3

nr v/d ll. Inde-
lings-
groep
aantal w.w. ‘her-
kend’
van de wer-
kelijke w.w. juist be-
noemd
aard van het werk
niet opl. a.s. ULO a.s. VHMO totaal fout goed opstel dictee
1     × 45 0 45 44   ×
2     × 44 0 44 40   ×
3     × 48 2 46 29   ×
4     × 51 5 46 34   ×
5     × 44 0 44 41   ×
6     × 44 0 44 34   ×
7     × 54 7 47 34 ×  
8     × 48 2 46 28 ×  
9     × 38 8 30 15 ×  
10     × 44 1 43 41 ×  
11     × 56 7 49 35 ×  
12     × 54 6 48 39 ×  
13     × 52 4 48 44 ×  
14     × 46 5 41 37 ×  
      14 668 47 621 495 8 6
15   ×   54 6 48 35   ×
16   ×   45 0 45 45   ×
17   ×   50 6 44 33   ×
18   ×   44 6 38 24   ×
19   ×   40 3 37 27   ×
20   ×   51 3 48 45   ×
21   ×   61 14 47 30   ×
22   ×   49 5 44 38 ×  
23   ×   47 2 45 40 ×  
24   ×   58 11 47 34 ×  
25   ×   41 4 37 24 ×  
26   ×   55 5 50 41 ×  
    12   595 65 530 416 5 7

[pagina 156]
[p. 156]

School C
Tabel 4

nr v/d ll. Inde-
lings-
groep
aantal w.w. ‘her-
kend’
van de wer-
kelijke w.w. juist be-
noemd
aard van het werk
niet opl. a.s. ULO a.s. VHMO totaal fout goed opstel dictee
1 ×     50 24 26 3 ×  
2 ×     61 21 40 21 ×  
3 ×     61 23 38 26 ×  
4 ×     26 8 18 16 ×  
5 ×     26 1 25 13 ×  
6 ×     62 40 22 5 ×  
7 ×     45 5 40 29 ×  
8 ×     36 10 26 23 ×  
9 ×     31 1 30 25 ×  
10 ×     59 10 49 36 ×  
11 ×     60 14 46 40 ×  
12 ×     52 7 45 21   ×
13 ×     48 1 47 41   ×
14 ×     57 9 48 44 ×  
15 ×     55 9 46 28   ×
16 ×     60 19 41 25   ×
17 ×     44 1 43 35   ×
18 ×     40 2 38 14   ×
19 ×     34 1 33 22   ×
20 ×     40 3 37 18   ×
21 ×     39 27 12 6   ×
22 ×     54 12 42 24   ×
23 ×     57 9 48 45 ×  
24 ×     55 6 49 39 ×  
25 ×     29 4 25 20 ×  
26 ×     46 0 46 42 ×  
27 ×     57 13 44 31 ×  
28 ×     43 0 43 41 ×  
29 ×     27 1 26 18 ×  
30 ×     48 4 44 33   ×
31 ×     49 10 39 28   ×
32 ×     53 6 47 41   ×
33 ×     36 0 36 27   ×
34 ×     39 4 35 15   ×
35 ×     51 9 42 27   ×
36 ×     47 2 45 40   ×
  36     1677 316 1361 962 19 17

[pagina 157]
[p. 157]

School D
Tabel 5

nr v/d ll. Inde-
lings-
groep
aantal w.w. ‘her-
kend’
van de wer-
kelijke w.w. juist be-
noemd
aard van het werk
niet opl. a.s. ULO a.s. VHMO totaal fout goed opstel dictee
1 ×     48 1 47 38   ×
2 ×     40 3 37 18   ×
3 ×     43 12 31 16   ×
4 ×     44 8 36 24   ×
5 ×     23 7 16 4   ×
6 ×     31 2 29 13   ×
7 ×     69 31 38 13   ×
8 ×     56 21 35 18   ×
9 ×     32 2 30 9   ×
10 ×     54 12 42 24 ×  
11 ×     33 5 28 22 ×  
12 ×     38 9 29 25 ×  
13 ×     48 38 10 6 ×  
14 ×     32 10 22 12 ×  
15 ×     33 4 29 16 ×  
16 ×     22 7 15 7 ×  
17 ×     56 39 17 3 ×  
  17     702 211 491 268 8 9

[pagina 158]
[p. 158]

School E
Tabel 6

nr v/d ll. Inde-
lings-
groep
aantal w.w. ‘her-
kend’
van de wer-
kelijke w.w. juist be-
noemd
aard van het werk
niet opl. a.s. ULO a.s. VHMO totaal fout goed opstel dictee
1 ×     45 9 36 20   ×
2 ×     46 11 35 17   ×
3 ×     49 9 40 19   ×
4 ×     40 6 34 15   ×
5 ×     33 14 19 12   ×
6 ×     44 28 16 4 ×  
7 ×     41 3 38 15 ×  
8 ×     40 8 32 26 ×  
9 ×     38 6 32 14 ×  
10 ×     48 17 31 23 ×  
11 ×     40 3 37 33 ×  
12 ×     25 7 18 13 ×  
13 ×     37 6 31 23 ×  
14 ×     29 5 24 14 ×  
  14     555 132 423 248 9 5
15   ×   44 1 43 39   ×
16   ×   45 0 45 45   ×
17   ×   41 1 40 36   ×
18   ×   50 2 48 36   ×
19   ×   36 0 36 30   ×
20   ×   45 0 45 40   ×
21   ×   32 0 32 32 ×  
22   ×   38 2 36 26 ×  
    8   331 6 325 284 2 6
23     × 45 0 45 44   ×
24     × 45 0 45 44   ×
25     × 52 3 49 44   ×
26     × 46 7 39 29   ×
27     × 38 1 37 35 ×  
28     × 45 0 45 41 ×  
29     × 48 5 43 38 ×  
30     × 46 0 46 44 ×  
31     × 51 4 47 40 ×  
      9 416 20 396 359 5 4

[pagina 159]
[p. 159]

School F
Tabel 7

nr v/d ll. Inde-
lings-
groep
aantal w.w. ‘her-
kend’
van de wer-
kelijke w.w. juist be-
noemd
aard van het werk
niet opl. a.s. ULO a.s. VHMO totaal fout goed opstel dictee
1 ×     47 5 42 20   ×
2 ×     45 14 31 24   ×
3 ×     46 1 45 38   ×
4 ×     30 21 9 8   ×
5 ×     64 23 41 22   ×
6 ×     57 27 30 11   ×
7 ×     57 13 44 15   ×
8 ×     48 11 37 12   ×
9 ×     47 44 3 0 ×  
10 ×     63 45 18 5 ×  
11 ×     56 53 3 0 ×  
12 ×     41 8 33 23 ×  
13 ×     44 4 40 23 ×  
14 ×     60 46 14 13 ×  
15 ×     46 29 17 7 ×  
  15     751 344 407 221 7 8
16   ×   49 4 45 38   ×
17   ×   43 2 41 28   ×
18   ×   49 0 49 40 ×  
19   ×   53 6 47 38 ×  
20   ×   46 10 36 24 ×  
    5   240 22 218 168 3 2
21     × 45 0 45 44   ×
22     × 55 7 48 45 ×  
23     × 46 3 43 33 ×  
24     × 50 4 46 37   ×
25     × 45 4 41 36   ×
      5 241 18 223 195 2 3

[pagina 160]
[p. 160]

School G
Tabel 8

nr v/d ll. Inde-
lings-
groep
aantal w.w. ‘her-
kend’
van de wer-
kelijke w.w. juist be-
noemd
aard van het werk
niet opl. a.s. ULO a.s. VHMO totaal fout goed opstel dictee
1 ×     33 0 33 30   ×
2 ×     49 7 42 31   ×
3 ×     37 2 35 12   ×
4 ×     48 4 44 44   ×
5 ×     34 1 33 31   ×
6 ×     31 1 30 22   ×
7 ×     36 9 27 21   ×
8 ×     62 14 48 39   ×
9 ×     40 3 37 33 ×  
10 ×     74 65 9 1 ×  
11 ×     32 7 25 17 ×  
12 ×     31 2 29 20 ×  
13 ×     34 1 33 32 ×  
14 ×     27 3 24 10 ×  
15 ×     50 13 37 21 ×  
  15     618 132 486 364 7 8

[pagina 161]
[p. 161]

School H
Tabel 9

nr v/d ll. Inde-
lings-
groep
aantal w.w. ‘her-
kend’
van de wer-
kelijke w.w. juist be-
noemd
aard van het werk
niet opl. a.s. ULO a.s. VHMO totaal fout goed opstel dictee
1 ×     37 16 21 14 ×  
2 ×     52 32 20 6 ×  
3 ×     29 3 26 23 ×  
4 ×     32 31 1 0 ×  
5 ×     31 9 22 15 ×  
6 ×     36 15 21 9 ×  
7 ×     40 13 27 22 ×  
8 ×     43 1 42 37 ×  
9 ×     40 9 31 27 ×  
10 ×     43 12 31 17 ×  
11 ×     37 6 31 26   ×
12 ×     39 2 37 21   ×
13 ×     21 6 15 13   ×
14 ×     25 0 25 13   ×
15 ×     32 1 31 17   ×
16 ×     37 0 37 24   ×
17 ×     39 6 33 19   ×
18 ×     34 0 34 30   ×
19 ×     33 27 6 2   ×
20 ×     45 13 32 22   ×
21 ×     26 6 20 11   ×
22 ×     37 1 36 33   ×
23 ×     42 0 42 28   ×
  23     830 209 621 429 10 13

[pagina 162]
[p. 162]

Het ligt niet in onze bedoeling de resultaten der afzonderlijke scholen aan gedetailleerde kwantitatieve beschouwingen te onderwerpen. We bepalen ons tot enkele globale, vergelijkende opmerkingen, die vnl. de kolommen der herkenning en der benoeming betreffen, zulks voor we met § 3 overgaan tot een samenvattende bespreking.

De kolom ‘totaal’.

Twee verschijnselen trekken direct de aandacht: enerzijds is er een surplus aan herkenning, anderzijds een tekort. Beide verschijnselen vindt men bij alle drie groepen leerlingen; bij iedere groep weer zowel bij het opstel als bij het dictee. Dezelfde twee hoofdtendenties zijn dus bij alle drie indelingsgroepen en bij beiderlei soort materiaal aanwezig. Bij de groepsanalyse zal echter blijken dat zij zich kwantitatief demonstreren in sterk uiteenlopende getalverhoudingen, kwalitatief in sterk variërende stofbeheersing. Men mag uit het feit, dat het werk van alle drie indelingsgroepen door dezelfde verschijnselen gekenmerkt wordt dus niet besluiten tot even grote zuiverheid en betrouwbaarheid van het grammaticale herkenningsvermogen, voorzover het verba betreft.

Het surplus betekende een verrassing, en wel een verrassing die steeg met het aantal ‘herkende’ werkwoorden; het tekort viel te verwachten en werd verwacht.

Voor rekening van de 120 niet-opleidingsleerlingen komen 28 overschrijdingen; voor de 37 a.s. Ulo-leerlingen 11; voor de 43 a.s.V.H.M.O.-leerlingen 9. Het verschil ligt dus, percentsgewijze, niet zozeer in het aantal overschrijdingen, dan wel in het graadverschil. Leerling G 10, niet-opleidingsgroep, bereikt het maximum; hij ‘herkent’ 74 ‘werkwoorden’; B 21 ‘vindt’ bij de a.s.U.L.O.-leerlingen het hoogste aantal, 61; B 11 bij de a.s.V.H.M.O.-leerlingen: 56.

Naar beneden overeenkomstige afwijkingen van het juiste aantal, 50. H. 13, niet-opleiding, vormt het dieptepunt: 21; de laagste a.s.U.L.O.-leerling is E 21 met 32; de laagste a.s.V.H.M.O.-leerling B 9 met 38.

We vinden dus de volgende spreiding:

Minimum Maximum Verschil
niet-opleiding 21 74 53
bestemd voor U.L.O. 32 61 29
bestemd voor V.H.M.O. 38 56 18

[pagina 163]
[p. 163]

De kolom ‘fout’.

Uit het voorgaande valt reeds met vrijwel maximale waarschijnlijkheid af te leiden, dat het aantal fouten het grootst zal zijn bij de nietopleidingsgroep. Hoe groter de distantie van 50 naar boven en naar beneden, hoe groter het aantal fouten zal zijn. G 10 met zijn 74 ‘herkenningen’ mòet reeds 24 fouten hebben gemaakt; H 13 met zijn 21 reeds 29. Het aantal fouten zal het geringst zijn bij de groep met de geringste spreiding, dus bij de groep a.s.V.H.M.O. De groepsanalyse zal dienaangaande zekerheid verschaffen.

We volstaan voor het moment met het aangeven der spreiding:

Aantal fouten:
Minimum Maximum Verschil
niet-opleiding 0 65 65
bestemd voor U.L.O. 0 14 14
bestemd voor V.H.M.O. 0 8 8
       
Het betreft resp. de leerling G 10: 74 ‘herkend’, 65 fout;
  B 21: 61 ‘herkend’, 14 fout;
  B 9: 38 ‘herkend’, 8 fout.

De kolom ‘goed’.

Deze kolom is door de beide voorafgaande bepaald. Hij bevat het gezuiverde resultaat, het aantal ‘werkelijke’ werkwoorden, dat de leerlingen individueel hebben herkend. In hoeverre hier van wèrkelijk herkennen sprake is, valt niet uit te maken; ongetwijfeld heeft het toeval zijn rol gespeeld, zoals later uit de klassikale besprekingen zal blijken.

De spreiding:

Minimum Maximum Verschil
niet-opleiding 1 49 48
bestemd voor U.L.O. 32 50 18
bestemd voor V.H.M.O. 30 50 20
       
Het betreft resp. de leerlingen: H 4 en C 10;
  E 21 en A 20;
  B 9 en A 11.

[pagina 164]
[p. 164]

De benoeming.

Deze kolom kan voor dit gedeelte van het onderzoek als de belangrijkste gelden. We zoeken thans een antwoord op de vraag, of de leerlingen, als zij het werkwoord als zodanig hebben herkend, het ook herkennen in zijn grammaticale kwaliteiten. In deze paragraaf toetsen we dus de passieve werkwoordbeheersing, als hoedanig wij herkenning en benoeming beschouwen; de actieve werkwoordbeheersing, de juiste vormgeving overeenkomstig traditionele spellingvoorschriften, komt in de volgende paragraaf aan de orde.

De spreiding:

Minimum Maximum Verschil
niet-opleiding 0 45 45
bestemd voor U.L.O. 24 45 21
bestemd voor V.H.M.O. 15 50 35

Het betreft resp. de leerlingen: o.a. H 4 en C 23; B 18 en A 20; B 9 en A 11.

De kolom ‘goed’ vormt de grondslag voor de kolom ‘benoeming’. Er zijn twee mogelijkheden:

Er is volkomen overeenstemming tussen de getallen in beide kolommen: alle ‘werkelijke’ w.w. zijn juist benoemd, hetgeen toevallig het geval is bij de nrs A 1 en A 2 (45-45), of, hetgeen natuurlijk veel vaker voorkomt: het aantal juiste benoemingen blijft beneden, soms zeer ver beneden, het aantal ‘werkelijke’ w.w.

Overeenkomst bestaat slechts in 8 gevallen; op de overige 192 passen we onderstaand vrij grof verdelingsschema toe.

Tabel 10
Verschil in aantal tussen ‘werkelijke’ w.w. en juist-benoemde w.w.

Inde-
lings-
groep
overeen-
stemming
1-5 6-10 11-15 16-20 meer dan 20 totaal
niet-
opleiding
1 31 31 26 20 11 120
bestemd voor U.L.O. 3 10 9 13 2 - 37
bestemd voor V.H.M.O. 4 24 10 3 2 - 43
  8 65 50 42 24 11 200

[pagina 165]
[p. 165]

De uitkomsten van de niet-opleidingsgroep zijn het ongunstigst: 47,5 % valt onder de drie zwakste groepen: verschil 11-15; 16-20; meer dan 20. Voor de a.s.U.L.O.-leerlingen bedraagt dit percentage 40,5 %, doch het verschil ligt vnl. in de 4e kolom, de 5e en 6e zijn bijna blanco. Voor de a.s.V.H.M.O.-leerlingen vinden we slechts 11,6%.

Als we de indeling naar de normen van Tabel 10 toetsen aan de feitelijke resultaten wordt de uitkomst voor de niet-opleidingsgroep nog ongunstiger: kolom 1-5 blijkt bij nadere beschouwing een zeer geflatteerde indruk te maken. Als men (D 13) 10 w.w. goed heeft herkend, is de kans op een groot aantal fouten in de benoeming wel zeer gering. Toch altijd nog groter dan bij F 4, die slechts 9 w.w. goed herkend heeft en zeker groter dan bij F 9 en F 11, elk met 3 goede herkenningen. H 4 benoemt het ene goed herkende w.w. fout, doch met het verschil 1 valt hij onder de categorie 1-5.

Een feit mag bij de beoordeling dezer resultaten niet uit het oog worden verloren. Hoe belangrijk de kolom der juiste benoeming ook moge zijn, hij is niet absoluut beslissend voor de kwaliteit van het werk. Men vergelijke de volgende drie leerlingen, gekozen naar een willekeurig aantal juiste benoemingen:

totaal fout goed juist benoemd
A 22 55 8 47 39
E 15 44 1 43 39
G 8 62 14 48 39

Het beste werk is hier in feite gemaakt door leerling E 15, die, uitgaande van het basisgetal 50, daarbij 11 beneden blijft. Dit is ook het geval voor A 22 en G 8, maar hun aantal ‘fouten’ is resp. 5 en 12 groter, doordat zij 5 en 12 niet-werkwoordelijke vormen als werkwoordelijk hebben aangeduid.

Volledigheidshalve geven we ook de spreiding aan van de berekende verschillen tussen het aantal ‘werkelijke’ w.w. en het aantal juist benoemde. Blijkens Tabel 10 is (zijn) er in alle drie indelingsgroepen een of meer gevallen van volledige overeenstemming; voor alle drie groepen is dus het minimum nul. We krijgen het volgende overzicht:

[pagina 166]
[p. 166]

Minimum Maximum Verschil
niet-opleiding 0 29 29
bestemd voor U.L.O. 0 20 20
bestemd voor V.H.M.O. 0 18 18

De laatste cijfers betreffen de leerlingen F 7 (44-15), A 25 (48-28), B 8 (46-28).

De spreiding.

Bij de behandeling der afzonderlijke kolommen hebben we regel-

De spreiding
Tabel 11

Indelings-
groep
niet-opleiding bestemd voor ULO bestemd voor VHMO
Tot. aant. herkenningen      
minimum 21 32 38
maximum 74 61 56
verschil 53 29 18
Foutieve herkenningen      
minimum 0 0 0
maximum 65 14 8
verschil 65 14 8
Juiste herkenningen      
minimum 1 32 30
maximum 49 50 50
verschil 48 18 20
Juiste benoemingen      
minimum 0 24 15
maximum 45 45 50
verschil 45 21 35
Verschil tussen juiste herkenningen en juiste benoemingen      
minimum 0 0 0
maximum 29 20 18
verschil 29 20 18

[pagina 167]
[p. 167]

matig aandacht geschonken aan de spreidingscijfers. We vatten ze nu in Tabel 11 samen.

 

Men heeft reeds kunnen constateren dat er een zeer grote, om niet te zeggen verbijsterende verscheidenheid is in de individuele prestaties. Speciaal bij de niet-opleidingsgroep. Bij de herkenning treffen we een variatie aan van 21-74; het aantal fouten varieert van 0-65! Deze cijfers onthullen enerzijds hoe gering bij deze groep de stabiliteit der kennis is, anderzijds betekenen ze een waarschuwing. De mogelijkheid zou nl. kunnen bestaan dat de grote verschillen tussen de extremen het gevolg zijn van het feit, dat er enkele geïsoleerde waardenGa naar voetnoot1), zeer klein en (of) zeer groot, voorkomen, waardoor de verschillen aan betekenis zouden verliezen. Het is daarom gewenst de frequentieverdeling nader te onderzoeken.

We zullen dit uitvoerig doen voor de niet-opleidingsgroep, omdat daar de spreiding het grootst is; voor de beide andere groepen beperken we ons tot het aangeven van en het elimineren van de geïsoleerde minima en maxima.

 

Niet-opleidingsgroep.

  Kolom Totaal: Minima.  
School C: 26-27-29-31-34 enz.
  D: 22-23-31-32-33 enz.
  E: 25-29-33 enz.
  F: 30 enz.
  G: 27-31-32-33-34 enz.
  H: 21-25-26-29-31-
32-33-34
enz.
  Geïsoleerde
waarden komen
niet voor.
   
  Idem: Maxima.  
School C: 62-61-60-59-57-55-
54-53-52-51-50
enz.
  D: 69-56-54 enz.
  E: geen enkel geval van 50 of meer. enz.
  F: 64-63-60-57-56 enz.
  G: 74-62-50 enz.
  H: 52 enz.

[pagina 168]
[p. 168]

Als geïsoleerde waarden mogen worden beschouwd G: 74 en D: 69; vanaf 64 is er een regelmatige, ononderbroken daling. Er is dus enige reductie t.a.v. de spreiding, een reductie die, gezien de afhankelijkheid der volgende kolommen van de eerste, zich ook in deze kolommen zal voordoen.

  Kolom Fout: Minima.  
School C: 0-1-2-3-4-5-6-7-8-9 enz.
  D: 1-2-3-4-5-7-8-9 enz.
  E: 3-5-6-7-8-9 enz.
  F: 1-4-5-8 enz.
  G: 0-1-2-3-4-7-9 enz.
  H: 0-1-2-3-6-9 enz.
  Geen geïsoleerde waarden.    

  Idem: Maxima.  
School C: 40-27-24-23-21 enz.
  D: 39-38-31-21 enz.
  E: 38 enz.
  F: 53-46-45-44-
29-27-23-21
enz.
  G: 65 enz.
  H: 32-31-27 enz.

Geïsoleerde waarden G: 65 en F: 53. Verder een regelmatige frequentieverdeling.

  Kolom Goed: Minima.
School C: 12-18-22-25 enz.
  D: 10-15-16-17-22 enz.
  E: 16-18-19-24 enz.
  F: 3-9-14-17-18 enz.
  G: 9-24-25 enz.
  H: 1-6-15-20-21-25 enz.
  Geïsoleerde waarden H: 1; F: 3; H: 6.    

[pagina 169]
[p. 169]

  Idem: Maxima.  
School C: 49-48-47-46-45-
44-43-42-41-40
enz.
  D: 47-42 enz.
  E: 40 enz.
  F: 45-44-42-41-40 enz.
  G: 48-44-42 enz.
  H: 42 enz.
  Geen geïsoleerde waarden.    
       
  Kolom Benoeming.    

Aangegeven wordt, overeenkomstig de berekeningen op blz. 164 e.v. het verschil tussen het aantal ‘werkelijke’ werkwoorden en het aantal juist benoemde werkwoorden.

    Minima.  
School C: 2-3-4-5-6-8-9-10 enz.
  D: 4-6-8-9-10 enz.
  E: 4-5-6-7-8-10 enz.
  F: 1-3-7-10 enz.
  G: 0-1-2-3-4-6-8-9 enz.
  H: 1-2-3-4-5-7-9-10 enz.
  Geen geïsoleerde waarden.    

    Maxima.  
School C: 15-16-17-18-19-
20-23-24
enz.
  D: 15-16-17-18-
19-21-25
enz.
  E: 16-18-19-21-23 enz.
  F: 17-19-22-25-29 enz.
  G: 16-23 enz.
  H: 16 enz.
  Alleen F: 29 kan als geïsoleerde waarde worden beschouwd.    

We komen nu tot het volgende resultaat:

Kolom Totaal:

Minima: Geen geïsoleerde waarden. Het minimum blijft 21.
Maxima: De geïsoleerde waarden 74 en 69 vervallen; het maximum wordt 64.
[pagina 170]
[p. 170]

Kolom Fout:

Minima: Geen geïsoleerde waarden. Het minimum blijft 0.
Maxima: De geïsoleerde waarden 65 en 53 vervallen; het maximum wordt 46.

Kolom Goed:

Minima: De geïsoleerde waarden 1-3-6 vervallen; het minimum wordt 9.
Maxima: Geen geïsoleerde waarden. Het maximum blijft 49.

Kolom Benoeming: (verschil met voorafgaande kolom)

Minima: Geen geïsoleerde waarden; minimum-verschil blijft 0.
Maxima: De geïsoleerde waarde 29 vervalt; het maximum-verschil wordt 25.

Op overeenkomstige wijze schakelen we bij de beide andere indelingsgroepen de geïsoleerde waarden uit en komen daarna tot de reductietabel 12 (blz. 171), die we, om vergelijking mogelijk te maken, plaatsen naast de oorspronkelijke niet gereduceerde Tabel 11.

Tabel 12 stelt ons tot een zuiverder vergelijking in staat dan Tabel 11. Alle extreme gevallen zijn geëlimineerd. De frequentieverdeling bij de niet-opleidingsgroep is thans zeer regelmatig. Dat is ze a fortiori bij de beide andere groepen.

Duidelijk blijkt dat de homogeniteit bij de beide laatste veel groter is dan bij de eerste; hun passieve werkwoordbeheersing (herkenning en benoeming) blijkt aanzienlijk beter gefundeerd te zijn. Zelfs als we er rekening mee houden, dat de niet-opleidingsgroep numeriek sterker is, wat natuurlijk enigermate de sterkere spreiding kàn verklaren.

2. Specimina van leerlingenwerk.

Ter illustratie en nadere adstructie thans een zestal specimina van leerlingenwerk, van iedere indelingsgroep twee, telkens het beste en het slechtste werk, toevalligerwijze drie opstellen en drie dictees.

a. Leerlingen bestemd voor het V.H.M.O.

Twee opstellen, resp. van de nrs A 11 en B 9.

[pagina 171]
[p. 171]

Tabel 12

Indelingsgroep
niet-opleiding bestemd voor ULO bestemd voor VHMO
A. Tabel met geïsoleerde waarden      
verschillen tussen minima en maxima      
totaal 53 29 18
fout 65 14 8
goed (c) 48 18 20
juist benoemd (d) 45 21 35
verschil c en d 29 20 18
       
B. Tabel met geëlimineerde geïsoleerde waarden      
verschillen tussen(nieuwe) minima en maxima      
totaal 64 - 21 = 43 55 - 36 = 19 56 - 41 = 15
fout 46 - 0 = 46 11 - 0 = 11 8 - 0 = 8
goed (c) 49 - 9 = 40 50 - 36 = 14 50 - 37 = 13
juist benoemd (d) 45 - 0 = 45 45 - 24 = 21 45 - 28 = 17
verschil c en d 25 - 0 = 25 14 - 0 = 14 18 - 0 = 18

A 11.

Resultaat: 50-0-50-50

 

Deze leerling heeft zich op waarlijk bewonderenswaardige wijze van zijn taak gekweten. Alle 50 werkwoorden zijn zonder uitzondering als zodanig herkend en zonder uitzondering goed benoemd. Hij heeft zich geen enkele maal vergist, noch in het onderstrepen, noch in de nummering, noch in het overnemen op het werkblad, noch in de benoeming. Hij is veruit de beste der 200 onderzochte p.p., op zich zelf een ‘geïsoleerde waarde’.

Hij heeft een voorsprong van 5 op de overigen.

Knap werk voor een knaap van 11 jaar.

[pagina 172]
[p. 172]

School:______________________ Datum:_____________

Klasse:_________________________________________

Leerling: Naam:___________________________________

Geslacht: j.m.______________________________

A 11. Leeftijd in jaren:_____________________________

nr werkwoord vorm of tijd nr werkwoord vorm of tijd
1 gleed v.t. 39 bleef v.t.
2 bespannen d.w. 40 spreekt t.t.
3 zaten v.t. 41 doe t.t.
4 gehuld d.w. 42 verdient t.t.
5 hoorde v.t. 43 schoot v.t.
6 moet t.t. 44 vlogen v.t.
7 maken onb.w. 45 sprong v.t.
8 ziet t.t. 46 opgeheven d.w.
9 hoort t.t. 47 sloeg v.t.
10 bezaten v.t. 48 vielen v.t.
11 was v.t. 49 dropen v.t.
12 voorbereid d.w. 50 kwamen v.t.
13 droeg v.t. 51    
14 hing v.t. 52    
15 voorzien d.w. 53    
16 kwamen v.t. 54    
17 aangerend d.w. 55    
18 lijkt t.t. 56    
19 hebben t.t. 57    
20 verdeelden v.t. 58    
21 vallen onb.w. 59    
22 wachtte v.t. 60    
23 genaderd d.w. 61    
24 waren v.t. 62    
25 flikkerden v.t. 63    
26 omklemde v.t. 64    
27 aanviel v.t. 65    
28 doen onb.w. 66    
29 bijten onb.w. 67    
30 waagden v.t. 68    
31 klonken v.t. 69    
32 beten v.t. 70    
33 hadden v.t. 71    
34 ingezet d.w. 72    
35 aangedreven d.w. 73    
36 viel v.t. 74    
37 kon v.t. 75    
38 prijsgeven onb.w.      
        50-0 50
        fout 0
          -----
          50

[pagina 173]
[p. 173]

B 9.

Resultaat: 38-8-30-15

 

Dit werk stelt voor velerlei puzzles.

B 9 heeft 38 ‘ww’ gevonden, 8 blijken geen w.w. te zijn, resteren 30. Er zijn dus 20 w.w. niet herkend, t.w.:

moet hing bijten kon
ziet voorzien klonken bleef
hoort hebben beten doe
was waren hadden sprong
droeg doen viel in vielen neer

Hoe komt het, dat deze VI-klasse-leerlinge, 11 jaar oud, niet herkent:

eenvoudige t.t. als moet, ziet, hoort enz.;

eenvoudige v.t. als was, droeg, hing enz.;

eenvoudige infinitieven als doen en bijten? Terwijl het meisje wel herkent minder gebruikelijke woorden als: bespannen, gehuld, genaderd, flikkerden?

Is de aandacht voortdurend geconcentreerd geweest op het vinden van de ongewone en zijn daardoor zeer-bekende, althans gedeeltelijk, aan de aandacht ontsnapt?

Onjuist zijn als w.w. aangegeven 8 vormen:

hoefslag aanval (tweemaal)
gehuil (viermaal) schoten.

Deze fouten zijn verklaarbaar: er is bij alle vier verwantschap met werkwoorden, resp. met slaan, huilen, aanvallen en schieten. De beide laatste, aanval en schoten, bestaan in deze vorm zelfs als w.w. Deze onjuistheden kunnen tot zover worden gepardonneerdGa naar voetnoot1). Maar dan rijzen de vragen:

Waarom is ‘hoefslag’ een infinitief?

‘Gehuil’wordt 4 keer een d.w. genoemd. Is er een reminiscentie ge-

[pagina 174]
[p. 174]

School:______________________ Datum:_____________

Klasse:_________________________________________

Leerling: Naam:___________________________________

Geslacht: j.m.______________________________

B 9. Leeftijd in jaren:_____________________________

nr werkwoord vorm of tijd nr werkwoord vorm of tijd
1 gleed v.t. 39    
2 bespannen d.w. 40    
3 zaten v.t. 41    
4 gehuld d.w. 42    
5 hoorde v.t. 43    
6 · hoefslag inf. 44    
7 · gehuil d.w. 45    
8 maken - t.t. 46    
9 · gehuil d.w. 47    
10 bezaten - o.w. 48    
11 voorbereid - t.t. 49    
12 · aanval inf. 50    
13 kwamen v.t. 51    
14 aangerend d.w. 52    
15 lijkt t.t. 53    
16 verdeelden - d.w. 54    
17 aanvallen - t.t. 55    
18 wachtte v.t. 56    
19 genaderd - o.w. 57    
20 flikkerden - inf. 58    
21 omklemde v.t. 59    
22 aanviel v.t. 60    
23 waagden - o.w. 61    
24 · aanval t.t. 62    
25 · schoten v.t. 63    
26 ingezet - o.w. 64    
27 · gehuil d.w. 65    
28 aangedreven - ----- 66    
29 prijsgeven - d.w. 67    
30 spreekt t.t. 68    
31 verdient - inf. 69    
32 schoot v.t. 70    
33 vlogen - ----- 71    
34 opgeheven d.w. 72    
35 sloeg v.t. 73    
36 · gehuil d.w. 74    
37 dropen - inf. 75    
38 aan kwamen - o.w.      
        38 - 8 (.) 30
        fout (-) 15
          ---
          15

[pagina 175]
[p. 175]

weest aan de regel, dat veel d.w. gevormd worden met het praefix ge-? Maar er is ook geleerd, veel nadrukkelijker zelfs, dat zwakke d.w. steeds eindigen op -d of op -t. Waarom, waardoor is de herinnering aan deze nadrukkelijke lering vervaagd en domineert de vermoedelijk zwakkere?

‘Aanval’ is een keer infinitief. Toch is er geleerd, dat infinitieven steeds eindigen op (e)n.

We wagen ons aan een beschouwing der overige 15 fouten:

8. maken t.t. 26. ingezet o.w.
10. bezaten o.w. 28. aangedreven ?
11. voorbereid t.t 29. prijsgeven d.w.
16. verdeelden d.w. 31. verdient inf.
17. aanvallen t.t. 33. vlogen ?
19. genaderd o.w. 37. dropen inf.
20. flikkerden inf. 38. aankwamen o.w.
23. waagden o.w.      

Allereerst: waarom blijven ‘aangedreven’ en ‘vlogen’ onbenoemd? Een eenvoudig deelwoord en een eenvoudige v.t. Bespannen, gehuld, aangerend e.a. worden herkend en terecht als d.w. benoemd; waarom aangedreven niet? Gleed, zaten, kwamen e.a. worden herkend en benoemd als v.t.; waarom vlogen niet?

Er zijn ook hier weer voor de hand liggende fouten: 8 maken kàn een t.t. zijn, 11 voorbereid en 17 aanvallen eveneens.

Maar verder: Welk een begripsverwarring!

Lijkt en spreekt zijn herkend als t.t., terecht, maar waarom is verdient een infinitief?

Gleed, zaten, hoorde enz. zijn herkend als v.t. Maar flikkerden en dropen zijn infinitieven, bezaten, waagden en kwamen aan onbepaalde wijzen!

Bespannen, gehuld, aangerend enz. terecht: deelwoorden; maar waarom zijn genaderd en ingezet onbepaalde wijzen?

Merkwaardig is ook het gebruik van de termen: infinitief en onbepaalde wijs naast elkaar. Niet duidelijk is, of het meisje ze identificeert. Infinitieven zijn: hoefslag, aanval, flikkerden, verdient en dropen; onbepaalde wijzen: bezaten, genaderd, waagden, ingezet en kwamen aan. Zonderlinge conglomeraties.

Onder de infinitieven valt een substantief dat verbum kan zijn:

[pagina 176]
[p. 176]

aanval, maar hoefslag kan dit nimmer; voorts één t.t. en enkele verleden tijden, zwak en sterk; onder de onbepaalde wijzen ook verleden tijden, zwak en sterk, benevens twee zwakke deelwoorden. Identificatie? Het gemeenschappelijke voorkomen der verleden tijden pleit er voor; het exclusief voorkomen der substantieven bij de infinitieven, der deelwoorden bij de onbepaalde wijzen pleiten er tegen. We laten het probleem maar onopgelost, constateren slechts de terminologische chaos.

Herkent en benoemt dit kind naar vorm-onderscheid? T.t. als lijkt en spreekt pleiten er voor: ‘stam’ + t; maar waarom geldt dit vormcriterium dan niet bij verdient, dat infinitief is.

Geschiedt herkenning en benoeming naar functie-onderscheid?

Voor de L.S. hebben de hulpwerkwoorden zullen, kunnen, mogen, weten, moeten en heeft het voorzetsel te voor w.w. de functie, infinitieven - onbepaalde wijzen - aan te kondigen:

Hoe angstig moet het iemand maken....

van beide kanten de paarden aan te vallen....

in de sneeuw te doen bijten....

hij kon een van zijn prachtige paarden prijsgeven....

Desondanks wordt

maken t.t. te doen bijten niet herkend
aan te vallen t.t. prijsgeven d.w.

De functie van moet, kon en te heeft dus niet als onderscheidingscriterium gediend.

Maar: Op welke grond zijn hoefslag, flikkerden en verdient wel als infinitieven bestempeld?

b. Leerlingen bestemd voor het U.L.O.

Twee dictees, resp. van de nrs B 16 en B 21.

 

B 16.

Resultaat: 45-0-45-45.

 

Het lijkt ons niet noodzakelijk deze staat over te nemen; hij is natuurlijk vrijwel conform aan die van A 11. Er ontbreken 5 w.w., t.w.: gewonde - geweven - gebreide - ontvluchte - zijn.

Voor dit ontbreken is een plausibele verklaring te geven: de school gaf voor de z.g. ‘dw. als bnw. gebruikt’ òòk aan, dat het eigenlijk bnw. zijn. Dit intelligente meisje - 11 jaar oud - heeft vermoedelijk bewust

[pagina 177]
[p. 177]

de ‘d.w.’ gewonde, geweven, gebreide en ontvluchte uitgeschakeld, al is het een kleine inconsequentie, dat ze gesmede wel opneemt. De omissie zijn kan misschien verklaard worden uit verwarring met het bezittelijk vnw.; het wordt onmiddellijk voorafgegaan door ‘zijn baas’ en onmiddellijk gevolgd door ‘zijn vrijheid’.

 

B 21.

Resultaat: 61-14-47-30Ga naar voetnoot1).

 

Er zijn 47 werkwoorden herkend. Dit betekent dat 3 van de 50 w.w. niet herkend zijn. Als compensatie kunnen de elf niet-ww., die als ww. zijn aangeduid, moeilijk gelden.

Niet herkend zijn: kwam - vergiste - zijn.

Men behoeft dit deze l.l. niet zwaar aan te rekenen.

Anders staat het met de 14 niet-ww., die als ww. zijn beschouwd. Het zijn:

4. bedragen 24 en 26. wonden 56. beruchte
6. uitbreiding 34. dienst 58. geschenken
11. sloten 39. vragen 61. sieraad
13. beplanting 42. schade    
19. strijd 46. opdrachten    

Veel fouten zijn weer verklaarbaar, eensdeels door verwantschap met ww., anderdeels doordat overeenkomstige woorden als ww. bestààn.

Onder de eerste categorie vallen:

 

uitbreiding - beplanting - dienst - opdrachten;

 

onder de tweede:

 

bedragen - sloten - strijd - wonden - vragen.

 

Minder begrijpelijk zijn:

 

schade - beruchte - geschenken - sieraad.

 

De afwijkingen in de benoeming zijn minder storend dan bij B 9; trouwens, het resultaat is ook aanzienlijk beter: 30 tegen 15.

Uitbreiding en beplanting worden beide onbepaalde wijs genoemd;

[pagina 178]
[p. 178]

School:______________________ Datum:_____________

Klasse:_________________________________________

Leerling: Naam:___________________________________

Geslacht: j.m.______________________________

B 21. Leeftijd in jaren:_____________________________

nr werkwoord vorm of tijd nr werkwoord vorm of tijd
1 breidde v.t. 38 noteert t.t.
2 besloot v.t. 39 · vragen t.t.
3 vergroten - (t.t.) 40 beantwoordt - d.w.
    d.w. 41 berokkent - d.w.
4 · bedragen t.t. 42 · schade t.t.
5 besteedde v.t. 43 wordt t.t.
6 · uitbreiding o.w. 44 vertrouwd d.w.
7 werd v.t. 45 aarzelt t.t.
8 verbeterd d.w. 46 · opdrachten d.w.
9 slechtte v.t. 47 belasten - d.w.
10 dempte v.t. 48 geweven - t.t.
11 · sloten t.t. 49 gebreide - t.t.
12 stelde v.t. 50 hield - t.t.
13 · beplanting o.w. 51 ontvluchte - t.t.
14 voerden v.t. 52 heeft t.t.
15 wandelt t.t. 53 verheugd d.w.
16 herkent t.t. 54 vermijdt t.t.
17 ontmoetten v.t. 55 speelde v.t.
18 ontbrandde v.t. 56 · beruchte v.t.
19 · strijd t.t. 57 versmaad - d.w.
20 gewonde - inf. 58 · geschenken d.w.
21 werden - t.t. 59 gesmede - t.t.
22 gebracht d.w. 60 vormden - t.t.
23 bloedden v.t. 61 · (sieraad) -----
24 · wonden t.t. 62    
25 trachtten v.t. 63    
26 · wonden t.t. 64    
27 hechten - t.t. 65    
28 baatte v.t. 66    
29 vergrootte v.t. 67    
30 tracht t.t. 68    
31 voorkomen o.w. 69    
32 verdient - d.w. 70    
33 verliet - d.w. 71    
34 · dienst t.t. 72    
35 zendt t.t. 73    
36 halen - t.t. 74    
37 schelt t.t. 75    
        61 - 14 (.) 47
        fout (-) 17
          -----
          30

[pagina 179]
[p. 179]

waarom, is niet duidelijk, maar de consequente toepassing in beide gevallen van een zelfde vormingscriterium (werkwoordelijke stam + suffix -ing) kàn wijzen op een grammaticale overtuiging.

De benoeming van strijd, t.t., is wegens de woordvorm acceptabel; de benoeming van dienst, t.t., moeilijker; de benoeming van opdrachten, d.w., al heel weinig. Daar staat weer tegenover dat bedragen, wonden en vragen, alle drie als t.t. aangeduid, ook teg. tijdsvormen kùnnen zijn. De benoeming van sloten, t.t., plaatst weer voor een raadsel. Hetzelfde geldt voor schade, t.t., beruchte, v.t., geschenken, d.w. (vanwege het praefix ge-?). Sieraad is niet benoemd.

En nu de 17 overige fouten:

3. vergro-
ten
d.w. 36. halen t.t. 50. hield t.t.
20. gewon-
de
inf. 40. beant-
woordt
d.w. 51. ont-
vluchte
t.t.
21. werden t.t. 41. berok
kent
d.w. 57. ver-
smaad
d.w.
27. hechten t.t. 47. belasten d.w. 59. gesmede t.t.
32. verdient d.w. 48. geweven t.t. 60. vormden t.t.
33. verliet d.w. 49. gebreide t.t.      

Een frappante merkwaardigheid springt direct in het oog: de grote voorkeur voor d.w. en t.t., in 16 van de 17 gevallen. Slechts in een geval treedt een infinitief op (20. gewonde) en in het geheel geen v.t.

Is een verklaring te geven? Onder de ‘deelwoorden’ vallen: twee infinitieven, vergroten en belasten; vier t.t., verdient, beantwoordt, berokkent, versmaad; een v.t. verliet.

Alle vormen met de praefixen be- en ver-. Speelt hier een slecht verwerkt, althans slecht gememoriseerd en onoordeelkundig toegepast stukje L.S.-grammatica een rol?

Bij werkwoorden met de praefixen be-, ge-, er-, her-, ont-, ver- wordt (dikwijls) gewezen op de vormovereenkomst tussen vormen van de t.t. en het deelwoord, behoudens de slot -t of slot -d:

vergroot - vergroot   versmaad - versmaad
belast - belast   beantwoord - beantwoord
verdient - verdiend   berokkent - berokkend
      enz.      

Is deze praefix-‘regel’ tijdens het werk plotseling in het bewustzijn van deze jongen opgedoken, gecombineerd met het begrip ‘deelwoord’, maar hoe? en is hij dusdanig onder de bekoring ervan gekomen, dat

[pagina 180]
[p. 180]

hij infinitieven, t.t. en v.t. klakkeloos als deelwoorden aanduidt?

Deze ‘verklaring’ kan de verwarring met de t.t. ‘verklaren’, maar zij faalt ter verklaring van de overheveling der beide infinitieven en van de v.t. naar de categorie deelwoord: vergroten, belasten, verliet.

Dat hechten en halen die in de tekst infinitieven zijn: De doktoren trachtten onmiddellijk de wonden te hechten; om boodschappen op te halen, bestempeld worden als t.t., kan weer verklaard worden uit de overeenkomstige woordvorm.

Maar de v.t. werden, hield en vormden als t.t.?

Twee sterke w.w. met duidelijke klinkerwisseling, een zwak w.w. met het bekende meervoudssuffix -den?

En de ‘d.w. als bnw. gebruikt’: geweven, gebreide, ontvluchte, gesmede? Zonder een enkel kenteken dat ook maar wijst in de richting van een t.t.? Wonderlijk is de uitzondering ‘gewonde’, dat tot infinitief is gepromoveerd.

We constateren dus: d.w. worden verward met infinitieven, t.t. en v.t.; daarnaast worden t.t. verward met infinitieven, v.t. en d.w.

De t.t. verdient, beantwoordt, berokkent en versmaad worden d.w. genoemd.

Toch ontbreekt in de tekst het L.S.-herkenningscriterium van het d.w.: een der vormen van de hulpwerkwoorden hebben, zijn, worden: Iedere staatsman die tracht oorlog te voorkomen, verdient onze steun. Alle vragen.... beantwoordt hij nauwkeurig; anders berokkent hij zijn baas schade.

Evenmin komt het voor in de haast klassieke vraag:

Waarom versmaad je deze geschenken?

Hoe komt het dat deze jongen in deze toch weinig critieke momenten faalt?

Er zijn 5 d.w. vormen; 4 worden tot t.t.: geweven, gebreide, ontvluchte, gesmede; 1 tot infinitief: gewonde.

De 4 infinitieven zijn duidelijk kenbaar:

te vergroten, te hechten, op te halen, te belasten. Ze worden eerlijk verdeeld tussen t.t. (hechten en halen) en d.w. (vergroten en belasten).

Deze jongen is niet blind voor vorm-onderscheidingen: wandelt, herkent, schelt, noteert zijn terecht als t.t. aangeduid; vermoedelijk herkend als ‘stam’ + t; waarom wordt deze (veronderstelde) gedachtengang niet gevolgd bij verdient, beantwoordt, berokkent?

[pagina 181]
[p. 181]

Werd is v.t.; werden t.t.!

Ontmoetten, bloedden, trachtten zijn terecht v.t.; vormden wordt een t.t.

Hij is evenmin blind voor functie-onderscheiding. In werd verbeterd; werden gebracht, wordt vertrouwd, heeft verheugd zijn verbeterd, gebracht, vertrouwd en verheugd, juist, als d.w. aangeduid.

Maar bij vergroten, belasten, verdient, verliet ontbreekt ieder spoor van hulpwerkwoorden; toch zijn het ‘d.w.’.

Men blijft bij de verklaring der fouten in het duister tasten; is er wel een verklaring voor te vinden?

c. Leerlingen van de niet-opleidingsgroep.

Een dictee en een opstel, resp. van de nrs G 4 en G 10.

 

G 4.

Resultaat: 48-4-44-44.

 

Er zijn 44 w.w. herkend, er ontbreken dus 6.

Dit zijn: vergroten halen
  gewonde geweven
  voorkomen gebreide,

drie infinitieven en drie ‘d.w. als bnw. gebruikt’.

 

Foutief zijn als w.w. aangegeven:

uitbreiding - dw. slecht - dw.
opdrachten - h.w.w. beruchte - dw.

De twee eerste fouten zijn weer te verklaren uit de verwantschap met w.w.; waarom uitbreiding, slecht en beruchte d.w. zijn genoemd, is niet duidelijk. Opdrachten is het ‘hele werkwoord’, een L.S.-term voor infinitief. Vermoedelijk door het meervoudssuffix -en.

Hechten en belasten zijn wel als infinitief herkend; waarom vergroten, voorkomen, halen niet? Alle vijf infinitieven worden toch voorafgegaan door het voorzetsel te.

Ontvluchte en gesmede worden herkend als d.w. als bnw. gebruikt; gewonde, geweven en gebreide niet.

Overigens levert deze jongen een zeer goed stuk werk, dat kwalitatief op dezelfde hoogte ligt als het beste werk uit de a.s. U.L.O.-groep en uit de a.s. V.H.M.O.-groep, A 11 uitgezonderd.

[pagina 182]
[p. 182]

School:______________________ Datum:_____________

Klasse:_________________________________________

Leerling: Naam:___________________________________

Geslacht: j.m.______________________________

G 10. Leeftijd in jaren:_____________________________

nr werkwoord vorm of tijd nr werkwoord vorm of tijd
1 · onher-
bergzame
t.t. 39 · zijn d.w.
2 gleed v.t. 40 · vastberaden h.w.w.
3 · paarden h.w.w. 41 · hij d.w.
4 · personen t.t. 42 · zijn d.w.
5 · middelbare v.t. 43 · eerste t.t.
6 · paar t.t. 44 · wolf v.t.
7 · dikke h.w.w. 45 · de wolven h.w.w.
8 gehuld - t.t. 46 · een d.w.
9 · hoefslag d.w. 47 · meteen daarop h.w.w.
10 · der t.t. 48 · twee schoten d.w.
11 · wolven h.w.w. 49 · wolven h.w.w.
12 · iemand h.w.w. 50 hadden - h.w.w.
13 · alleen d.w. 51 · draf t.t.
14 · witte v.t. 52 ingezet - v.t.
15 · sneeuw t.t. 53 · der d.w.
16 · der h.w.w. 54 · wolven h.w.w.
17 · wolven h.w.w. 55 · de d.w.
18 · personen h.w.w. 56 · man d.w.
19 · man t.t. 57 · hij d.w.
20 · middelbare v.t. 58 · prachtige v.t.
21 · leeftijd d.w. 49 · de wolven h.w.w.
22 was - t.t. 60 · hij d.w.
23 · een d.w. 61 · tweestrijd t.t.
24 · wolven h.w.w. 62 spreekt - v.t.
25 · hij v.t. 63 · bijna t.t.
26 · zijn t.t. 64 doe - d.w.
27 · dubbel-
loops-
geweer
v.t. 65 · niet d.w.
28 · De d.w. 66 · paard t.t.
29 · wolven h.w.w. 67 verdient - v.t.
30 · dieren h.w.w. 68 · hij d.w.
31 · mensen-
verstand
t.t. 69 · de d.w
32 · zij d.w. 70 · wolven h.w.w.
33 · twee t.t. 71 · man d.w.
34 · beide t.t. 72 · kolf v.t.
35 vallen - d.w. 73 · zij d.w.
36 · man t.t. 74 · Hammerfest h.w.w.
37 · de wolven h.w.w. 75    
38 · de slee v.t.      
        74 - 65 (.) 9
        fout (-) 8
          -----
          1

[pagina 183]
[p. 183]

Dit kan niet gezegd worden van:

G 10.

Resultaat 74-65-9-1.

 

Aan een analyse van dit werk valt niet te denken. Van de 75 ‘werkwoorden’ zijn er 9 werkelijk werkwoord:

2. gleed 35. vallen 62. spreekt
8. gehuld 50. hadden 64. doe
22. was 52. ingezet 67. verdient

Het enige goed benoemde is gleed, v.t. Gehuld en was zijn t.t., ingezet, spreekt en verdient v.t., vallen en doe zijn d.w., hadden een infinitief. Wat zullen we van dit werk meer zeggen? Alle grammaticaal onderscheidingsvermogen, voorzover het op woordsoorten betrekking heeft, ontbreekt:

infinitieven: t.t.: v.t.: d.w.:
paarden onherbergzame gleed hoefslag
dikke personen middelbare alleen
wolven paar witte leeftijd
der gehuld dubbelloopsgeweer een
enz. der de slee de
  enz. enz. enz.

Zowel onder de infinitieven als onder de t.t., v.t. en d.w. vindt men substantieven, adjectieven, lidwoorden.

 

Deze zes stuks leerlingenwerk geven uitersten naar beide kanten, maar zijn toch als voldoende representatief te beschouwen.

Er is geen verschil anders dan in graad, enerzijds tussen het zwakste en het kwalitatief (wat) betere werk, anderzijds tussen het beste en het kwalitatief (wat) mindere werk.

In het midden vloeien zij ongemerkt ineen.

Men vindt tussen

A 11 (50-0-50-50)
en
G 10 (74-65-9-1)

overal dezelfde fouten: alle woordsoorten treden als werkwoord op; alle vinden zij een plaats als t.t., v.t., d.w. of infinitief; de werkwoorden zelf eveneens, maar ongeacht hun vorm (en) of functie.

[pagina 184]
[p. 184]

De protocollen van de klassikale besprekingen waarmee wij na de groepsanalyse dit hoofdstuk besluiten, geven een eerste, voorlopige verklaring van de hierboven geconstateerde chaotische begripsverwarring.

3. De resultaten der indelingsgroepen.

In eerste instantie zijn de p.p. gesplitst in twee groepen, een opleidings- en een niet-opleidingsgroep. Er werd herkenning van werkwoorden gevraagd in tweeërlei soort werk: opstel en dictee.

De resultaten van de tabellen 2 t/m 9, dienen dus in vier groepen te worden ondergebracht:

Opleiding: opstel, Niet-opleiding: opstel,
  dictee;   dictee.

Tabel 13 geeft dit samenvattend overzicht; naast de resultaten der afzonderlijke scholen de groepstotalen en de groepsgemiddelden per leerling.

 

De groep opleiding is nader gesplitst, weer overeenkomstig de tabellen 2 t/m 9, in een groep a.s. V.H.M.O.-leerlingen en een groep a.s. U.L.O.-leerlingen.

 

Tabel 14 geeft een gedifferentieerd overzicht, weer met groepstotalen en groepsgemiddelden.

Terwille van de overzichtelijkheid zijn de groepsgemiddelden uit de tabellen 13 en 14 in twee afzonderlijke tabellen samengevat.

Tabel 15a geeft de absolute waarden; Tabel 15b de procentuele.

 

Deze tabellen behoeven weinig commentaar. De uitkomsten waren na hetgeen bij de bespreking der individuele scholen en individuele leerlingen naar voren is gekomen, te verwachten. De niet-opleidingsgroep blijft zowel bij het opstel als bij het dictee ver achter bij de a.s. U.L.O.- en V.H.M.O.-leerlingen, in drie van de vier kolommen althans, en wel in de drie beslissende. Alleen in de kolom ‘totaal “herkend”’ is de achterstand betrekkelijk gering. We weten nu, hoe dit betrekkelijk geringe verschil is ontstaan; juist bij de niet-opleidingsgroep is er het grote surplus en het grote tekort, het verre overschrijden van 50 en het verre blijven beneden 50, wat de gemiddelden resp. van 42,9 en 42,6 verklaart. Tussen de a.s. U.L.O.-leerlingen en de a.s. V.H.M.O.-leer-

[pagina 185]
[p. 185]

Tabel 13
Opleiding (V.H.M.O. + U.L.O.)

Aard van het werk: Opstel.          
School aantal ll. aantal w.w. ‘herkend’     van de werkelijke w.w. juist benoemd
    totaal fout goed  
A 15 721 26 695 589
B 13 642 67 575 450
C - - - - -
D - - - - -
E 7 298 12 286 256
F 5 249 26 223 180
G - - - - -
H - - - - -
tot. 40 1910 131 1779 1475
gemidd. per ll.   47,7 3,3 44,3Ga naar voetnoot1) 36,9
Aard van het werk: Dictee.          
A 12 547 9 538 488
B 13 621 45 576 46
C - - - - -
D - - - - -
E 10 449 14 435 387
F 5 232 14 218 183
G - - - - -
H - - - - -
tot. 40 1849 82 1767 1519
gemidd. per ll.   46,2 2,- 44,2 38,-

Niet-opleiding

Aard van het werk: Opstel.          
School aantal ll. aantal w.w. ‘herkend’     van de werkelijke w.w. juist benoemd
    totaal fout goed  
A - - - - -
B - - - - -
C 19 888 199 689 517
D 8 316 124 192 115
E 9 342 83 259 165
F 7 357 229 128 71
G 7 288 94 194 134
H 10 383 141 242 170
tot. 60 2574 870 1704 1172
gemidd. per ll.   42,9 14,5 28,4 19,5
Aard van het werk: Dictee.          
A - - - - -
B - - - - -
C 17 789 117 672 445
D 9 386 87 299 153
E 5 213 49 164 83
F 8 394 115 279 150
G 8 330 38 292 230
H 13 447 68 379 259
tot. 60 2559 474 2085 1320
gemidd. per ll.   42,6 7,9 34,7 22,-

[pagina 186]
[p. 186]

Tabel 14
V.H.M.O.

Aard van het werk: Opstel.          
School aantal ll. aantal w.w. ‘herkend’     van de werkelijke w.w. juist benoemd
    totaal fout goed  
A 7 331 2 329 292
B 8 392 40 352 273
E 5 228 10 218 198
F 2 101 10 91 78
tot. 22 1052 62 990 841
gemidd. per ll.   47,8 2,8 45,- 38,2
Aard van het werk: Dictee.          
A 8 355 1 354 340
B 6 276 7 269 222
E 4 188 10 178 161
F 3 140 8 132 117
tot. 21 959 26 933 840
gemidd. per ll.   45,7 1,2 44,4 40,-

U.L.O.

Aard van het werk: Opstel.          
School aantal ll. aantal w.w. ‘herkend’     van de werkelijke w.w. juist benoemd
    totaal fout goed  
A 8 390 24 366 297
B 5 250 27 223 177
E 2 70 2 68 58
F 3 148 16 132 102
tot. 18 858 69 789 634
gemidd. per ll.   47,7 3,8 43,8 35,2
Aard van het werk: Dictee.          
A 4 192 8 184 148
B 7 345 38 307 239
E 6 261 4 257 226
F 2 92 6 86 66
tot. 19 890 56 834 679
gemidd. per ll.   46,8 3,- 43,9 35,7

[pagina 187]
[p. 187]

Tabel 15a

Gemiddelden per ll.
Opstel
aantal w.w. ‘herkend’ van de werkelijke w.w. juist benoemd
totaal fout goed
niet-opleiding 42,9 14,5 28,4 19,5
bestemd voor U.L.O. 47,7 3,8 43,8 35,2
bestemd v.V.H.M.O. 47,8 2,8 45,- 38,2
  Dictee      
niet-opleiding 42,6 7,9 34,7 22,-
bestemd voor U.L.O. 46,8 3,- 43,9 35,7
bestemd v.V.H.M.O. 45,7 1,2 44,4 40,-

Tabel 15b

Gemiddelden per ll. in %
Opstel
aantal w.w. ‘herkend’ van de werkelijke w.w. juist benoemd
totaal fout goed
niet-opleiding 85,8% 29,-% 56,8% 39,-%
bestemd voor U.L.O. 95,4% 7,6% 87,6% 70,4%
bestemd v.V.H.M.O. 95,6% 5,6% 90,-% 76,4%
  Dictee      
niet-opleiding 85,2% 15,8% 69,4% 44,-%
bestemd voor U.L.O. 93,6% 6,-% 87,8% 71,4%
bestemd v.V.H.M.O. 91,4% 2,4% 88,8% 80,-%

[pagina 188]
[p. 188]

lingen is weinig verschil; laatstgenoemde groep ligt over de gehele lijn iets hoger, behalve in de kolom ‘totaal “herkend”’, dictee, waar de U.L.O.-groep het hoogste komt: Het surplus is bij deze groep gemiddeld hoger dan bij het V.H.M.O. De herkenning der werkwoorden is bij het opstel klaarblijkelijk moeilijker geweest dan bij het dictee; er zijn percentsgewijs meer fouten gemaakt in de herkenning, het aantal werkelijke w.w. ligt lager, behalve, opmerkelijk, voor de groep a.s. V.H.M.O.-leerlingen. Zo ook het aantal juist benoemde w.w. Men vergelijke de desbetreffende kolommen uit Tabel 15b.

De verklaring van de lagere totalen bij het opstel ligt voor de hand. Het dictee is opgebouwd uit gangbare oefenstof; de werkwoorden zijn, individueel gezien, bekender. Het opstel bevat een aantal werkwoorden, waarmee vele leerlingen weinig vertrouwd zijn, de zinsconstructie is moeilijker, het is emotioneler van inhoud, waardoor de leerlingen eerder de opdracht uit het oog verliezen of minder correct uitvoeren.

In een laatste tabel willen we de resultaten nog op andere wijze samenvatten, t.w. naar de o.i. voor de werkelijke kennis beslissende kolom: goed herkend en buitendien goed benoemd. En wel naar de onderverdeling 50-46, 45-41, 40-36 enz.

We krijgen dan het volgende overzicht:

Tabel 16

aantal w.w. Juist herkende en juist benoemde w.w.
niet-opleiding bestemd voor U.L.O. bestemd voor V.H.M.O.
50-46 - - 1
45-41 7 9 22
40-36 8 10 9
35-31 9 8 7
30-26 12 7 3
25-21 25 3 -
20-16 17 - -
15-11 22 - 1
10- 6 9 - -
5- 0 11 - -
Totaal 120 37 43
Boven 30 in % 20,-% 73,-% 90,7%

[pagina 189]
[p. 189]

Duidelijker dan een van de andere tabellen geeft Tabel 16 de kwalitatieve achterstand van de niet-opleidingsgroep aan.

Meer dan 30 goed:  
   
niet-opleidingsgroep 20,-%
leerlingen bestemd voor U.L.O. 73,-%
leerlingen bestemd voor V.H.M.O. 90,7 %
   
Minder dan 21 goed:  
   
niet-opleidingsgroep: 59 van de 120 leerlingen = ruim 49%,
opleidingsgroep: 1 van de 80 leerlingen = ruim 1 %.

Welke zijn de oorzaken van dit falen, speciaal van de niet-opleidingsgroep? De eerste gegevens voor een antwoord vallen reeds af te leiden uit de voorafgaande ontleding van het werk der nrs B 9, B 21 en G 10, de drie zwakste leerlingen van de drie indelingsgroepen. De fouten die deze drie l.l. maken, zijn meer dan individuele fouten; zij zijn karakteristiek voor de gehele niet-opleidingsgroep. Van de zwakste l.l. der beide opleidingsgroepen, B 9 (a.s.V.H.M.O.) en B 21 (a.s.U.L.O.) valt B 9 onder de zwakke, B 21 onder de goede l.l. der niet-opleidingsgroep. Hun fouten vindt men naar kwantiteit en kwaliteit bij deze groep terug. Nadere verificatie is gewenst, doch deze verificatie dient zich niet te beperken tot de foutieve aanduidingen en foutieve benoemingen; het is minstens van evengroot belang te weten, hòè de leerlingen tot juiste en onjuiste benoemingen komen. De klassikale besprekingen, die we na het hoofdonderzoek op een viertal andere scholen hebben gearrangeerd, verschaffen, voorlopig, het gewenste inzicht.

[pagina 190]
[p. 190]

§ 2. De klassikale besprekingen

a. Enkele numerieke gegevens

Onderzocht zijn leerlingen van klasse VI, VII, VIII, volgens onderstaande verhoudingen:

School VI VII VIII
I 14 3 -
J 15 2 -
K 9 - -
L 14 13 2
Totaal 52 18 2

In totaal dus 72 leerlingen.

 

De scholen voor het hoofdonderzoek zijn met het oog op de verdeling over opleidings- en niet-opleidingsleerlingen zorgvuldig uitgezocht; voor de klassikale nabesprekingen zijn vier willekeurige niet-opleidingsscholen gekozen. Van te voren was dus niet bekend of er, en zo ja hoeveel, leerlingen bestemd waren voor U.L.O. en V.H.M.O. Het bleken er resp. 9 en 2 te zijn. Zij hebben normaal aan de besprekingen deelgenomen en ook hun antwoorden zijn dus in de protocollen verwerkt.

 

Van ieder der 4 scholen nemen we, ter vergelijking met het hoofdonderzoek, het beste en het slechtste resultaat op, doch uitsluitend van de niet-opleidingskinderen. Voor de beoordeling dezer cijfers moet bedacht worden, dat aan iedere school slechts het 4e gedeelte van het dictee ter verwerking werd opgegeven, niet het gehele dictee.

School I. (fragment met 12 ww.).
Beste resultaat: 11- 1-10- 9.
Slechtste resultaat: 17-16- 1- 0.

School J. (fragment met 13 ww.).
Beste resultaat: 8- 0- 8- 5.
Slechtste resultaat: 11- 9- 2- 1.
[pagina 191]
[p. 191]
School K. (fragment met 13 ww.).
Beste resultaat: 12- 0-12-11.
Slechtste resultaat: 11- 3- 8- 6.

School L. (fragment met 12 ww.).
Beste resultaat: 12- 1-11-11.
Slechtste resultaat: 6- 6- 0- 0.

Met uitzondering van de beste leerling van school L, die tot de VIIe klasse behoorde, zijn de overigen allen leerlingen van klasse VI. De beide leerlingen van het VIIIe leerjaar behalen:

6- 5- 1 -1
en 7- 6- 1 -1.

b. De doelstelling

Bij de klassikale besprekingen is gezocht:

1.naar de gronden waarop bepaalde woorden als w.w. zijn aangeduid;
2.naar de gronden waarop de benoeming is geschied.

Gevraagd werd dus motivering van de keuze en van de nadere definiëring. Met deze klassikale besprekingen is wat de nadere definiëring, de benoeming betreft, vooruitgelopen op het onderzoek in Hs. XVI: De motivering, waar de resultaten worden beschreven van een individueel onderzoek naar de motivering bij 100 leerlingen. Het wordt daardoor mogelijk de resultaten van deze veel indringender peiling aan de resultaten van het voorlopige, klassikale, onderzoek te toetsen.

Er is een ogenblik gedacht aan de mogelijkheid van een gescheiden behandeling van beide bovengenoemde vraagpunten. Deze gedachte hebben we reeds direct bij het begin van het onderzoek laten varen; voor de leerlingen bleek slechts één probleem aanwezig te zijn. De ‘herkenning’ bleek soms op de nadere definiëring, de benoeming, te berusten:

Besloot: v.t. van besluiten.

V.t. alleen bij w.w.

Besloot is w.w.

Besloot is als w.w. herkend, omdat het als v.t. herkend was.

[pagina 192]
[p. 192]

c. De werkwijze

Er is uitsluitend met het dictee gewerkt, omdat dit zich zo uitstekend leende tot het aanbrengen van logisch-verantwoorde caesuren. Ieder der 4 scholen kreeg een der 4 fragmenten. De tekst werd op het bord geschreven. De eerste opdracht luidde:

Zoek de w.w. en nummer ze als volgt:

1.....
2.....
3.enz.

Zodra alle leerlingen gereed waren, werd de tweede opdracht verstrekt:

Zet achter de gevonden w.w.:

t.t.
v.t.
d.w.
h.w.w.

Dit alles overeenkomstig het hoofdonderzoek.

Daarna volgde de klassikale bespreking. De leerlingen hielden het werk voor zich.

De protocollen zijn alle van de proefleider. Ze zijn niet allen even omvangrijk. Het bleek in een geval uiterst moeilijk vruchtbaar contact met de leerlingen te krijgen, vermoedelijk het gevolg van de wat verouderde didactiek van het betrokken schoolhoofd. Deze volstaat met doceren en opgeven van schriftelijk werk. Van enige gedachtenwisseling met de leerlingen is weinig sprake. Vandaar wellicht de wat verblufte houding van de leerlingen, die zelden of nooit voor waarom-problemen waren gesteld.

Niet in alle klassen en niet bij alle w.w. is even lang en even diep doorgevraagd. Er werd gestopt zodra zich tekenen van vermoeidheid of van verveling begonnen te vertonen. Ook wanneer bleek, dat de of dat sommige leerlingen zich de techniek van keuze en benoeming tijdens de discussie hadden eigen gemaakt. In dit geval werden de resultaten gaandeweg beter, maar tegelijk onbetrouwbaarder voor het doel. De proefleider reageerde noch in positieve noch in negatieve zin op de antwoorden.

In de protocollen zijn niet alle fouten opgenomen. Er zijn er meer gemaakt, dat uit de opgenomen lijsten blijkt. Een voorbeeld geven we bij school I.

[pagina 193]
[p. 193]

d. De resultaten

School I.

Te verwerken fragment:

De gemeente breidde zich de laatste jaren voortdurend uit. De gemeenteraad besloot daarom, en wel met algemene stemmen, het wandelpark te vergroten. Aanzienlijke bedragen besteedde men aan deze uitbreiding. De afwatering werd verbeterd, men slechtte enkele wallen en dempte enige sloten. Een tuinarchitect stelde een plan op voor de beplanting. Gemeentewerklieden voerden het plan uit. Wie er nu wandelt, herkent het oorspronkelijke park niet meer.

We geven eerst het werk van de leerling, wier fouten we buiten de eigenlijke werklijst hebben gehouden. Het is tevens de leerling met het slechtste resultaat: 17-16-1-0.

Zij produceerde het volgende ‘w.w.’lijstje:

1. de 4. het 7. de 10. enige 13. op 16. nu
2. zich 5. te 8. werd 11. een 14. de 17. het
3. met 6. deze 9. enkele 12. een 15. het  

Dit meisje is het slachtoffer geworden van een tot het einde toe doorwerkende grammaticale begripsverwarring. Zij heeft, blijkens haar antwoorden, gezocht naar die woorden, die stonden, zoals zij het uitdrukte, ‘voor een woord dat een naam heeft’. Zij heeft dus klaarblijkelijk w.w. verward met die woorden, die normaal voor zelfst. n.w. staan: de lidwoorden, bepaald en onbepaald, de, het, een; het aanw. vnw. deze; de onbepaalde telwoorden, enkele en enige. Voorts met een drietal voorzetsels, met, te, op, woorden die regelmatig in substantivistisch verband voorkomen. Maar geheel klopt de redenering toch weer niet: zich, werd en nu vallen buiten deze gedachtengang. Zich is, volgens haar, een w.w., omdat breidde er voor stond; werd is w.w. door verbeterd (zij ziet hier plotseling het verband tussen hulpwerkwoord en deelwoord); nu is een werkwoord omdat het voor wandelt staat.

 

De overige leerlingen hebben als werkwoord aangewezen:

1. breidde uit 6. vergroten 11. verbeterd 16. voerden uit
2. laatste 7. bedragen 12. slechtte 17. wandelt
3. voortdurend 8. besteedde 13. dempte 18. herkent
4. besloot 9. uitbreiding 14. stelde op 19. oorspronkelijke
5. stemmen 10. werd 15. beplanting  

[pagina 194]
[p. 194]

Fout zijn de nrs 2, 3, 5, 7, 9, 15 en 19. De klasse als geheel heeft dus de 12 aanwezige w.w. herkend.

De klassebespreking concentreerde zich eerst op de fouten.

 

De fouten:

 

2.laatste
Is v.t.; te staat er achter.
3.voortdurend
Is w.w. ‘omdat het steeds voortdurend is’.
5.stemmen
‘Ik dacht: Ik stemde.’
De gemeenteraad doet het. Is v.t.
7.bedragen
Is w.w. ‘omdat de v.t. bedraagde is’.
9.uitbreiding
Het w.w. is uitbreiden; v.t. breidde uit.
15.beplanting
Is w.w. ‘omdat de tuinman het deed’Ga naar voetnoot1).
19.oorspronkelijke
Geen reactie.

 

De werkelijke w.w.:

 

1.breidde uit
a.Je kijkt naar wat mensen, dieren of dingen doen.
b.Ik heb gevraagd: ‘Wat doen de mensen?’
c.Heeft woord voor woord geprobeerd.
Gemeente is geen w.w.
Breidde is niet de naam van een mens, dier of ding.
Deze leerling slaagt er niet in zijn bedoeling verder te verduidelijken. Vermoedelijk is bedoeld:
Omdat breidde niet de naam van een mens, dier of ding is, is het een w.w.
Er blijven nog 8 woordsoorten over buiten de substantieven en de verba!
d.Om de twee d's.
[pagina 195]
[p. 195]
4.besloot
a.'t Is van besluiten; v.t.
b.'t Is v.t. van besluiten; v.t. alleen bij w.w.
c.'t Is d.w. Dat zie je aan be-.
Er is klankverandering en dat hoort bij d.w.
6.vergroten
a.vergroten is groter maken.
b.Is t.t.
c.Is d.w.; alle w.w. met ‘ver’ zijn d.w.
8.besteedde
Om de twee d's.
10.werd
a.Om worden. Is v.t.
b.Is t.t.
11.verbeterd
a.Komt van verbeteren. Is w.w. Je kunt zeggen: Ik verbeter; jij verbetert.
b.Is t.t.
c.Is v.t.
12.slechtte
Om de twee t's.
13.dempte
a.Is v.t.
b.Omdat het dichtgemaakt wordt.
c.Omdat het hele w.w. dempen is.
d.Omdat ik het kan doen.
e.Is t.t.
14.stelde op
Is v.t.
16.voerden uit
Is het hele w.w.
17.wandelt
Geen motivering.
18.herkent
Is d.w. Achter de stam komt d of t. ‘Her’ staat er voor.
[pagina 196]
[p. 196]

School J.

Te verwerken fragment:

Toen de vijandelijke legers elkaar ontmoetten, ontbrandde er een hevige strijd. De gewonde soldaten werden naar het hospitaal gebracht. Zij bloedden hevig uit hun wonden. Wel trachtten de doktoren onmiddellijk, de wonden te hechten, maar voor velen baatte de hulp niet meer. Hun dood vergrootte weer het aantal slachtoffers van de oorlog. Iedere staatsman die tracht oorlog te voorkomen, verdient onze steun.

Als w.w. aangeduid:

1. vijandelijke 7. soldaten 13. doktoren 19. tracht
2. ontmoetten 8. werden 14. onmiddellijk 20. voorkomen
3. ontbrandde 9. hospitaal 15. hechten 21. verdient
4. hevige 10. gebracht 16. baatte 22. steun
5. strijd 11. bloedden 17. hulp  
6. gewonde 12. trachtten 18. vergrootte  

Fout zijn de nrs 1, 4, 5, 7, 9, 13, 14, 17, 22. De 13 aanwezige w.w. zijn door de klasse alle herkend.

 

De fouten:

 

1.vijandelijke
a.'t Is toch een ding. Een ding is een w.w., als het echt gebeurd is.
b.Een ding is een w.w., omdat het mensen zijn die het laten doen.
4.hevige
Geen motivering.
5.strijd
Omdat ze het doen.
7.soldaten
Geen motivering.
9.hospitaal
a.Dat is een ziekenhuis.
b.Het is een ding.
13.doktoren
Is t.t.
14.onmiddellijk
Om de twee d's en de twee l's.
[pagina 197]
[p. 197]
17.hulp
Is van helpen.
22.steun
Is van steunde.

 

De werkelijke w.w.:

 

2.ontmoetten
a.Weet ik niet.
b.Je ken het doen.
c.'t Is t.t.
d.'t Is v.t. Om toen.
e.Het zijn er meer dan een.
f.Omdat ze met een heleboel zijn.
3.ontbrandde
a.Omdat er ‘de’ achter staat.
b.'t Is v.t.; de stam is ontbrand.
6.gewonde
a.Omdat wonden een w.w. is.
b.'t Is een d.w.; je kan er ‘zijn’ voor zetten: Ze zijn gewond.
c.'t Is v.t.
8.werden
a.Je kan het vervoegen.
b.'t Is d.w.
c.'t Is v.t. Word is t.t.
d.'t Is zwak.
10.gebracht
a.Je kan het doen.
b.'t Is een d.w.; je kan er ‘hebben’ bij zetten:
Zij hebben gebracht. (Dezelfde l.l. als 6b).
11.bloedden
a.Om de twee d's.
b.'t Is v.t.; bloed is t.t.
c.Je kan het vervoegen.
12.trachtten
Tracht is t.t.; trachtten is v.t.
[pagina 198]
[p. 198]
15.hechten
Is v.t.; hecht is t.t.; hechten v.t.
16.baatte
Is v.t. Om te twee t's. Baat is t.t
18.vergrootte
Niet onderzocht.
19.tracht
a.Is t.t.
b.Is stam + t.
20.voorkomen
a.Is t.t.
b.Is v.t.
21.verdient.
Niet onderzocht.

 

School K.

Verwerkt werd het derde fragment:

Toen Kees de school verliet, kwam hij in dienst bij een winkelier. Iedere morgen zendt de winkelier hem uit om boodschappen op te halen. Kees schelt bij alle klanten aan en noteert de orders. Alle vragen naar de prijs beantwoordt hij nauwkeurig; anders berokkent hij zijn baas schade. Hij wordt dan ook ten volle door zijn baas vertrouwd die nimmer aarzelt hem met moeilijke opdrachten te belasten. Hij vergiste zich echter nimmer.

 

Aangeduid als w.w.:

1. verliet 8. noteert 15. wordt
2. kwam 9. orders 16. vertrouwd
3. dienst 10. vragen 17. aarzelt
4. zendt uit 11. beantwoordt 18. opdrachten
5. boodschappen 12. berokkent 19. belasten
6. op (te) halen 13. zijn 20. vergiste
7. schelt aan 14. schade  

Fout zijn de nrs 3, 5, 9, 10, 13, 14, 18. De 13 werkelijke w.w. zijn alle herkend.

[pagina 199]
[p. 199]

De fouten:

 

3.dienst
a.Komt van dienen. Zijn allebei w.w.
b.'t Is t.t. Komt niet tot verdere motivering.
c.'t Is t.t. Om verdiensten.
d.'t Is geen w.w. 't Is een d.w. Omdat kwam de persoonsvorm is (kwam in dienst bij....).
5.boodschappen
Geen motivering.
9.orders
a.Geen motivering.
b.Komt van ordenen.
10.vragen
Is in v.t. gevraagd.
13.zijn
Geen motivering.
14.schade
Geen motivering.
18.opdrachten
De v.t. is opdrachtte.

 

De werkelijke w.w.:

 

1.verliet
a.In v.t. verandert het w.w. Verlaten wordt verliet.
b.Omdat het een handeling is.
2.kwam
a.Van kwam kun je komen maken.
b.c. en d.Geen motivering.
e.Er is een klinkerverandering. Net als bij drinken - dronk. Dronk is de persoonsvorm.
4.zendt uit
Kan je in de v.t. zetten: zond.
[pagina 200]
[p. 200]
6.op (te) halen
a.Als je het in de v.t. zet, wordt het opgehaald.
b.Opgehaalde is v.t.
c.'t Is t.t.
d.'t Is het hele w.w. Na te.
7.schelt aan
a.Is van aanschellen.
b.Dat doe je.
c.'t Is t.t. Omdat je het altijd doet.
d.Je kunt er schold of schelde van maken.
e.Je kunt het aan de vorm zien. De laatste letter is een t.
8.noteert
Is noteerde, is v.t.
11.beantwoordt
Niet onderzocht.
12.berokkent
Niet onderzocht.
15.wordt
a.Is w.w. om werd.
b.Is t.t. Zie je aan hij. Als het v.t. is, komt er nooit een t achter.
16.vertrouwd
Niet onderzocht.
17.aarzelt
Niet onderzocht.
19.belasten
Is w.w.; te staat er voor.
20.vergiste
Niet onderzocht.

 

School L.

 

Fragment:

Geweven goederen zijn vaak sterker dan gebreide. Men hield de ontvluchte gevangene spoedig weer aan; hij heeft zich niet lang in zijn vrijheid verheugd. Vermijdt je broer wel steeds slecht gezelschap? Hij speelde laatst met een beruchte straatjongen. Waarom versmaad je deze ge-

[pagina 201]
[p. 201]

schenken? De gesmede brugleuningen vormden een sieraad voor de gracht.

 

Aangegeven als w.w.:

1. geweven 7. heeft 13. straatjongen
(2. zijn)Ga naar voetnoot1) 8. vrijheid 14. versmaad
3. gebreide 9. verheugd 15. geschenken
4. hield aan 10. vermijdt 16. gesmede
5. ontvluchte 11. speelde 17. vormden
6. gevangene 12. beruchte  

Fout zijn de nrs 6, 8, 12, 13 en 15; van de overige 12 w.w. zijn er 11 herkend, alleen zijn niet.

Dit is de klasse waarmee vrijwel geen contact te krijgen was, ondanks geduldig aanhouden, stimulerend en tegemoetkomend vragen, humoristische voorstelling van zaken. Het gehele gebruikelijke arsenaal van contactmiddelen werd zonder veel resultaat afgewerkt.

 

De fouten:

6.gevangene
a.volt. dw. om hulpww. heeft (de gevangene heeft....).
b.volt. dw. Staat ‘ge’-.
8.vrijheid
Niet onderzocht.
12.beruchte
Niet onderzocht.
13.straatjongen
Geen motivering.
15.geschenken
Geen motivering.

 

De werkelijke w.w.:

1.geweven
a.Geen motivering.
b.volt. dw. Omdat er een hulpww. bij staat. Het hulpww. zijn (Er staat: Geweven goederen zijn sterker dan gebreide.).
[pagina 202]
[p. 202]
2.zijn
Door niemand als w.w. herkend (zie echter de motivering bij 1b en 3b).
3.gebreide
a.volt. dw. Staat ‘ge’ voor.
b.volt. dw. Staat hulpww. in de zin: zijn.
4.hield aan
a.Geen motivering.
b.Een veranderde stam.
c.'t Is van hebben.
d.'t Is van houden. Er wordt iets gedaan. Er gebeurt iets.
5.ontvluchte
a.'t Is v.t. 't Is al gebeurd. De gevangene is al lang ontvlucht.
b.'t Is t.t.
c.'t Is d.w.
7.heeft
a.Is niet lang buiten geweest.
b.'t Is van hebben.
9.verheugd
a.Geen motivering.
b.Er gebeurt iets.
10.vermijdt
't Is t.t. Staat t achter de stam.
11.speelde
Niet onderzocht.
14.versmaad
't Is t.t. Alleen de stam. Om je = jij.
16.gesmede
Niet onderzocht.
17.vormden
Niet onderzocht.
[pagina 203]
[p. 203]

§ 3. Algemene tendenties in de herkenning

Het is thans, na de afronding van het onderzoek naar de herkenning via de klassikale besprekingen, van belang na te gaan of er bij de herkenning algemene tendenties zijn te constateren. Dit is inderdaad het geval.

Het herkennen is een psychologisch zeer gecompliceerd proces, dat moeilijk te analyseren is en dat voor deze analyse een uitvoeriger studie zou vereisen dan voor de eenvoudige rubricering der gevallen, die wij nastreven, noodzakelijk is. Onderzocht zou moeten worden welke psychische processen bij het herkennen een rol spelen en welk(e) van deze processen eventueel, de doorslag geven (geeft). De herkenning, zoals zij bij dit onderzoek plaats vond, heeft, naar het ons voorkomt, v.n. twee aspecten: zij is in wezen intellectueel, doch zij kan vergezeld gaan door een emotioneel. Intellectueel zijn, naar de bevindingen bij de klassikale besprekingen, duidelijk twee typen van argumentatie te onderscheiden, een argumentatie die rust op formeel-analytische gronden en een argumentatie van meer begripmatige aard. De formeel-analytische herkenning geschiedt vn. op visuele motieven; een enkele opvallende vorm-eigen-aardigheid is vaak voldoende om het woord, waarin zij voorkomt, terecht of ten onrechte, als w.w. te doen ‘herkennen’. Het oordeel valt direct, zonder aarzeling, met een grote mate van beslistheid, hetgeen meestal betekent zonder overweging. Vandaar dat leerlingen die in bepaalde gevallen uitsluitend op formeel-analytische motieven ‘herkennen’, bij nadere informatie op grond van overeenkomstige vorm-verschijnselen in andere dan werkwoorden, volkomen uit het veld waren geslagen, min of meer verbijsterd rondzagen en de indruk maakten, alle grond onder de voeten te hebben verloren. Misschien is met de term formeel-analytisch de herkenning zoals die bij deze l.l. te constateren viel, te veel eer gegeven. Zij vooronderstelt, min of meer, opzettelijke vorm-ontleding. Misschien is de term mechanisch-associatief in sommige gevallen beter, meer in overeenstemming met het feitelijke psychische gebeuren.

De meer begripmatige argumentatie is sterk gevarieerd, zowel bij de onjuiste als bij de juiste herkenning. Zij rust op ‘bekendheid’ met de lagere-school-grammatica, die een zeer labiele basis blijkt te zijn. Deze ‘bekendheid’ werkt, blijkens de ervaringen, soms heilzaam, soms fataal.

[pagina 204]
[p. 204]

En wat het emotionele aspect betreft: Zonder dat de emotionerende inwerking van opdracht en arbeid object van onderzoek is geweest, is uit het gedrag van vele leerlingen duidelijk geworden, dat dit herkennen of streven naar herkennen niet zonder emotie is verlopen. Vele leerlingen hebben in de w.w. oude bekenden ontmoet, waarvan het herkennen, in het raam van de opdracht, kennelijk vreugde verschafte. Vele, aanvankelijk duidelijk bezwaarde leerlingen hebben gaandeweg verlicht adem gehaald, toen zij, al dwalende, een aantal niet-w.w. in hun lijst opnamen en deze zagen groeien, vaak ver buiten mogelijk-geachte proporties om. Hun zelfgevoel werd tijdens en door de arbeid gesterkt.

Voor een verdeling van de gevallen over de categorieën begripmatig en formeel-analytisch (mechanisch-associatief) kunnen wellicht de volgende herkenningsmiddelen dienen:

Begripmatig:

1.het actie-moment (het ‘kunnen - doen’, naar de terminologie der l.l.);
2.het vervoegd kunnen worden; soms met behulp van de begrippen wijs en tijd;
3.de vergezellende hulpwoorden, hulpw.w. voor de herkenning der deelwoorden, het voorzetsel te voor het herkennen van de infinitief.

Formeel-analytisch (mechanisch-associatief):

4.de verwantschap met w.w., al dan niet na isolering (zie blz. 173);
5.vormeigenaardigheden: de praefixen be, ge, er, her, ont, ver; de suffixen: t, de(n) en te(n); de dd en tt; willekeurige lettercombinaties als te enz.

Tussen de formeel-analytische herkenning en de begripmatige herkenning bij juiste en bij onjuiste herkenning bestaan geen wezenlijke verschillen. Zij worden zonder enige discriminatie bij beide categorieën: juist - onjuist, toegepast.

 

Formeel-analytische herkenning.

 

De fouten.

 

School I.

2. laatste. Is v.t. genoemd om de slotletters te. Deze combinatie is dus aangezien voor een der v.t.-suffixen van de zwakke w.w.

[pagina 205]
[p. 205]

School J.

 

14. onmiddellijk. Is w.w. genoemd om de twee d's en de twee l's. Het eerste is ‘begrijpelijk’. De toevoeging ‘en de twee l's’ is zuiver associatief : gelijktijdigheid. De l.l. wordt geleerd te onthouden: onmiddellijk schrijft men met twee d's en twee l's.

 

School L.

6. gevangene. Is voltooid dw. genoemd omdat er ‘ge’ voor staat.

 

De werkelijke werkwoorden.

 

School I.

1. breidde uit. W.w. ‘om de twee d's’. Op de vraag: Is kudde dan ook een w.w.? bleef de l.l. na enig peinzen het antwoord schuldig.

4. besloot.

6. vergroten.

18. herkent.

Alle drie d.w. genoemd. Een v.t., een infinitief, een t.t. Hier werkt de fatale invloed van de ‘deelwoordregel’ : be-, ge-, er-, her-, ont-, ver-.

8. besteedde. Overeenkomstig breidde uit. Op de vraag: ‘Vodden ook?’ volgde een ontkennend lachen, dat bij het minder bekende woord kudde achterwege bleef. Hier werd de mogelijkheid vermoedelijk nog overwogen; vodden werd direct als onmogelijk verworpen.

12. slechtte. Analoog met breidde uit en besteedde. ‘En witte dan, in: Het witte krijt?’ De vraag had geen invloed meer; de klas had na breidde uit en besteedde reeds begrepen, dat de dubbele d of de dubbele t geen criterium kon zijn voor werkwoordaanduiding.

 

School J.

3. ontbrandde. De herkenning geschiedt via het suffix -de. Op de vraag of weide en heide dan ook w.w. waren, werd gezwegen.

11. bloedden. De stereotiepe vraag: ‘En kudde dan?’ bracht de l.l. niet tot nadere bezinning.

 

School K.

7. schelt aan. De slot-t beslist hier. Op de vragen: ‘En krijt dan? En inkt?’ werd wat weifelend het hoofd geschud.

 

School L.

3. gebreide. Het beruchte praefix ge- beslist.

[pagina 206]
[p. 206]

Begripmatige herkenning.

Rubricering van alle antwoorden bij de klassikale besprekingen lijkt ons niet noodzakelijk; we kunnen o.i. volstaan met aan te tonen dat zowel bij de foutieve als bij de juiste herkenning de motievencategorieën 1 t/m 3 van blz. 204 alle voorkomen.

 

De fouten:

1. Herkenning op grond van het actie-moment.

School I.

3. voortdurend. Omdat het steeds voortdurend is. Bedoeld zal zijn: De uitbreiding der stad duurt voort.

5. stemmen. Is hier substantief: met algemene stemmen. Maar geredeneerd is: De gemeenteraad doet het. Het doen dient echter op besluiten te slaan.

15. beplanting. De tuinman deed het. Er gebeurden twee dingen: De architect stelde het plan op; de gemeentewerklieden voerden het uit. Van een tuinman wordt niet gesproken. Maar voor het kind is een der typische werkzaamheden van de tuinman planten te planten. Het draagt de actie op de collectiviteit beplanting over; het substantief wordt werkwoord, ondanks het vergezellende lidwoord.

2. Herkenning op grond van vervoegd kunnen worden; mede op grond van het tijd-begrip.

School I.

7. bedragen. Bedragen is hier substantief: aanzienlijke bedragen. Maar het wordt tot werkwoord, doordat het kind de niet bestaande v.t. bedraagde creëert.

Iets soortgelijks bij

School K.

18. opdrachten. Weer een substantief: met moeilijke opdrachten. Er wordt weer een niet bestaande v.t. gecreëerd: opdrachtte en dus is opdrachten een w.w.

3. Herkenning op grond van een vergezellend hulpwoord.

School L.

6. gevangene. Wordt tot werkwoord omdat er het hulpwerkwoord heeft bij staat. Er is een verkeerd verband gelegd: heeft is hulpwerkwoord bij verheugd: De gevangene heeft zich niet lang in zijn vrijheid verheugd.

[pagina 207]
[p. 207]

De werkelijke werkwoorden:

 

1. Herkenning op grond van het actie-moment.

 

School I.

1. breidde uit. Enkele leerlingen passen de leringen der schoolgrammatica juist toe:

Je kijkt naar wat mensen, dieren of dingen doen. Een stad kan zich uitbreiden.

6. vergroten. Vergroten is groter maken. Het accent zal op maken moeten worden gelegd, waardoor de handeling duidelijker naar voren treedt.

 

School J.

2. ontmoetten. Je ken het doen. Wat ongeciviliseerd, maar duidelijk.

 

2. Herkenning op grond van vervoegd kunnen worden.

 

School I.

11. verbeterd. Je kunt zeggen: Ik verbeter, jij verbetert.

Het woord vervoegen is overigens slechts enkele keren gebruikt, nl. in

 

School J.

8. werden. Je kan het vervoegen.

11. bloedden. Je kan het vervoegen.

 

Herkenning op grond van de begrippen wijs en tijd.

 

In deze gevallen schuilt dikwijls ook een formeel-analytisch moment: in v.t. vormen wordt de ‘stam’ ontdekt:

 

School J.

3. ontbrandde. Is v.t.; de stam is ontbrand.

11. bloedden. Is v.t.; bloed is t.t. (vermoedelijk bedoeld: de stam).

12. trachtten. Tracht is t.t. (vermoedelijk weer bedoeld: de stam); trachtten is v.t.

 

Tegenwoordige en verleden tijden, ook deelwoorden, worden teruggevoerd op hun infinitief:

 

School I.

4. besloot. 't Is van besluiten.

11. verbeterd. Komt van verbeteren.

[pagina 208]
[p. 208]

School K.

7. schelt aan. Is van aanschellen.

 

School L.

4. hield aan. 't Is van houden.

7. heeft. 't Is van hebben.

 

3. Herkenning op grond van vergezellende hulpwoorden.

 

Dit betreft of de hulpwerkwoorden hebben, zijn, worden bij de deelwoorden of het voorzetsel te bij de infinitieven.

 

School J.

10. gebracht. 't Is een d.w.; je kan er ‘hebben’ bij zetten: Zij hebben gebracht.

 

School K.

6. op te halen. 't Is het hele w.w. Na te.

19. belasten. Is w.w.: te staat er voor.

§ 4. Conclusies

Hoofdstuk XIV stelt in eerste instantie een onderzoek in naar ‘het simpele feit der herkenning van het werkwoord als werkwoord’, zoals het voorkomt in een aan 100 leerlingen van klasse VI voorgelegd opstel en in een aan evenveel leerlingen voorgelegd dictee.

Het feit staat vast dat vele l.l. het w.w. als zodanig niet herkennen. Zij falen in twee richtingen:

1. Werkelijke w.w. worden niet herkend, waardoor velen beneden, dikwijls ver beneden het bereikbare maximum van 50 zijn gebleven;

2. niet-werkwoorden, substantieven, adjectieven, pronomina, telwoorden, lidwoorden worden als w.w. aangeduid.

We hebben het bestaan van tekorten en overschotten met talrijke voorbeelden aangetoond.

 

In tweede instantie ‘is gezocht naar een antwoord op de vraag of deze leerlingen, als zij het w.w. als zodanig herkennen, het ook herkennen in zijn grammaticale kwaliteiten’. We hebben moeten constateren dat er bij vele leerlingen van een benoeming overeenkomstig de aangeleerde grammaticale categorieën weinig sprake is. Bij vele l.l.

[pagina 209]
[p. 209]

ontbreekt vrijwel alle congruentie tussen lering en toepassing. De individuele werkwoordsvormen hebben in de context een eenduidig karakter; ze zijn òf t.t. òf v.t. òf d.w. òf infinitief. In de beoordeling der l.l. verdwijnt deze eenduidigheid; iedere afzonderlijke concrete werkwoordsvorm kan bij alle vier grammaticale categorieën worden ingedeeld: een t.t.-vorm kan t.t., maar ook v.t., d.w. of infinitief zijn.

 

In derde instantie is gezocht naar eventuele verschillen tussen de drie bestemmingscategorieën: niet-opleidings-leerlingen, leerlingen bestemd voor U.L.O., leerlingen bestemd voor het V.H.M.O. We baseren ons voor deze groepsvergelijking op de resultaten van de kolommen: ‘juist herkend’ en ‘juist benoemd’. Deze beide kolommen beslissen over de kwaliteit van de gepresteerde arbeid.

Tabel 15b leert ons, dat bij het opstel de leerlingen der niet-opleidingsgroep 56,8% der w.w. juist herkenden, de l.l. die bestemd zijn voor het U.L.O., 87,6%, die welke bestemd zijn voor het V.H.M.O., 90%. Voor het dictee zijn de percenten resp. 69,4 - 87,8 - 88,8. De achterstand der niet-opleidings-leerlingen is evident.

Voor de juiste benoeming zijn de percentages resp.:

Opstel: 39, - - 70,4 - 76,4.

Dictee: 44, - - 71,4 - 80, -.

Het resultaat is thans, naar verhouding, voor de niet-opleidingskinderen veel ongunstiger: er wordt ook meer begrip en kennis gevraagd. Het percentage daalt bij hen, vergeleken met de juiste herkenning, met 17,8% en 25,4%; bij de a.s.U.L.O.-leerlingen met 17,2% en 16,4%; bij de a.s.V.H.M.O.-leerlingen met 13,6% en 8,8%. Wat dus de passieve werkwoordsbeheersing betreft, mogen we concluderen, dat zij

voor de niet-opleidings-leerlingen onvoldoende is: 39, - % en 44, - %;

voor de a.s.U.L.O.-leerlingen ruim voldoende: 70,4% en 71,4%;

voor de a.s.V.H.M.O.-leerlingen ruim voldoende en goed: 76,4% en 80, - %.

Tabel 16 versterkt de juistheid van deze conclusie: 50 werkwoorden dienden te worden herkend en benoemd. Slechts 20, - % van de niet-opleidingskinderen komt boven de 30 uit, doch 73, - % van de a.s.U.L.O.-leerlingen en zelfs 90,7% van de a.s.V.H.M.O.-leerlingen; ruim 49% van de niet-opleidingsgroep blijft beneden de 21, doch slechts ruim 1% van de opleidingsgroep.

[pagina 210]
[p. 210]

Langs welke weg men ook de groepsverhoudingen onderzoekt, steeds blijkt de geringere beoordelingszuiverheid en de kennisachterstand van de niet-opleidingsgroep. Het surplus aan werkwoorden, dat ontstaat door onderbrenging van niet-werkwoordelijke categorieën onder de categorie werkwoord, mag men wel als een der sterkste indicaties van onvoldoendbegrepen en slecht-verwerkte-kennis beschouwen.

Uit de tabellen 2 t/m 9 valt het volgende te berekenen:

de 120 niet-opleidings-leerlingen hebben een surplus van 234 ‘werkwoorden’, dus vrijwel 2 per l.l.;

de 37 a.s.U.L.O.-leerlingen van 46, dus 1,2 per l.l.;

de 43 a.s.V.H.M.O.-leerlingen van 26, dus 0,6 per l.l.

Anders:

De 234 overschrijdingen (niet-opleiding) zijn het product van 28 l.l.; gemiddelde 8,4;

de 46 overschrijdingen (a.s.U.L.O.) van 11 l.l.; gemiddelde 4,2;

de 26 overschrijdingen (a.s.V.H.M.O.) van 9 l.l.; gemiddelde 2,9.

Maken a.s.U.L.O.- en V.H.M.O.-l.l. overeenkomstige fouten als de niet-opleidings-kinderen, dan maken zij ze in veel geringere mate.

Uit dit alles blijkt, dat de beide laatste groepen (men zie ook Tabel 11: De spreiding) een veel homogener en veel stabieler kennis bezitten dan de niet-opleidingsgroep.

 

Ten slotte, in vierde instantie, de klassikale besprekingen. Er is tijdens deze besprekingen gezocht naar de grammaticale ‘principes’, die de kinderen bij herkenning en benoeming hebben ‘geleid’. Zij hebben deze principes, zeker voor wat de begripmatige herkenning betreft, doch gedeeltelijk ook wat de formeel-analytische herkenning betreft, ontleend aan de gangbare lagere-school-grammatica. Deze school-grammatica biedt geen, of een zeer wankele basis. Voor de meeste leerlingen bestaat zij practisch niet. De formeel-analytische herkenning, mechanisch-associatief als zij vaak is, komt grotendeels buiten haar om tot stand; de begripmatige herkenning is een mixtum van niet-begrijpen, verkeerd begrijpen, half-begrijpen, met sporadisch symptomen van juist begrip. De protocollen leveren voorbeelden te over.

In Hoofdstuk XIII schreven we aan het slot van § 3, a: De herkenning:

‘De conclusies die we aan het einde van dit gedeelte van ons onderzoek zullen trekken, kùnnen ons voorbereiden op de resultaten van het tweede

[pagina 211]
[p. 211]

gedeelte, het onderzoek naar de beheersing. Noodzakelijk is dit niet. Enerzijds bestààt er correlatie, anderzijds kàn er correlatie bestaan. Onvoldoende herkenning, als werkwoord en als vorm, includeert vrijwel zeker onvoldoende beheersing, voldoende herkenning betekent nog niet voldoende beheersing. Er kunnen immers nog anders-geaarde foutenbronnen aanwezig zijn.’

 

De conclusies die we moesten trekken na de kwantitatieve analyse in eerste, tweede en derde instantie en na de kwalitatieve analyse in vierde instantie, stemmen weinig hoopvol voor de resultaten der beide volgende hoofdstukken.

Speciaal bij de niet-opleidingsgroep moesten we een kwantitatief èn kwalitatief zeer onvoldoende herkenning van het werkwoord als werkwoord en van zijn vormen constateren. Dit includeert dat er van voldoende beheersing bij deze categorie l.l. vrijwel zeker geen sprake kàn zijn. Hun passieve werkwoordsbeheersing bleek zwak; de actieve kan niet anders dan even zwak of zwakker zijn.

De actieve werkwoordsbeheersing vraagt meer; zij vraagt naast

1e. de herkenning van het w.w. als w.w.,

2e. een zelfstandig beslissen voor wat de definitieve vorm betreft naar de regels van de verbale morphologie, hoe beperkt deze naar omvang en structurele gecompliceerdheid in wezen ook zijn.

 

De uitkomsten der klassikale besprekingen voorspellen evenmin verheugende resultaten voor Hoofdstuk XVI: De motivering, waarvoor een overeenkomstig onderzoek, doch met uitgebreider materiaal en indringender analyse, is ontworpen.

voetnoot1)
De Jonge en Wielenga: Statistische methoden in de psychologie. Deel I, Fundamentele begrippen en technieken, blz. 60.

voetnoot1)
Het is mogelijk dat deze 11. hier tot de foutieve herkenning is gekomen door isolering uit het zinsverband, waartoe de instructie aanleiding kan geven. Er is zeer nadrukkelijk gevraagd de w.w. te onderstrepen. Na isolering kunnen een aantal substantieven, zoals aanval en scholen, onder de categorie w.w. worden gebracht. Isolering kan ook de rangschikking onder de verba van met w.w. verwante woorden bevorderen, zoals hoefslag. Vgl. b.v. op blz. 194 woorden als: voortdurend, uitbreiding, beplanting. Is onze veronderstelling juist, dan is in de isolering een permanente foutenbron gevonden.

voetnoot1)
Deze leerling is als de zwakste genomen, omdat hij op grond van de wijze van berekening, die op. p. 165 is weergegeven, het grootste aantal fouten maakt. In totaal 31. De nrs. B 18, B 25 en F 20 komen weliswaar op slechts 24 goed benoemde w.w., B 21 op 30, doch zij maken ieder ‘slechts’ 50 - 24 = 26 fouten.

voetnoot1)
Afwijkingen in tienden ontstaan door afronding naar boven of beneden: 47,7-3,3 ‘behoorde’ 44,4 te zijn.

voetnoot1)
Vgl. de opmerking op blz. 173.
voetnoot1)
Zie bij 2 op blz. 202.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken