Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anthony Brummelkamp (1811-1888) (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anthony Brummelkamp (1811-1888)
Afbeelding van Anthony Brummelkamp (1811-1888)Toon afbeelding van titelpagina van Anthony Brummelkamp (1811-1888)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.75 MB)

Scans (59.03 MB)

ebook (3.61 MB)

XML (1.95 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/biografie
proefschrift
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anthony Brummelkamp (1811-1888)

(1988)–Melis te Velde–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 294]
[p. 294]

16. Zending en evangelisatie

In dit hoofdstuk zal het gaan over Brummelkamps betrokkenheid bij het werk van zending en evangelisatie. Hij heeft daarvoor altijd een hartelijke belangstelling gehad en er zich ook in verschillende organisatorische verbanden daadwerkelijk voor ingezet.

16.1. Het zendingswerk

Brummelkamp heeft zich in zijn Arnhemse jaren voor het eerst met het zendingswerk beziggehouden. Dit was in die tijd nog geheel in handen van allerlei genootschappen en niet van de kerken zelf. De voornaamste waren het Nederlandsche Zendelinggenootschap en het Zeister genootschap. In de kring van de ‘Christelijke Vrienden’ ontstond er een kritische distantie ten opzichte van het N.Z.G.. Groen van Prinsterer adviseerde in 1847 en 1848 om liever het Parijse zendingsgenootschap te steunen. Volgens Groen verdroeg het aandeel van ‘Groninger’ theologen als Hofstede de Groot in het bestuur van het N.Z.G. zich niet met het schone adagium van het genootschap: ‘Vrede door het bloed des kruises’. Brummelkamp deelde deze bezwaren en steunde inderdaad het Parijse genootschap.Ga naar voetnoot1.

In het voorjaar van 1850 bracht de Duitse Chinezen-zendeling Karl Gützlaff een bezoek aan Nederland. Deze had vrij nauwe banden met het N.Z.G., maar vond ook aansluiting bij de mannen en vrouwen van het Reveil. Van eind maart tot 17 mei 1850 maakte hij een tournee door ons land. In tal van plaatsen vervulde hij - hij was de Nederlandse taal machtig - voor een groot publiek spreekbeurten over zijn werk in het Verre Oosten sinds 1826. Hij schetste boeiend en indringend de geestelijke nood van de 360 miljoen Chinezen en bond die zijn hoorders op het hart. Hij zag er een open deur voor het evangelie en vroeg om mankracht, financiële steun en vooral voorbede.Ga naar voetnoot2.

Op 14 april trad Gützlaff op in de grote Eusebiuskerk in Arnhem. Zijn woord maakte diepe indruk. Brummelkamp hoorde en ontmoette daar Gützlaff en oordeelde heel gunstig over hem. De provinciale vergadering, op 10 april 1850 in Arnhem gehouden, had trouwens onder leiding van Brummelkamp al besloten hem een brief van ‘broederlijke gemeenschap’ te sturen. Brummelkamp merkte duidelijk, ‘dat Gützlaff een man was van onze richting en niet van die, welke in de groote kerk den boventoon voert’. Maar het

[pagina 295]
[p. 295]

‘mengelmoes’, dat hem vergezelde, stond hem niet aan. Op 28 mei vroeg hij Groen van Prinsterer om advies. Hij was tegen zijn wil opgenomen in een Arnhems China-comité, dat ‘het zuivere afdruksel was van alles wat Gützlaff heeft omringd heel het vaderland door’. Van dat moment af was zijn gedurig gebed geweest: ‘Heere, wat moet ik doen?’ Voor een poosje zou hij misschien kunnen samenwerken met verzwijging van wat anderen kon hinderen. Maar er zou vast een moment komen, dat het geweten zich zou ontlasten. Dan zou hij de indruk maken een ‘kromkop of dwarshoorn’ te zijn. Wat moest hij doen? Zou hij maar niet ronduit verklaren niet te kunnen samenwerken en zich openlijk uit het Arnhemse comité terugtrekken? Hij zou zich dan bij het Haagse willen aansluiten. Dat kon wellicht een vereniging van positief-christelijke China-vrienden worden.Ga naar voetnoot3.

Brummelkamp was altijd tot veel samenwerking bereid. Maar uit deze brief blijkt, dat die bereidheid duidelijke grenzen had: met ‘Groningers’ en halve liberalen ging hij niet in zee. Het is niet bekend, welk advies Groen gegeven heeft en hoe de verdere gang van zaken is geweest. Waarschijnlijk heeft Brummelkamp zich inderdaad teruggetrokken. Hij heeft echter in bidstonden en door financiële hulp wel een en ander voor het werk in China gedaan.

Op het thuisfront kwam er een landelijke ‘Vereeniging ter bevordering des Christendoms onder de Chinezen’, waarin veel Reveil-mensen meededen, maar ook minder orthodoxe figuren. Deze vereniging probeerde onder meer zendelingen te engageren en uit te zenden. Het is merkwaardig, dat alle drie door haar aangetrokken jongemannen afgescheiden of met de afgescheidenen meelevend waren. Een van hen, Grim, was een oud-leerling van Brummelkamp. Bovendien had Brummelkamp in de jaren 1850-1851 een adspirant-zendeling in opleiding op kosten van de Chinese kas. Zowel de vereniging als het door haar ondernomen werk ging echter in de jaren 1857-1860 teniet. Voor Brummelkamp betekende zijn ontmoeting met Gützlaff en wat er uit voortkwam een eerste aanraking met het zendingswerk.Ga naar voetnoot4.

Voor 1860 fungeerde Hel. de Cock in de afgescheiden kerken als semi-officieel contactman met de eerste zendeling uit hun midden, H.D. van Gennip. Deze werkte echter niet onder verantwoordelijkheid van de kerken. De synode van 1860 besloot het werk degelijker aan te pakken. De curatoren van de Theologische School werden aangewezen om nadere aktie te ondernemen voor het aantrekken en opleiden van adspirant-zendelingen. Zij benoemden daartoe in juli 1861 een ‘Zendingscommissie’, bestaande uit de docenten De Cock en Brummelkamp en curator J.W. ten Bokkel. Door de arbeid van deze commissie kwam langzamerhand het eerste kerkelijke zendingswerk op gang. De zendingscommissie handelde daarbij namens de gezamenlijke kerken. Zij riep ‘kweekelingen’ op om zich aan te melden en regelde hun studie, aanvankelijk in Kampen en sinds 1871 onder leiding van J.H. Donner in Leiden. Zij regelde ook de uitzending en gaf leiding aan het werk op het zendingsterrein.Ga naar voetnoot5.

[pagina 296]
[p. 296]

Als lid van deze commissie heeft Brummelkamp meegewerkt aan de uitzending van C. de Best en B. Veenstra naar Suriname in 1863. De keus van het terrein was ingegeven door de afschaffing van de slavernij in de Nederlandse koloniën, die juist in dat jaar van kracht werd. Voor Brummelkamp was dit feit een sterke vingerwijzing, dat er voor de kerken een taak lag in Suriname. Het werd echter een mislukking. De Best verbleef vervolgens van 1865-1867 in Oost-Indië, in Oenarang, maar ook dat werd geen succes. Na nog geen twee jaar keerde hij om gezondheidsredenen voorgoed naar het vaderland terug.Ga naar voetnoot6.

Sinds 1863 bestond de zendingscommissie uit de drie docenten en twee van de curatoren. Men organiseerde een stelsel van classicale correspondenten. Bovendien trok de commissie enkele medewerkers aan om buitenlandse zendingsbladen te lezen en daaruit berichten door te geven over het zendingswerk overal in de wereld. Het ging hier om bladen als The News of the Church, Evangelisch Christendom, Archives du Christianisme, het Hermannsburger Missions-Blatt en het Journal des Missions Evangéliques. Vooral Brummelkamp stimuleerde dit: men moest naar alle kanten de vensters open houden. De curatorenvergadering wees overigens een officieel deelnemen aan het Algemeen Nationaal Zendingsfeest af. Met name De Cock had er nogal bezwaar tegen. Brummelkamp deed op persoonlijke titel wel mee. Hij maakte als zodanig jarenlang deel uit van het organiserend comité.Ga naar voetnoot7.

Na de synode van 1872 werden Brummelkamps bemoeienissen met het zendingswerk minder intensief. De synode onthief de curatoren van hun taak in

[pagina 297]
[p. 297]

dezen. Zij benoemde een afzonderlijk deputaatschap, waarin elke provincie een gedelegeerde leverde. Voortaan waren de docenten adviserende leden van de nieuwe ‘Zendingscommissie’. Brummelkamp bleef de vergaderingen zoveel mogelijk bijwonen.Ga naar voetnoot8.

De zendingsroeping van de kerk woog hem zwaar. Hij droeg het missionaire werk een warm hart toe. In allerlei opzichten stond het in de eerste twintig jaren na 1860 nog in de kinderschoenen. Van een principiële bezinning op de missionaire problematiek was nog geen sprake. Organisatorisch werd er al te veel geïmproviseerd. Men was idealistisch en beschikte over te weinig informatie omtrent de werkelijke situatie op de zendingsterreinen. Toch heeft deze pioniersperiode winst gebracht, vooral op het thuisfront. Het zendingswerk werd niet langer aan verenigingen en genootschappen overgelaten, maar door de kerk zelf ter hand genomen. De gemeenten werden gemobiliseerd tot betoon van liefde en offervaardigheid. Langzamerhand kreeg de zending weer een vaste en goede plaats in de kerk. Voor zijn deel heeft Brummelkamp daar ijverig en hartelijk aan meegewerkt.

16.2. Het evangelisatiewerk

Volgens veler getuigenis was Brummelkamp bij uitstek evangelisatorisch in zijn optreden in elke kring. Hij was een vrijmoedig belijder van Christus. Daar was bij hem niets geforceerds of krampachtigs in. Als christen was hij gewoon zichzelf, hij kon niet nalaten zijn medemensen op de Here Jezus te wijzen. Hij knoopte bijvoorbeeld op zijn reizen gemakkelijk gesprekjes aan met medereizigers op de boot of in de trein en spoorde hen aan tot geloof en bekering. Bekend werd ook zijn trouw bezoeken van choleralijders in Arnhem in 1849 en in Kampen in 1855. Heel zijn optreden stond in het teken van: ‘Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken’.Ga naar voetnoot9.

De afgescheiden kerken kenden voor de kerkelijke, georganiseerde evangelisatie niet, zoals voor de zending, een nationale samenwerking via de synode. De synode van 1860 besloot het werk van de ‘inwendige zending’ aan de provincies en de classes over te laten. Zodoende is Brummelkamp niet direkt bij de georganiseerde evangelisatie betrokken geweest. Wel was hij van 1879-1888 bestuurslid van de zondagsschoolvereniging ‘Jachin’. Zijn bijzondere verdiensten voor ‘Jachin’ werden gehonoreerd met een benoeming tot erevoorzitter. Zijn liefde voor kinderen gaf hem een bijzondere betrokkenheid bij dit werk. Zijn stereotiepe oproep was: ‘Leidt ze naar Jezus!’Ga naar voetnoot10.

[pagina 298]
[p. 298]

Grote belangstelling had Brummelkamp ook voor het werk van bijbel-en traktaat-genootschappen. In afgescheiden kring was vooral het traktaatgenootschap ‘Filippus’ aktief. Zoveel mogelijk bezocht Brummelkamp de vergaderingen van dergelijke organisaties. Zijn bijdrage daar was altijd praktisch en stimulerend. In De Bazuin gaf hij berichten over de evangelisatie door, steeds met een hartelijk woord van aanbeveling en bemoediging. Zo bond hij zijn lezers de zaak van de evangelieverkondiging in eigen omgeving op het hart. Samen met andere voortrekkers, zoals L. Lindeboom, heeft hij het enthousiasme ervoor belangrijk bevorderd. In de meeste plaatsen waar een afgescheiden gemeente was, bestonden een of meer zondagsschoolklassen. De afgescheidenen waren bepaald niet introvert. Zij zochten met het evangelie ook hun medeburgers. Dit werk heeft veel bijgedragen aan de snelle groei van de afgescheiden kerken tussen 1870 en 1890.Ga naar voetnoot11.

Van belang was verder, dat Brummelkamp niet alleen maar voor de geestelijke nood van veel Nederlanders, maar ook voor hun materiële nood een open oog had. Hij stimuleerde de afgescheidenen om te evangeliseren, maar bovendien tot het uitsteken van een helpende hand naar behoeftige en misdeelde medemensen.Ga naar voetnoot12. Woord en daad gingen hier samen. Brummelkamp is in woord en wandel daarin velen tot voorbeeld geweest.

voetnoot1.
I.H. Enklaar, ‘Groen van Prinsterer en het Nederlandsche Zendeling-Genootschap’ in: Aspecten Reveil 89-105; ook in: I.H. Enklaar, Kom over en help ons! Twaalf opstellen over de Nederlandse zending in de negentiende eeuw ('s-Gravenhage 1981) 67-88.
voetnoot2.
A. Goslinga, Dr. Karl Gützlaff en het Nederlandsche protestantisme in het midden der vorige eeuw ('s-Gravenhage 1941).
voetnoot3.
A. Goslinga, Karl Gützlaff 23, 31, 38. NPVGld 10-4-1850. AB a GvP 28-5-1850.
voetnoot4.
A. Goslinga, Karl Gützlaff 36-60, 76-106. AB a JAS 30-6-1852.
voetnoot5.
Over H.D. van Gennip en het eerste zendingswerk van de afgescheidenen: A. Goslinga, Karl Gützlaff 67-75 en P.H. Rupke-van den Heuvel, ‘Zendeling ds. H.D. van Gennip en de doorgaande reformatie van kerk en zending (1850-1860)’, De Reformatie 38 (1962-1963) 21-22, 39-40, 48-49, 56-57, 64-65, 72-73, 79-80, 88-89, 96, 105-106, 112-113, 130, 137, 144-145, 153-154, 160-161, 169-170, 177-178, 186-187, 193 194. HandSyn 1854 blz. 61, 62. HandSyn 1857 art. 156. HandSyn 1860 art. 118, 126, 127, 143. HandSyn 1863 art. 29, 35, 121, 155. HandSyn 1866 art. 135-139. HandSyn 1869 art. 71, 101, 106. H. Bouma, ‘Zendingsonderwijs aan de Theologische Hogeschool’ in: J. van Bruggen en C. Trimp ed., Zendingspanorama. Het zendingswerk van de Gereformeerde Kerken in Nederland 1946-1976 (Amsterdam 1976) 11-28. De geschiedenis van de gereformeerde zendingsopleiding in de 19e en 20e eeuw is in hoofdlijnen beschreven door M. te Velde, ‘Historisch overzicht van de inrichting der gereformeerde zendingsopleiding in Nederland’ in: Rapport inzake een gereformeerde missiologische opleiding, bestemd voor het college van samenwerking (z.p. z.j. (Spakenburg 1980)) 45-88. HCur 10/11-10-1860 art. 25, 10/12-7-1861 art. 40; sindsdien zijn tot 1872 regelmatig ter curatorenvergadering de zendingszaken besproken.
voetnoot6.
NZendC vanaf 26-2-1863 tot 4-6-1867, passim. HCur 29-4/1-5-1863 tot 10/13-7-1867, passim. Brummelkamp trad op 30 april 1863 als bevestiger van de zendelingen op. Over dit eerste georganiseerde zendingswerk van de afgescheidenen is meer dan eens gepubliceerd. J. van der Linden, Die Entstehungsgeschichte der Mission der niederländischen reformierten Kirchen. Ein Beitrag zur Geschichte der kirchlichen Mission in Holland (Tübingen 1934). H. Hiddink, De zending van de Christelijk (Afgescheiden) Gereformeerde Kerk 1860-1892 (scriptie, Kampen 1977). Vgl. A. Algra, De Gereformeerde kerken in Nederlands-Indië/Indonesië (1877-1961) (Franeker z.j.). Over De Best en Veenstra ook De Haas I 34-35, 260-261.
voetnoot7.
NZendC 19-12-1861, 26-2, 28-4-1863, 13-5-1868. HCur 29-4/1-5-1863, 6e sessie art. 4. Zie over de zendingsfeesten verder hoofdstuk 23.
voetnoot8.
HandSyn 1872 art. 70-73, 77, 79, 82-85. Vgl. HandSyn 1879 art. 91.

voetnoot9.
Levensbeschr. 191-193, 595. Mulder, ‘Leven, lieven, loven’ 24-25. Uitvoerig over Brummelkamps evangelisatorische levenshouding: J.D. te Winkel, Metterdaad en in der waarheid. Kijk op evangelisatie en werken aan een missionaire gemeente (Kampen z.j.) 12-44. Zie ook F.J.A., ‘Eene episode uit het leven van “Vader Brummelkamp”’ in: Jaarboekje voor de Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland voor het jaar 1890 (Enkhuizen 1889) 188-193; ook in: G. Doekes ed., Keurgarve. Bloemlezing uit het Mengelwerk van vorige jaargangen van het Jaarboekje voor de Gereform. Kerken in Nederland (Nijverdal 1914) 131-137. PAL a ouders 26-9-1855.
voetnoot10.
HandSyn 1860 art. 128. J.P. Tazelaar, Gedenkboek. Feestuitgave ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan der Gereformeerde Zondagsschool-Vereeniging ‘Jachin’ (Nijkerk 1911) 64, 70-71. Ter nagedachtenis 40.
voetnoot11.
Over ‘Filippus’: J. van Gelderen ed., Filippus. Gereformeerd Traktaatgenootschap 1878/1978 (z.p., z.j. (Hattem 1978)). Voor een nadere inventarisatie van het zondagsschoolwerk verschaffen de jaarboekjes voor de Christelijke Gereformeerde Kerk vanaf 1878 statistisch materiaal. Over een bijbelgenootschap: Baz. 33/12.
voetnoot12.
Levensbeschr. 596. Mulder, ‘Leven, lieven, loven’ 20-21. Zie over Brummelkamps filantropische aktiviteiten o.a. Levensbeschr. 378-388.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken