25 minneliederen

[p. 27]

VI
De blitscap sonder rouwe entfeit

‘Dé blitscap sonder rouwe entfeit¹⁺
bit eren, hé is rike.²
dat herte da der rouwe in steit,³⁺
dat levet jamerlike.⁴
hé is edele ende vroet:⁵
wé bit eren kan geméren⁶⁺
sine blitscap, dat is goet’.⁷

Die scone die mich singen doet,⁸
sie sal mich spreken leren⁹
daer ave dat ich minen moet¹⁰
niet wale ne kan gekeren,¹¹
sie is edele ende vroet:¹²⁺
wé bit eren kan geméren¹³
here blitscap, dat is goet.¹⁴

1 Wie van liefde doorstraald wordt zonder verdriet

+ 60,13

2 En dit zonder aan zijn waardigheid iets te kort te doen, zo iemand is rijk

3 Een hart dat door droefheid overschaduwd is

+ 60,15

4 Verkeert in deerniswekkende toestand

5 Diegene is wijs en edel (stijgt in zedelijke en verstandelijke waarde)

6 Die op de juiste wijze kan vermeerderen

+ 60,18.19

7 Zijn blijdschap. Dat is de ware zede en zedelijkheid

8 De schone Vrouwe die mij tot zingen noopt (de melodie)

9 Zij zal mij leren spreken (de inhoud van het gesprokene)

10 Daarover nl. dat ik mijn binnenste

11 Bezwaarlijk kan veranderen

12 Zij is van hoog zedelijk gehalte en verstandelijk begaafd

+ 60,25

13 Wie iets kan toevoegen aan haar vreugde, verricht iets van uitzonderlijke waarde

14 Wie iets kan toevoegen aan haar vreugde, verricht iets van uitzonderlijke waarde