25 minneliederen

[p. 46]

XXIV
Alse die vogele blidelike
Der scone somer geit ons ane

Alse die vogele blidelike¹⁺
singende den somer entfaen²
ende der walt is louves rike³
ende die bloemen scone staen,⁴
so is der winter al vergaen.⁵
recht is dat ich dare wike⁶
da miin herte stadelike⁷
van minnen ie was onderdaen.⁸

Der scone somer geit ons ane,¹⁺
des is vele manech vogel blide,²
want sie vrouwen sich te stride³
den sconen tiit vele wale te entfane.⁴
recht is jaerlanc dat der hare⁵
wenke den vele suten winden:⁶
ich bin worden wale geware⁷
nouwes louves ane der linden.⁸

1 wanneer de vogeltjes vol blijdschap

+ 65,28

2 met hun liedjes de zomer begroeten

3 en het bos één en al loof is

4 en de bloemen een kleurrijk tapijt vormen

5 dan is het leed van de winter totaal geleden

6 het is volkomen juist dat ik mij daarheen begeef (en onderdanig ben)

7 waar mijn hart standvastig en aldoor

8 onderworpen was aan de Minne

1 De heerlijke zomer is aangebroken

+ 66,1

2 dientengevolge zijn veel vogels blijgestemd

3 want ze verheugen zich om strijd

4 teneinde het fijne jaargetij feestelijk te begroeten

5 't is normaal, dat in dit seizoen de arend,
cf. Jef Notermans, H.v. Veldeken en de Adelaar (Aquila), Wetensch.
Tijdingen, Gent 1973, 32e jg., 115-120

6 de zachte, zoele zuidenwind uitnodigt

7 onmiskenbaar toont zich aan mijn oog

8 nieuw gebladerte aan de lindebonnen