Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 1 (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 1
Afbeelding van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.34 MB)

Scans (27.73 MB)

XML (1.27 MB)

tekstbestand






Editeurs

Herman vander Linden

W.L. de Vreese



Genre

poëzie
non-fictie

Subgenre

kroniek
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 1

(1906)–Lodewijk van Velthem–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 313]
[p. 313]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Vanden derden bode, die wonderlijc gemaect was. xix.

 
Nu was ginder bliscap groet
 
Onder alle die genoet.
 
Men brachte die gerechten vord
 
Also alse ter feesten hord
1450[regelnummer]
Twee gerechten brachtmen daer.Ga naar margenoot+
 
Dene vore ende dander naer,
 
Eer die coninc spreken wille.
 
Doe riep hi sere: ‘Hout al stille!
 
Ic wil eer niemare hebben gehort
1455[regelnummer]
Eermen enich gerechte brinet vort’Ga naar margenoot+
 
Si loefdent alle die saten daer.
 
Niet lanc was dit geseit, daer naer
 
En quam ene lelike creature.Ga naar voetnoot1458-1492
 
Die nie was na wives figure
[pagina 314]
[p. 314]
1460[regelnummer]
Gemaect, want die nese van hareGa naar margenoot+
 
Was eens voets lanc openbare
 
Ende meer dan ere palme breet;
 
Die horen waren haer, godweet,
 
Gelijc vanden esel die oren;
1465[regelnummer]
Vlechten hadsi achter ende voren.Ga naar margenoot+
 
So datsi toten gordele gingen;
 
Si scenen so grof, daer si hingen,
 
Als peerts vlechten of grover vele:
 
Enen crop hadse onder die kele,
1470[regelnummer]
Alse een gansey es groet;Ga naar margenoot+
 
Den hals lanc, ende harde roet;
 
Den mont wijt, ende ongescepen:
 
Ga naar margenoot+ In dene side haddi begrepen
 
Die kinnebacken toten oren toe;
1475[regelnummer]
Hi ginc op, in weet hoe,Ga naar margenoot+
 
Ende stont slem, opward wide ontdaen.
 
Die tande diemen daer in sach staen,
[pagina 315]
[p. 315]
 
Waren som sward ende som wit;
 
Ende vinger lanc, dat qualijc sit.
1480[regelnummer]
Rageden haer uut .ij. tande groet.Ga naar margenoot+
 
Op .i. pardekijn dat was roet
 
Quam si gereden, dat mager was,
 
Ende dat houte oec, sijt seker das.
 
Achter ende vore harde sere.
1485[regelnummer]
Dese joncfrouwe met enen corten kereGa naar margenoot+
 
Es comen vordie tafel gereden,
 
Daer mense an sach te selsenheden;
 
Want wonderlike[r] vorme vort an
 
Sone hadde gesien geen man.
1490[regelnummer]
Die joncfrouwe diemen in Perchevael vintGa naar margenoot+
 
En geleec derre niet .i. twint,
 
Soe selsen so was dese gescepen.
 
Nu hort watse heeft begrepen
 
Te secgene onder die genote.
1495[regelnummer]
‘Wetti,’ seitsi, ‘wien ic groetteGa naar margenoot+
 
Vor alle die sijn in dien zale?
 
Dat es den here Perchevale.
 
Hem so groetic vor u allen!
 
Ic weet alle dinge die gevallen,
1500[regelnummer]
Ende alle u meninge, sonder waen,Ga naar margenoot+
 
Soudic u hier wel doen verstaen;
 
Ende wie dat elc es geheten
 
Nader tavelronde vermeten:
 
Lanceloet, Perchevael, Walewein,
1505[regelnummer]
Mordret, Keye ende Ecgrawein,Ga naar margenoot+
[pagina 316]
[p. 316]
 
Ende Gariet, ende dander mede
 
Die hier sitten in die stede;
 
Dits mi al cont op dese ure.
 
Nu hort hier vort mine avonture,
1510[regelnummer]
Die ic u allen bringe te vorenGa naar margenoot+
 
Die ter tavelronde behoren.
 
Perchevale sprekic irst ane,
 
Ende doe hem hier nu te verstane,
 
Dat hi te Licester vare saen.Ga naar voetnoot1514
1515[regelnummer]
Daer mach hi prijs ende lof ontfaenGa naar margenoot+
 
Vor dien casteel, ic seege twi:
 
Want hi wilt dingen die hem bi
 
Sijn geseten, ende asselgieren.
 
Seldi in eniger manieren
1520[regelnummer]
Prijs bejagen, dat sal daer wesen.Ga naar margenoot+
 
Ende trecti achter oec van desen,
 
Ic sal u lachteren, in allen hove
 
Ga naar margenoot+ Waric comen, van uwen love.
 
Walewein, ic groete u mede,
1525[regelnummer]
Ende seg u, dat te Cornuaelge in [die] stedeGa naar margenoot+Ga naar voetnoot1525
 
Ompays es, dat moetti keren,
 
Tusscen die gemeente entie heren,
 
Om die liede dier liggen gevaen
 
Die den coninc hebben mesdaen.
[pagina 317]
[p. 317]
1530[regelnummer]
Want uut dadense die heren gerne,Ga naar margenoot+
 
Entie gemeente staet te werne;
 
Ende Ridsard die coninc heeft daer gesint
 
Om die gevangen, si u bekint.
 
Her Walewein, nu vart daer saen,
1535[regelnummer]
Ende helpt der gemeente dit wederstaen!Ga naar margenoot+
 
En doedijs niet, so secgic twaren
 
Dat gire niet en dorret varen
 
Van bloetheiden, dat si u cont.’
 
Walewein die doe op stont.
1540[regelnummer]
Ende seide: ‘Bi trouwen, dit salic wreken,Ga naar margenoot+
 
Oft mi sal mijn scilt gebreken
 
Ende mijn goede sward, godweet!’
 
Perchevael stont op oec gereet
 
Ende seide, Licestre soudi winnen
1545[regelnummer]
Optie gene vandaer binnen.Ga naar margenoot+
 
Oft hi souder sterven voren
 
Doe mochtmen in dien sale horen
 
Groet geruchte ende groet geclanc;
 
Het stont al op eer yet lanc
1550[regelnummer]
Om dit wonder dat daer was.Ga naar margenoot+
 
Die joncfrouwe maecte haer na das
 
Uter zale, datsi u cont,
 
Diewile dat ge[r]uecht stont,
 
Ende es hem dus van daer ontgaen,
1555[regelnummer]
Dat niemen en weet, sonder waen.Ga naar margenoot+
[tekstkritische noot]c. 19, opschr. derden in het hs. voluit. 1451 naer in het hs. voluit. 1454 niemare in het hs. voluit. 1457 naer in het hs. voluit. 1458 ene lelike Verdam, Middelnederl. Woordenb. 4, 257 vraagt of men ook moet lezen: * ene die lelijeste en dat zou zeker, met het oog op de thans volgende beschrijving van het zonderlinge schepsel, wet ter plaatse zijn. Maar verg. beneden vs. 1573: die lelike jonefrouwe Trouwens ook in den roman van Perchevael heet het monster alleen ‘utermate lelijc’ (Lancetot II, 36964 vlg.); bij Chrétien de Troies: ‘la laide demoiselle’.

margenoot+
(5)
margenoot+
(10)
voetnoot1458-1492
Het verschijnen eener jonkvrouw, die den ridders der tafelronde aan hun plicht herinnert, komt tweemaal voor in de Arturromans: eens in le conte du Graal van Chrétien de Troies, en andermaal in den roman van Rigomer (= te Lancelot de Jehan: zie G. Paris in de Histoire littéraire de la France, t. XXX, pp. 86 et suivv.). De eerstgenoemde dezer episodes is blijkbaar die, waardoor Velthem zich heeft laten inspireeren, aangezien hij uitdrukkelijk er naar verwijst (zie beneden vs. 1490): ook Chrétien laat een afzichtelijke vrouw optreden. Velthem kende deze episode des te beter, daar hij ze behouden heeft in de bewerking van Chrétien's Percheval, die hij zelf in de Lancelot-compilatie heeft ingelascht. Daar luidt de beschrijving van de ‘laide demoiselle’ aldus (Lancelot II, 36963-'75):
 
Ende alsi in dese feeste saten
 
Quam daer ene jonefrouwe, di utermate
 
Lelijc was in allen maniren:
 
Men mochse niet wel visiren
 
Van gedane hoe swerd si was;
 
Si hadde di tande gelijc den das:
 
Si hadde granen omden mont
 
Ende enen snavel gelijc den hont,
 
Ende ogen hol, der simmen gelike:
 
Die wintbrauwen lanc ende eyselike,
 
Dat ansichte breet ende vuel.
 
Si quam gereden op enen muel
 
Inder zalen ter selver stat
 
Daer die coninc Artur at.

Men moet toegeven, dat de ‘jonkvrouw’ die Velthem laat optreden, inderdaad nog veel leelijker is dan die van Chrétien. Aan diens beschrijving schijnt Velthem hier nog iets ontleend te hebben, dat in de Lancelot-compilatie weggebleven is. Zoo zegt Chrétien: La damoisele fu trechie A .ii. tresces trestoutes noires (ed. Potvin, vss. 5992 vlg.). Dit kan Velthem gebracht hebben op de gedachte van de vlechten...achter ende voren...so grof...als deerts vlechten in vss. 1465-1468.
[tekstkritische noot]1460:1461 hare: openbare in het hs. voluit. 1463 horen door Verwijs, Bloemlez. 2, 158 veranderd in * oren (en aldus aangehaald bij Verdam, Middelnederl. Woordenb. 5, 1959) maar ten onrechte: Velthem bedoelt zeker wel het bekende hoofdtooisel - haer in het hs. voluit. 1468 peerts in het hs. voluit. 1470 gansey hs.: gans ey - groet in het hs. voluit. 1476 opward hs.: op ward
margenoot+
(15)
margenoot+
(20)
margenoot+
(25)
margenoot+
bl. 21 a.
margenoot+
(30)
[tekstkritische noot]1480 haer uut: het hs. heeft h' wt duidelijk gescheiden, en het lijkt me veel redelijker de afkorting te lezen als haer (d.i. het pronomen, 3de naamval) dan als * her: de zin is veel pregnanter met een meewerkend voorwerp dan met een versterking van het bijwoord uut 1484 sere in het hs. voluit. 1488 wonderlike[r] De verbetering is ook reeds aangebracht door Verwijs, Bloemlez. 2, 159. 1504 Lanceloet in het hs. voluit.
margenoot+
(35)
margenoot+
(40)
margenoot+
(45)
margenoot+
(50)
margenoot+
(55)
margenoot+
(60)
[tekstkritische noot]1508 al cont hs.: alcont 1517 M. de Vries heeft gemeend, dat in dit vers dingen behoorde veranderd te worden in * dwingen (zie Middelnederl. Taalzuiv. 170), wat zeker een voortreffelijken zin zou opleveren. Verwijs heeft de emendatie dan ook overgenomen (Bloemlez. 2, 159). Toch is de verandering overbodig: dingen beteekent hier: brandschatten. Zie Verdam, Middelnederl. Woordenb. i.v. 1523 love hs.: hove De emendatie is afkomstig van M. de Vries, Middelnederl. Taalzuiv. 170 en overgenomen door Verwijs, Bloemlez. 2, 159, naar wien Verdam, Middelnederl. Woordenb. 4, 16 en 713 het vers aanhaalt. De Vries heeft ook comen veranderd in * come ook dáárin door Verwijs en Verdam gevolgd, doch ten onrechte: verg. de noot boven bij vs. 13. 1526 Ompays: Om- in het hs. voluit.
margenoot+
(65)
voetnoot1514
te Licester. Wat Eduard tegen de stad Leicester nog op het hart had, staat verhaald in capp. 49 en 50 van het eerste boek.
margenoot+
(70)
margenoot+
(75)
margenoot+
bl. 21 b.
margenoot+
(80)
voetnoot1525
Dat te Cornuaelge...ompays es. Zie boven capp. 13 en 14.
[tekstkritische noot]1531 werne in het hs. voluit. 1532 ridsard in het hs. voluit; de (lange) s is verbeterd uit een andere letter, waarschijnlijk uit een d 1533 Het geheele vers, behalve 't laatste woord, in het hs. op ratuur. 1534 vart in het hs. voluit. 1535 wederstaen hs.: weder staen 1536 En doedijs niet in het hs. op ratuur. 1540 Ende seide Verwijs, Bloemlez. 2, 160 heeft ten onrechte Ende weggelaten, daar hij die in 't voorgaande vers blijkbaar opvatte als een betrekkelijk voornaamwoord, terwijl het aanwijzend is. 1546 sterven in het hs. voluit. 1548 Groet in het hs. voluit. 1553 Diewile hs.: Diewile Door Lelong als * Diewile gelezen (of stilzwijgend verbeterd?) - ge[r]uecht hs.: geuecht wat hier geen zin heeft: zie vs. 1548 en beneden 1571. Ook reeds verbeterd door Verwijs, Bloemlez. 2, 160.
margenoot+
(85)
margenoot+
(90)
margenoot+
(95)
margenoot+
(100)
margenoot+
(105)
margenoot+
(110)

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken