Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3 (1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
Afbeelding van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.98 MB)

Scans (27.26 MB)

XML (1.17 MB)

tekstbestand






Editeurs

Paul de Keyser

Herman vander Linden

A. van Loey



Genre

poëzie
non-fictie

Subgenre

kroniek
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3

(1938)–Lodewijk van Velthem–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 296]
[p. 296]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Dat bedieden van desen .v. beesten in ere maniere. .xviij.Ga naar voetnoot+

 
Dit visioen, dat si hier sach,
 
Ic u adus bedieden mach:
 
Si sach te Aquilone[n] ward staen
1390[regelnummer]
Vif beesten, die ons sonder waen
 
Vif tide beteken[en] hier.Ga naar margenoot+
 
Alse een hont, gelike al vier,
 
Was dat een, maer en bar niet,Ga naar voetnoot1393
 
Ende dit bediet, alsmen siet,
1395[regelnummer]
Dat in desen tiden die liede,
 
Gelijc den hont, in allen bediede,Ga naar margenoot+
 
Ende bitende selen sijn oec mede,
 
Ende selen bernende scinen gerede,
 
Maer in die gerechticheit niet
1400[regelnummer]
Gods ons heren, wats gesciet.
 
Die leu, die daer gevarwet wasGa naar margenoot+
 
Na wit ende sward, alsict las,
 
Die bediet den andren tijt,
 
Die in desen varuwen overlijt,Ga naar voetnoot1404
1405[regelnummer]
Want dan sal die loep van desen tide
 
Altemale omme[gaen] met stride.Ga naar margenoot+
 
Maer som die liede die selen dan
 
Goet sijn, dat merkic an
[pagina 297]
[p. 297]
 
Die witte varuwe, dat verstaet,
1410[regelnummer]
Entie swarte, den quaden angaet,
 
Dus was die leu geminget van tween,Ga naar margenoot+
 
Dat niet wel droech overeen.
 
Vanden bleken parde nu hord.Ga naar voetnoot1413
 
Dat brinct ons den derden tijt vord,
1415[regelnummer]
Bedie die tijt heet hi bleec,Ga naar voetnoot1415
 
Om dat hi den sonden geleec,Ga naar margenoot+
 
Want hi sal sijns selfs vergeten,
 
Ende hem ten sonden haestelec beten,Ga naar voetnoot1418
 
Ende om dat so was dit bleec gedaen,Ga naar voetnoot1419-1420
1420[regelnummer]
Om dat sal sijn macht verliesen saen.Ga naar voetnoot1420
 
Dat swarte verken, dat bedietGa naar margenoot+
 
Den vierden tijt, ende anders niet.
 
Om dat verken was so sward,Ga naar voetnoot1423
 
Ga naar margenoot+ So sal die loep des tijts so hart,Ga naar voetnoot1424
1425[regelnummer]
Ende in swardheiden werden gescepen,
 
Ende met serecheiden so begrepen,Ga naar margenoot+
 
In vulen sonden werden so quaet,
 
Ende jegen die wet doen, verstaet,
 
In vele sticken ende achter d[r]ingen,Ga naar voetnoot1429
1430[regelnummer]
Ende ongelove oec vord bringen.
 
Die grise wolf, hier ter stedeGa naar margenoot+
 
Bediet die vifte tijt oec mede.
[pagina 298]
[p. 298]
 
Hi heten grijs, dat verstaet,
 
Om dat men in desen tiden gaet
1435[regelnummer]
Met rove, ende met steelne met.
 
Daerom es hi na den wolf geset,Ga naar margenoot+
 
Omdat hi roeft, ende nemt gerne
 
Al dat hi vint in sinen deerne.Ga naar voetnoot1438
 
Grijs heet hine daerom hier,
1440[regelnummer]
Om dat hi es oec ongehier.
 
Dan sal die tijt hem also keren,Ga naar margenoot+
 
Ende grijs werden, wiltmen leren,
 
Ende na den wolf slechten dan,Ga naar voetnoot1443
 
Want grote her[.]en selen vaen anGa naar voetnoot1444
1445[regelnummer]
Alre hande dinc te nemene mede.
 
So selen die arme oec gerede,Ga naar margenoot+
 
Ende selen striden om roef gewinnen.
 
Dan comt die tijt der omminnen,
 
Daer menige ziele om ward gevaen,
1450[regelnummer]
Die nembermeer en mach ontgaen,
 
Daer die oreeste van desen oreesteGa naar margenoot+Ga naar voetnoot1451
 
In die helle, met enen meste
[pagina 299]
[p. 299]
 
Toten hemel op sal slaen,Ga naar voetnoot1453
 
So dattie sone des lichts alGa naar voetnoot1454-1459
1455[regelnummer]
Sijn marteleren, die boven al
 
Gode hebben gedient, ende oec nietGa naar margenoot+
 
Sijns en loechgeden, wats gesciet,
 
Maer daer verloren, dar tviants kinder
 
Jegen waren, in allen hinder.
1460[regelnummer]
Ende dese beesten te occidenten ward
 
Waren gekeert in alre vard,Ga naar margenoot+
 
Want dese vallende tijt
 
Selen vallen, des seker sijt,
 
Metter sonnen van occident,
1465[regelnummer]
Gelijc si op gaet, ende neder omtrent.
 
Alsoe doen die minsce vort,Ga naar margenoot+
 
Deen ward geboren, dander vermort.
 
Dit sijn vif tide nu volcomen,
 
Die ic u hebbe uut genomen
1470[regelnummer]
Van Huldegards boeke, alsict weet,
 
Datmen van Divinen heet.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1471
[pagina 300]
[p. 300]
 
Nu salic u vort, uut Civias,
 
Ga naar margenoot+ Bedieden, dat een haer boec was,
 
Daer sijt scalkelec in doet verstaen.Ga naar voetnoot1474
1475[regelnummer]
Ende om dit wassic berespt saen,
 
Vanden genen, dat verstaet,Ga naar margenoot+
 
Dien dochte dat hem te na gaet.
 
In noeme hier en genen man;
 
Die wille maechs hem trecken an.
1480[regelnummer]
Nu hort dese prophecie vort,
 
Daer ic aldus om was becort.Ga naar margenoot+
[tekstkritische noot]Cap. 18 opschr.: de nummering werd in het hs. verkeerd gedaan: .xvij. i. pl. v. xviij., zij werd door een latere hand, met zwarten inkt verbeterd 1391 beteken[en] hs.: betekē 1393 tusschen een en maer (hs.: m') staat een punt. -bar hs.: b' 1398 bernende hs.: b'nende 1399 niet hs.: was gesciet (emend Verdam, Tijdschr., 1, 285; Vinc.: in justitia Dei non ardentes) 1402 sward hs.: sw'd 1406 omme [gaen] hs.: omme 1408 dat hs.: d' (vgl. Velthem VIII, v. 839).

voetnoot+
Cap. 18, vs. 1-81 naar Scivias 710 C-711 C, vgl. aant. bij cap. 16
margenoot+
(5)
voetnoot1393
bar=brandde, vgl. vs. 1364 en vs. 1279
margenoot+
(10)
margenoot+
(15)
voetnoot1404
overlijt=voorbijgaat (vgl. M.W., V, 2211).
margenoot+
(20)
[tekstkritische noot]1410 swarte hs.: s'wte 1411 geminget hs.: ge minget, met tusschen de twee deelen een rond gaatje in het perkament. - tween hs.: .ij. 1413 parde hs.: pde met doorstreepte p 1423 een groot gat in het perkament heeft den kopiïst verplicht dit vers over drie regels te schrijven. - sward in het hs. voluit 1424 hart hs.: h't; de afkorting opgelost overeenkomstig den voluit geschreven vorm bijv. I, vs. 318 1425 swardheiden hs.: sw'dheiden 1429 achterd[r]ingen: emend. Verdam, Tijdschr., 1, 285 v. (zie nota bij vs. 1429) 1431 vóór het vs.: illustratie.
margenoot+
(25)
voetnoot1413
bleken vgl. vs. 1367
voetnoot1415
bedie=daarom; hi slaat hoogstwaarschijnlijk op den compilator (tevens commentator?) Gebeno (zie vs. 1110, ook vs. 1433, 1439)
margenoot+
(30)
voetnoot1418
hem beten=vervallen, afdalen tot
voetnoot1419-1420
om dat=daarom, om die reden
voetnoot1420
verliesen=te niet gaan (kan best intransitief opgevat worden; vgl. een parallel in M.W., VIII, 2049). Of moet men lezen: salt i. pl. v. sal?
margenoot+
(35)
voetnoot1423
om dat=omdat 't, d.i. om die reden (was) 't varken...
margenoot+
bl. 84 b.
voetnoot1424
hart=zeer
margenoot+
(40)
voetnoot1429
achterdringen=op den achtergrond dringen (lat. postponentes) nl. de wet (vs. 1428).
margenoot+
(45)
[tekstkritische noot]1444 her[.]en hs.: h'tē.
margenoot+
(50)
voetnoot1438
in sinen deerne. Voor Verdam (M.W., II, 130, Aanm.) is dit woord niet duidelijk. Het Lat. heeft: alia vero ut lupus griseus, quia illa tempora habebunt homines multas rapinas tam in potestatibus quam in reliquis successibus sibi ipsis congerentes (Scivias, Lib. 3, Visio, 11, bl. 710 C). Men mag deerne opvatten als zelfstandig naamwoord met de beteekenis: in zijn benadeeling, in zijn ‘het nadeel toebrengen’, evenals in de (M.W., II, 130) aangehaalde passage uit Heelu (v. 5592) sine crachte ende sijn deren, door Verdam zelf aldaar verklaard als: het nadeel dat hij toebracht
margenoot+
(55)
voetnoot1443
slechten=slachten, lijken
voetnoot1444
vaen an=aanvangen
margenoot+
(60)
margenoot+
(65)
voetnoot1451
oreeste=het gewoel en gedruisch der hel. Zooals Verdam (M.W., V, 1964) aanteekent, moet een der beide woorden bedorven zijn en zal misschien door tempeest moeten worden vervangen (lat. error errorum ab inferno usque ad coelum erigetur 711 B). Wat het rijm tempeest (of oreest): mest betreft, weze aangestipt, dat in het Middelzuidbrab. rekking vóór -st nog wel meer voorkomt: 1290 vaest ‘vast’, 1304 zeestech, 1306, 1325 coist ‘kost’, 1308 tweest ‘twist’, 1330 kiesten ‘kisten’, koesttere ‘kosters’, waestellauen ‘vastenavond’, 1335 siister ‘sister’, 1368 -neist ‘nest’, 1375 beest ‘best’. Mest=mist, wolk.
[tekstkritische noot]1454 tusschen so en dattie een eirond gat in het perkament 1453-1454 blijkens het rijm ontbreekt een vers 1455 sijn hs.: sine 1458 dar in het hs. voluit 1460 tusschen occidenten en ward een groot gat in het perkament 1461 vard in het hs. voluit.
voetnoot1453
op sal slaen=omhoog gaan, opstijgen
voetnoot1454-1459
=zoodat de zonen des lichts martelaren zijn - zij, die boven alles God hebben gediend en hem niet negeerden - maar ook de vijandskinderen (den duivel c.s.) verloren deden gaan, te gronde richtten (verloren, M.W., VIII, 2047), wanneer deze (tviants kinder) tegen hem streden, met groote kwelling, overlast (in allen hinder). Lat.: ita quod filii lucis torculari martyriorum suorum imponentur, Filium Dei non negantes, sed filium perditionis abjicientes qui diabolicis artibus voluntates suas perficere tentabit (711 B)
margenoot+
(70)
margenoot+
(75)
margenoot+
(80)
margenoot+
(85)
voetnoot1471
Velthem vergist zich; het behandelde komt voor, evenals bij het opschr. van hoofdst. 18 werd aangeteekend, niet uit Divina Opera, maar uit Scivias. Evenzoo (op hoofdst. 19 en 20 na), van hoofdst. 21 af, niet uit Scivias (hs. Cinias, vs. 1472), maar uit Divina Opera (zie M. de Vries, Inleid. op Sp. Hist., I, p. lxxxvi v.). Wegens het rijm kon niet geëmendeerd worden.
[tekstkritische noot]1472 Civias hs.: cinias 1482 de hoofdletter I werd bij uitzondering in dit hs. geanthropomorphiseerd; op het roode lichaam van de I werd met zwarten inkt een aangezicht geteekend 1500 starc in het hs. voluit.
margenoot+
bl. 84 c.
voetnoot1474
scalkelec=met scherpzinnigheid
margenoot+
(90)
margenoot+
(95)

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken