Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Trouwe vrienden (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Trouwe vrienden
Afbeelding van Trouwe vriendenToon afbeelding van titelpagina van Trouwe vrienden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.32 MB)

Scans (35.67 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Illustrator

O. Geerling



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Trouwe vrienden

(1916)–Jan Veltman–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk XXII.

't Was nu al zeker, dat George naar 't gymnasium in de naaste stad zou gaan. En Rinus rekende er in den beginne op, dat hem eenzelfde lot beschoren zou zijn. 't Was voor de jonge vrienden een onmogelijkheid, om aan scheiding te denken; zij zouden altijd bij elkaar blijven, en ook verder altijd samen studeeren. Zij baden daarom, en voor hen was 't ondenkbaar, dat het anders zou uitkomen. De Heere toch kon het gemakkelijk genoeg zoo schikken, en omdat zij het zoo gaarne wilden, zou de Heer het ook willen, en dus zou 't gebeuren.

Bernard ging reeds op 't gymnasium. Hij reisde er alle dagen met de tram heen; doch daarmee gingen er drie uren tijds elken dag verloren, want van leeren in de tram kwam niet veel. Voor Bernard echter ging dit nog wel, maar men begreep zeer goed, dat George zoo veel tijd niet kon missen, vooral, omdat hij maar zwak van gestel was, heel anders dan Bernard.

[pagina 139]
[p. 139]

George zelf echter was eerst vast in den waan, dat hij ook iederen dag zou terugkeeren, en toen Rinus wist, wat een abonnement op de tram kostte, rekende hij er vast op, dat hij met George naar 't gymnasium zou gaan. Toen hij er echter met vader over sprak, zeide deze, dat hij onmogelijk alles, wat er voor noodig was, kon bekostigen. - Toen beraadslaagden hij en George samen, dat mama misschien wel raad wist. Want dat mama hun vriendschap op hoogen prijs stelde, hadden beiden al ondervonden.

Doch Rinus kwam het toen van George, die er werkelijk ernstig met zijn moeder over gesproken had, te hooren, dat er van zoo iets niets kon komen. Dat was het eerste donker, dat den avond van hun geluk aankondigde. En toen een poosje later George wist, dat er reeds een kosthuis voor hem was gezocht in de stad, en hij dus voorgoed het dorp zou verlaten, kwam hij 't met tranen in de oogen aan Rinus vertellen.

Wat werd het toen voor beiden donker: ze zouden dan zoo goed als nooit meer bij elkander zijn; slechts een enkelen keer, als 't vacantie was! Voor Rinus was er nu natuurlijk nog veel minder kans, om op een gymnasium te komen, want daar in de stad thuis zijn, zooals George, zou nog veel meer geld kosten. Beiden hoopten nog alleen op den Heer, dat die hen bij elkander zou houden. Zij baden er gedurig om; maar ook hier om, dat, als de Heer het niet wilde, zij dan toch niet zouden morren en ontevreden zijn.

Zij voelden nu altijd iets van weemoed, als ze bij elkander waren: 't geluk, dat ze elkander nog bezaten, smaakte heerlijker dan ooit, maar.... 't zou nu spoedig op zijn.

En zoo brak de dag van scheiding aan.

En die scheiding was nog grievend ook. Want George zou Maandag met de tram van negen uur vertrekken: zoo meenden hij en Rinus het: zóó was

[pagina 140]
[p. 140]

't gezegd. Maar toen Rinus al vroeg bij de tram was, om afscheid van George te nemen, was daar geen Blankerd, en kwam er geen, en zonder George reed de tram weg.

Om elf uur dezelfde geschiedenis, en om halftwee nóg eens. Eerst 's avonds wist Rinus, dat mijnheer Blankerd met George den vorigen dag, Zondag, op reis was gegaan.

Alleen in 't kamertje, waar Rinus anders altijd met zijn trouwen, goeden vriend George was, zat hij zijn verdriet uit te snikken. Moeder kwam daar bij hem, en drukte zijn hoofd tegen haar borst.

‘Stil maar, mijn jongen! - God regeert, en Hij is goed en wijs. Hij weet wel, wat Hij doet, ons ten beste!’

‘Ja, moeder, dat weet ik wel. Maar dat de Blankerds ons bedrogen hebben, dat we geen afscheid van elkander konden nemen: dàt vind ik zoo verschrikkelijk. 'k Had op 't laatste nippertje als de tram zou weggaan hem mijn schetsboek vol teekeningen en met voor hem twee mooi geteekende Bijbelteksten willen geven: 't zou zoo'n verrassing voor hem geweest zijn! En 'k had nog wat moois voor hem gekocht ook. En nu zóó! - Alleen, omdat wij niet rijk zijn, zooals zij!’

Moeder suste hem:

‘Och, daar zal wel wat anders achter steken. Mijnheer is wel tr.... In elk geval, al is het opzet van mijnheer, dan moet je hem dat toch vergeven!’

‘Nooit vergeef ik het hem!’

‘Kom, kom! - De Heer zal jou nog wel eens meer te vergeven hebben!’

Even bleef ze nog, tot Rinus uitgesnikt was, en ging dan heen. Doch het duurde niet lang, of hij kwam naar haar toe, en zei:

‘Moeder, ik heb 't mijnheer al vergeven!’

‘Nou - zei ze - dan is alles in orde. Je schets-

[pagina 141]
[p. 141]

boek en dat gedachtenisje kan je wel netjes inpakken, met een brief er bij, en hem per post zenden.’

Even flikkerde er een lichtstraal.

‘Maar, moeder! ik weet zijn adres niet. 'k Zal moeten wachten, tot George mij schrijft!’

 

Rinus wachtte een week, twee weken, maar nooit kwam er taal of teeken. O, wat hij daar een verdriet van had. Vooral, omdat hij voelde, dat George zelf hierover nog grooter verdriet zou hebben. Hij hield het voor zeker, dat mijnheer Blankerd er achter zat, en de jonge Blankerds ook. Dat George hem zou kunnen vergeten, kwam niet in hem op.

Toch wilde hij het zoo niet laten gaan, en verzon van alles, om achter 't adres van George te komen. Hij had zijn vroegeren vriend Gerrit een paar maal met een rol papier uit de tram zien komen, en liep nu den heelen dag op straat, om hem eens te ontmoeten.

Toen hij hem eindelijk zag, riep hij:

‘Gerrit, hoor eens!’

Maar de korte dikke scheen niets van hem te willen weten.

‘Gerrit!’

‘Wat wil je?’

‘Zeg, ik zie je wel eens uit de tram komen; ga je wel eens naar de stad?’

‘Wat wou je dan?’

‘Ik zou graag het adres van George Blankerd weten!’

Gerrit begon smalend te lachen.

‘Lekkere vriendschap! - Vent, dacht je dan, dat de Goudblommen anders deden dan jou uitlachen? Als ze niks anders hebben, doen ze het met een Spaak; maar als ze je niet meer noodig hebben, kennen ze je niet meer. Mij had je niet meer noodig; ik heb jou niet noodig. Denk je, dat het mij wat

[pagina 142]
[p. 142]

schelen kan, waar ergens een Blankerd woont.’

Zonder groet ging Gerrit heen; en Rinus had er spijt van. Doch hij dacht: ééns is geens, en hoopte bij de tram betere hulp te vinden, en hij liep nu telkens naar de halte, dag aan dag, een heele week lang. Maar zonder iets op te schieten. En dat was hem te pijnlijker, omdat hij er steeds op hoopte, dat hij het adres van George zou te weten komen. Dan kwam hij op 't idee, om Willem eens aan te klampen, die iederen morgen brood bij Blankerd bezorgde. Willem zag hij elken dag.

‘Willem! - jij brengt iederen morgen brood bij meneer Blankerd: weet jij misschien ook het adres van George?’

‘Ikke niet; wat maalt mij George? - Verleden week heb ik Hein nog op z'n kersepit gegeven. Die trotschaard schold me uit, omdat hij tegen m'n witte kiel liep, en een beetje meel aan zijn kleeren kreeg.’

Veel hoop had Rinus niet; toch maar wagen.

‘Willem, zou jij de dienstbode of zoo eens willen vragen naar 't adres van George?’

‘Ikke? - de dienstbode? - naar George? - Ikke niet; doe 't zelf!’

Dus ook mis.

Kon hij Bernard maar eens te spreken krijgen! Maar wie weet, hoe deze juist hen het meest zou tegenwerken, omdat hij alle dagen met zijn broer daar in aanraking kwam. 't Was toch een rare geschiedenis! - Ah! - en plots scheen hem het licht op te gaan - door jonker Diderik zou 't gekomen zijn! - Ze wisten, dat George in den Bijbel las, en daarom was in eens de Bijbel nergens meer te vinden! - En ze zouden denken, dat George zoo geworden was door hém. Dáárom mochten ze niets meer van elkander weten! - En 't was immers niet waar. Hij zelf was door George anders geworden, waarlijk gelukkig geworden!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken