Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een zoon en zijn moeder (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een zoon en zijn moeder
Afbeelding van Een zoon en zijn moeder Toon afbeelding van titelpagina van Een zoon en zijn moeder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.04 MB)

Scans (64.22 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een zoon en zijn moeder

(1923)–Jan Veltman–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 104]
[p. 104]

XIII.

't Nieuwe huisje was reeds in de verf; eenvoudige, noodzakelijke meubels, een paar bedden met toebehooren, kook- en eetgereedschappen waren, zooal nog niet alle gekocht, dan toch uitgezocht. Een en ander had reeds een plaats in 't eigen huis; en wel tienmaal daags vonden Alard en Grada gelegenheid om nòg eens en wéér eens in 't lieve woninkje te kijken en elkander te zeggen, hoe gelukkig ze daar straks samen zouden zijn, als ze niet meer iederen middag en iederen avond elk hun eigen pad naar huis behoefden te gaan.

Weelderig groen, hier voller, daar ijler, bedekte de donkere aardkleur van Nieuw-Lindenhof. 't Windje rimpelde reeds de oppervlakte van den weligen grasakker; straks zou er Alards zeis door snerpen. Want de stal wachtte op een paar runderen, als 't kippenhok op kippen en als 't huisje op zijn bewoners.

Morgen zouden Alard en Grada gaan aanteekenen.

En vandaag zag hij zoo donker als de nacht, omdat, wat er op handen was, als iets onoverkomelijks, als onlosmakelijke verwarring vóór hem stond. Want morgen zou hij met Grada gaan aanteekenen. En hoe zou dat gaan? Tot wien zou hij zich moeten wenden? Wat zou men hem vragen? - En - -? - En - -? - Duizend dingen zou hij moeten weten, en hij wist er niet een.

[pagina 105]
[p. 105]

Moeder had het al dadelijk gezien, hoe haar jongen weer tobde, en hem getroost met het vooruitzicht, dat over een veertien dagen al die huwelijksdrukte achter den rug zou zijn. Maar dát juist had het hem duidelijk gemaakt, dat het niet maar de moeite van één dag, maar van veertien dagen zijn zou, en zijn blik was nog donkerder geworden.

Gelukkig dat Grada hem kende, want anders zou ze gedacht hebben, dat hij niet meer van haar hield, en van een huwelijk met haar begon af te zien. Niet alleen sprak hij uit zichzelf geen woord, maar scheen ook meestal geen acht te slaan op haar vragen. Zij vermoedde wel de reden en zei:

‘Alard! alle menschen, die getrouwd zijn, hebben er vóór gestaan, en zijn er door gekomen. 't Lijkt vreemd en onbekend, maar 't schijnt nogal niet moeilijk te zijn, want de domsten zijn zoo goed getrouwd als de knapsten. Toe, je moest daarover niet malen!’

Hij schudde het hoofd.

‘Grada, spreek er niet van. 't Komt tòch wel terecht, en langer dan een veertien dagen duurt het niet; dan is alle narigheid voorbij, en gaan we ons eigen leven leven in onze eigen kleine maatschappij.’

‘God zal 't je gemakkelijk maken, Alard! Je moet er niet over tobben. 't Zal alles vanzelf gaan zooals hier op 't land alles vanzelf gaat.’

Vanzelf gaan! - Hij zou toch liever een heelen akker omspitten dan al dat onbekende, vreemde doormaken.

‘Weet je, wat ik doe, Grada? - Ik ga van avond even naar Rieling. En jij kon meegaan.’

Dat vond ze heel goed, en beiden rekenden er op, dat ze samen zouden gaan. Doch daar 't bleek, dat vader Weida ook uit moest, had moeder graag, dat Grada bij haar bleef.

[pagina 106]
[p. 106]

Alard stapte 's avonds dus alleen naar Rieling, en liet zich nauwkeurig uitleggen, wat voor officieels er ten behoeve van een huwelijk zooal plaats had, en welke formaliteiten er in acht genomen moesten worden.

Rieling echter was nog maar pas begonnen, of de kamer herinnerde Alard aan een gesprek, dat hij hier met een dame had over een woord uit de Faust van Göthe: das Ewig Weibliche. Dit vervulde hem zóó, dat hij in 't geheel naar Rieling niet luisterde, hoewel deze in den waan verkeerde, dat Alard een en al aandacht was.

Doch hij dacht in 't minst niet aan trouwen en de formaliteiten, die daarvoor noodzakelijk waren. Hij was er zich niets van bewust, dat hij morgen zou gaan aanteekenen.

Hij had de laatste stadslantaarn achter zich en liep reeds in 't duister onder de boomen langs den weg, en nog steeds drong hij dieper in ‘das Ewig Weibliche’.

Plots kwam een zwarte schim van achter een boom te voorschijn en hief er zich een arm omhoog - - - -

Alard voelde een geweldigen slag met iets scherps of iets hards tegen zijn hoofd - - - -

Wat was dat? - - - -

Snel kwam hij tot bezinning, en zoo plots als hij den slag bekomen had, zoo greep hij den kerel met zijn linkerhand in de borst, met de rechter bij de beenen en smeet hem als een paal over de sloot.

Fier voelde hij zich in zijn reuzenkracht, waarmee hij een kerel ver van zich weg wierp.

Hij wilde nu doorgaan; maar iets warms vloot er langs zijn gezicht. Bloed? - Hij voelde een duizeling - - - Wacht - aan den overkant woonde mijnheer De Bruin - misschien was 't een groote wond - - - Daarheen, schuin den weg over - - - - vreemd! - 't was of hij in 't rond draaide - - - -

[pagina 107]
[p. 107]

Gelukkig, hij had de bel vast - - - -

Hij zakte in elkander.

 

't Was na middernacht.

Bij 't hek van Oud-Lindenhof stonden twee menschen te fluisteren.

‘Dokter, zeg mij eerlijk, wat u er van denkt!’

‘Ik kan u niet meer zeggen, vrouw Weida, dan ik gezegd heb. 't Is een rake slag geweest, die een ander het leven zou hebben gekost; maar uw zoon is een zeldzaam krachtig mensch, en daarom heb ik veel hoop. Misschien is hij er heel gauw weer bovenop. Misschien! - Maar - voorzichtig!’

‘En u komt zoo gauw mogelijk terug, dokter?’

‘Daar kunt u op rekenen, vrouw Weida!’

 

Grada zat bij 't bed, waarin Alard als een stervende neerlag. Haar hart was een en al gebed om 't leven van haar Alard. Haar blik rustte in zijn bleeke gelaat. Soms leekte er een traan uit haar oogen; soms droomde er een glimlach om haar lippen.

Vader Weida zat met in elkander gevingerde handen achter haar, en prevelde zonder eenig geruisch of klank.

Moeder zweefde geluidloos telkens door de kamer af en aan naar 't bed van haar jongen.

Jannes was zóó ontdaan, dat hij bleek zag als een lijk en bibberde als een koortslijder; in een hoek der kamer zat hij neergedoken en bad voor Alard.

Er werd niets gehoord dan het tikken der klok en nu en dan een zucht en een kreuning van den lijder.

Grada alleen merkte het, dat hij soms even de oogen opende en wezenloos omhoog keek. En meer en meer zag ze iets roods op zijn konen komen.

[pagina 108]
[p. 108]

Moeder wist Jannes naar bed te fluisteren en vader in den leunstoel te krijgen, waar dra zijn oogen toevielen.

Grada zag Alard even met het hoofd knikken, alsof hij iets verlorens had gevonden. Hij bewoog zijn lippen, alsof hij sprak; en ze neigde haar oor naar hem, doch verstond er niets van.

Zij zag, dat hij even glimlachte en daarna het hoofd schudde. Moeder had iets gehoord en fluisterde:

‘Grada, wat zegt hij?’

‘Hij spreekt in een vreemde taal, denk ik. Ik versta het niet.’

Even later bewoog hij weer zijn lippen, en nu boog ook moeder zich naar hem over, en nu verstonden ze beiden:

‘- - - - - - zullen noch trouwen - - - - noch ten huwelijk uitgegeven worden; - - - - kunnen niet meer sterven, - - - - zij zijn kinderen Gods, - - - - kinderen der opstanding - - - -’

‘Hij spreekt van de zaligen’; - fluisterde Grada; zij was daar blij mee, omdat het een bewijs was, dat zijn geest nu vervuld was met geestelijke, hemelsche zaken. Ze had haar oom ook wel eens hooren ijlen, maar die had dan altijd ruzie met de menschen.

Moeder echter maakten deze woorden even zeer bezorgd, omdat ze meende, dat alleen wie op zijn uiterste lag, zulk een hooge taal voerde. Doch dra redeneerde ze haar bezorgdheid weg: Alard was eigenlijk altijd zoo, altijd alsof hij morgen wel in den hemel kon zijn.

Beiden begonnen elkander eindelijk met nog strak gelaat te verzekeren, dat het toch wel iets beter werd met Alard. En toen een poosje later Grada eens naar moeder omkeek, merkte ze, dat deze zat te dutten.

[pagina 109]
[p. 109]

De dokter had woord gehouden en was zeer vroeg gekomen.

Vader had hem gevraagd, of 't niet goed zou zijn, dat Herbanus en Daniël van 't ongeval verwittigd werden, en de dokter had het beter gevonden, om nog wat te wachten. En dit antwoord was voor allen het beste bewijs, dat de dokter op 't oogenblik nog geen gevaar zag. Daardoor was de stemming in huis heel wat opgewekter geworden.

Grada had reeds gezegd, dat zij den volgenden nacht ook weer bij Alard wenschte te waken. En moeder stond haar dat toe op voorwaarde, dat ze dan vandaag een poos naar bed zou gaan, waartoe Grada eerst na den middag zich liet dwingen.

Vrienden en kennissen liepen af en aan op Oud-Lindenhof, om te vragen, hoe 't met Alard was, en toen na den middag de dokter weer was geweest, durfde men te zeggen, dat het niet levensgevaarlijk was, en de patiënt misschien wel spoedig weer op de been zou zijn. Ook 's avonds was de toestand zóó, dat allen zich te bed begaven, en Grada alleen bij Alard bleef.

Den volgenden dag reeds was hij weer aardig bij kennis, en werden enkele vrienden bij hem toegelaten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken