Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verbroken zegel (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verbroken zegel
Afbeelding van Verbroken zegelToon afbeelding van titelpagina van Verbroken zegel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.67 MB)

Scans (10.59 MB)

ebook (5.46 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rik Slabbinck



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verbroken zegel

(1952)–Jan Vercammen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 16]
[p. 16]


illustratie

[pagina 17]
[p. 17]

III

 
DE dichter, o vrienden, voelde zich vaak
 
onwennig, wanneer hij van uw waterlopen
 
dronk, van uw velden at en uw taak
 
deelde. Hoe dikwijls ging hij vergeefs hopen
 
vertrouwd te worden met het land waar uw huis
 
en de bloemen en bomen staan van uw gaarden.
 
De zin van uw woorden was hem vaak duis-
 
ter en gij zongt soms in vreemde toonaarden.
 
In zijn verbeelding lag onder een lage zon
 
het lage landschap, dat zijn huis bewaarde
 
en dat hij noch voor hem iemand vinden kon,
 
al verried altijd iets dat aanschijn der aarde:
 
een populier soms enkel die te wuiven stond
 
of maar een zanden wegbocht zonder sporen;
 
het teken van een late perzik in wat blond
 
hoog najaarsgras, zacht, nauwelijks te horen.
 
Maar altijd was er een aanwezigheid. Wat is
 
verbeelding anders dan herinneringen
 
van vóór dit leven: daar heerst nu duisternis
 
zonder sterren en stilte ledig van zingen.
 
Ook 's nachts droeg de dichter het in zich om,
 
dan stonden er gebroken sterrenbeelden over.
 
Het had een stem, die lijze zeide: kom,
 
met het fluisteren van de zefier in herfstlover.
 
Het had een adem, die zacht langs hem gleed,
 
als het verjongde licht langs prille anemonen.
 
Het had een hart, dat sloeg van een diep leed,
 
gelijk een mens lang in zijn hart laat wonen.
 
En om te zoeken waar dat landschap lag
 
zag men de dichter over de wereld dolen:
 
God had het, gelijk hij nog altijd vermag
 
sinds Eden, goed op de wereld verscholen.
[pagina 18]
[p. 18]
 
Hij zocht te vergeefs, tot hij over God
 
zijn laatste medemensen zwijgen hoorde:
 
toen wist hij God verwijlen in het genot
 
van zijn zwijgen en voor God vond hij woorden,
 
die nog ongeschonden en schaamteloos zijn.
 
Hij wist meteen, dat hij terug zou vinden
 
dat landschap, waar hij inboorling moest zijn,
 
wijl hij daar had gewoond met hartsbeminden
 
in een tijd, die niet onze aardse tijd was
 
en die traag moet geweest zijn lang geleden;
 
of waar een zijner vaderen geboren was
 
en gewoond had in welvaren en vrede
 
en van wie hij dan had de memorie geërfd
 
over een of meer, wellicht vele geslachten,
 
want waarachtig is het, dat niemand sterft
 
die geleefd heeft van aardse kruiden en krachten.
 
Op een avond van orleaan (het zomerfruit
 
was rijp en de laatste tarwe geborgen)
 
herkende de dichter zijn landschap. Overluid
 
riep een kievit in het oeverriet verborgen,
 
waarna de stilte nachtelijk diep werd en wijd.
 
De wilde zwanen, die hij daar wist drijven
 
sinds immer, waren sedert de Bamistijd
 
neergestreken. Dat wilde zwanen daar blijven
 
en wonen had geen mens tevoren gezien.
 
Zij wonen in de purperen poldermoeren,
 
die zee zijn geweest, waarover misschien
 
gouden karvelen op ontdekking uitvoeren.
 
Het riet wast tot tegen de gipsen kim,
 
in het rimpelloos water drijven parelgrijze
 
zomerwolken volmaakt, waarin de nim-
 
fen nog immer slapen sinds de tijd der wijzen
[pagina 19]
[p. 19]
 
verstreken is. Zo was het landschap vóór hem,
 
waar hij stond op de dijk onder populieren.
 
Achter hem stond een dicht dennebos en brem
 
en bloeiende heide almachtig te tieren.
 
Toen zei de dichter: In dit Bethlehem
 
werd ik geboren om te wonen op aarde.
 
Hij stamelde ontroerd, maar het was zijn stem
 
die namen gaf aan alles wat in de gaarde
 
bewoog door een hartslag, door de wind,
 
door groeien en dorren, met nieuwe beelden.
 
De herders en de koningen vonden het kind
 
en schonken het elk van hun eigen weelden.
 
Aldus begint godszinnig de geschiedenis
 
van de dichter, die niet meer om te verzaken
 
verwerven zal, van de dichter die veertig is:
 
het was zijn armoede, die hem rijk moest maken.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken