Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verbroken zegel (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verbroken zegel
Afbeelding van Verbroken zegelToon afbeelding van titelpagina van Verbroken zegel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.67 MB)

Scans (10.59 MB)

ebook (5.46 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rik Slabbinck



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verbroken zegel

(1952)–Jan Vercammen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 20]
[p. 20]


illustratie

[pagina 21]
[p. 21]

IV

 
EEN acacia bloeit vol in het meilicht
 
en daar staat de dichter eenzaam onder:
 
in de overdaad van dat wit licht verricht
 
hij zwijgend alleen voor zichzelf een wonder.
 
De dichter, o vrienden, die veertig is,
 
moet heel wat wonderen nog verrichten,
 
dewijl heden voor hem veel wonder is
 
wat voorheen maar spel was van licht en
 
schaduw, wind en geur, adem en woord,
 
van dierlijke warmte en doodskilte:
 
immer een vol en volmaakt akkoord
 
op het wereldorgel van Gods stilte.
 
- O tuchtloze dichter, wat hebt gij gedaan
 
met uw gedachten, door wind en regen
 
geteisterde najaarsglycienen, zorgzaam aan
 
Gods latwerk geleid met zijn mildste zegen?
 
- Zij zijn, antwoordt hij, als alle hun lot-
 
genoten verdwenen door een grauwe
 
decembernacht in de winter van God.
 
- Gij loofde weleer met psalmen hun blauwe
 
trossen en hun geur met die der framboos.
 
- Dat deed ik, maar getijden hebben hun gang en
 
hun duur. Herinnert u, vrienden, hoe stuurloos
 
ik mij drijven liet op mijn schip Verlangen,
 
maar dat toen in April de zwaluw terugkwam
 
mijn hart ging slaan als haar nieuwe vleugels;
 
de botten barstten open in chromatische gam
 
en op de heuvelen schilderden de drie Brueghels.
 
Toen zond ik opnieuw gedachten uit
 
naar de sterren die langs de zeespiegel branden
 
en zij keerden terug met een glanzende buit
 
aan ertsen van parelmoeren oerstranden.
[pagina 22]
[p. 22]
 
Ik zond ze nog verder, naar de evenaar,
 
de weelderige, en naar de naakte polen;
 
zij keerden terug en hun stem was klaar:
 
wat waar is is waar leren zij die dolen.
 
De wereld is tien eeuwen ouder dan toen
 
en de dichter hertelt nu zijn veertig jaren.
 
De dichter en de wereld zijn even moe,
 
want beide kwamen zij tot bedaren,
 
de wereld van bloemen in overvloed
 
te telen, de dichter van andere bloemen
 
te telen dan de blijde zon bloeien doet
 
en dan de mensen naar blijdschappen noemen.
 
Tussen de vuurdoorn langs de avondkim
 
en de venkel op het veld van de morgen
 
staan de zwarte droomwouden, waar de schim-
 
men der vaderen hun schatten verborgen.
 
Tussen de klaprozen van de dageraad
 
en de avondviolieren onder goudenregen
 
lopen weer in hun oorspronkelijke staat,
 
van asfodelen bruidswit, de wegen.
 
Zoveel wonderen zijn er, waartoe hij niet één
 
van zijn warme woorden de toegang liet wagen.
 
Loths vrouw wendde zich om en werd een zoutsteen
 
(o heimwee naar haar vlucht!), maar hinderlaag en
 
andere gevaren zijn niet elk bedeeld: zij zag
 
heel Sodoma branden, terwijl de dichter,
 
die zijn veertig jaren ziet, eindlijk God vermag
 
te zoeken, die uit geen getijde onverrichter-
 
zake het naaste getijde binnenging.
 
En zo ziet de dichter zijn vader leven,
 
die deze acacia plantte in de lente-evening.
 
Wij hebben vele doden iets te vergeven,
[pagina 23]
[p. 23]
 
die bij leven met ons een eind weegs zijn gegaan
 
en ons eenzamer lieten dan tevoren.
 
- Ach vader, wij hebben zoveel niet verstaan,
 
zegt de dichter, en ach zoveel ging verloren
 
van wat wij tot elkander hebben gezegd.
 
Uw loot is deze bloeiende boom geworden
 
met zijn witte schaduw en zijn stam recht
 
als uw woord, waar ik vaak tegen morde.
 
Vandaag ben ik even oud als gij waart,
 
toen ik u wijs heette in mijn gedachten.
 
Maar zie, weinig wijsheid heb ik bewaard
 
in mijn hart, dat nog slaat van verwachten
 
en soms, als een hond naar de maantopaas
 
des avonds, luid huilt naar een klaarheid
 
het weten voorbij, nog onnoemelijk dwaas
 
soms verstrikt in de netten der waarheid.
 
Ik breek het wonder van uw aanwezigheid
 
als een dorre tak in de winter (de koude
 
te horen in dat geluid!), want het is tijd
 
als altijd en ik kan u niet weerhouden.
 
Al kan ik uw recht woord en uw wijs gebaar
 
niet ontgaan in mijn eigen leven, vader,
 
mijn morgenden worden van verder klaar
 
en mijn avonden komen van verder nader.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken