Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verbroken zegel (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verbroken zegel
Afbeelding van Verbroken zegelToon afbeelding van titelpagina van Verbroken zegel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.67 MB)

Scans (10.59 MB)

ebook (5.46 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rik Slabbinck



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verbroken zegel

(1952)–Jan Vercammen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 48]
[p. 48]


illustratie

[pagina 49]
[p. 49]

XI

 
GODS stemvork trilde om zijn instrument,
 
het hart van de dichter van veertig jaren,
 
te stemmen voor zijn handen, dat verwend
 
is door de zekerheid van hun gebaren.
 
En God speelde. Hij zeide: zing het lied,
 
dat alleen bij deze muziek kan behoren;
 
ik zal de eerste zin zingen van dat lied.
 
En hij zong de zin, die hij had uitverkoren
 
onder de vele wonderlijke die hij weet.
 
De dichter zong voort, maar zijn vokalen
 
werden geen woorden. En God was wreed,
 
want hij speelde de koel-kristallen koralen
 
aan het hart van de dichter altijd voort.
 
De dichter kon echter Gods zin niet vergeten,
 
die nu zijn bezit was voorgoed en woord
 
geworden geest en onttijdelijkt weten.
 
Hij herinnerde zich zijn lied van voorheen,
 
toen God hem van verre zag en hoorde,
 
toen hij God bad in een tempel van steen
 
en Gods melodieën in zijn hart smoorde,
 
- doch er telkens weer van doorzongen werd,
 
als de regen veelvuldig de bomen bespeelde,
 
als de sterren losvielen en hun hete as
 
in zijn ogen woei, waarvan niemand ze heelde,
 
- en als de tijd voor de rozen zwaar woog.
 
Maar zijn landschap was eng en zijn adem bevangen.
 
Hij zeide: God, trek de Rode Zee droog,
 
dat ik voorgoed ontkomen kan aan de wrange
 
lucht van dit land. Maar God bewoog niet.
 
Op een avond riep de dichter in de weide
 
vol herfsttijlozen zijn lief aan - en ziet,
 
God antwoordde, zij kwam, zij waren beiden
[pagina 50]
[p. 50]
 
de gelukkige gasten voor de zuivere nacht.
 
God was de goede duisternis en het lichten
 
van zijn liefs handen over zijn kracht.
 
Toen wist de dichter, dat over hem gericht en
 
oordeel gehouden was en dat dit klimaat
 
hem voor zijn hele leven was toegewezen.
 
En hij zag zich ontkomen uit de droomstaat,
 
waarin hij verwijld had om te genezen
 
van de werkelijkheid, waarin God niet was.
 
Maar God was evenmin in de dromen,
 
want de jager met het wild in de weitas
 
was God niet. En God was niet gekomen
 
in andere gedaanten, want God komt niet.
 
Toen de dichter eenmaal zichzelf herkende
 
in zijn hart en zich op aarde neerliet,
 
vond hij niets dat niet God is. Hij wendde
 
zijn blik naar zichzelf en aanbad God. Hij wend-
 
de zijn blik van zich af en aanbad God. Hij kende
 
God niet meer met één naam, die de ruimte schendt
 
in haar zuiverheid tussen begin en ende.
 
Gij hoort, dat hij God noemt telkens wanneer
 
ontroerd is zijn ziel, onrust zijn lichaam en
 
boven zijn kennis uitreiken beide begeer-
 
ten, want God is één woord voor vele namen.
 
Sindsdien zoekt hij God. Hij scherpte elke zin
 
voor alles wat sinds de oerjaargetijden
 
van God een beeld was geheten: begin
 
en einde en de eeuwigheid tussen beide.
 
Maar het beeld was verdwenen en God
 
zelf hoorde hij zeggen: nieuwe beelden
 
zult gij zoeken, heiden, en vinden, tot
 
gij zult zingen alleen van die weelde.
[pagina 51]
[p. 51]
 
Dat is op mijn oude muziek het lied
 
dat gij niet vondt, en zo zult gij bidden.
 
Ik verschijn elke voetstap in het verschiet
 
voor u, want gij staat in het midden.
 
Zo werd de dichter tot de heiden gewijd,
 
die gij, vrienden, kent met zijn kudde jaren
 
van tweemaal twintig, die hij rustig weidt
 
nu hem geen noodlot nog moet sparen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken