Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zoon van een 'foute' Vlaming (2000)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zoon van een 'foute' Vlaming
Afbeelding van Zoon van een 'foute' VlamingToon afbeelding van titelpagina van Zoon van een 'foute' Vlaming

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.71 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/geschiedenis/Tweede Wereldoorlog


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zoon van een 'foute' Vlaming

(2000)–Adriaan Verhulst–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 127]
[p. 127]

Hoofdstuk 17
Voorzitter van de brt

Dat ik na de val van de regering niet alle krediet in politieke kringen had verloren, bewijst mijn verkiezing op 11 juli 1969 tot voorzitter van de raad van beheer van de brt, waarvan ik enkele meer vertrouwelijke aspecten hier wil onthullen.

Mijn intrede in de brt was onvoorzien en onverwacht. De aanleiding daartoe was het ontslag, op 26 juni 1969, van Albert Maertens, directeur van Het Laatste Nieuws, als lid van de raad van beheer van de brt en als voorzitter van die raad.

Op dat ogenblik was ik met de brt maar van heel ver vertrouwd. Wel zat ik sedert een aantal jaren in de Raadgevende Culturele Commissie bij de Gewestelijke Omroep Oost-Vlaanderen. Eenmaal per maand bracht ik met deze commissie onder het voorzitterschap van Achilles Mussche en met als collega's onder meer de letterkundigen Johan Daisne en Emiel Parez, een prettige middag door. Hier werd immers enkel gepraat over de programma's van de Gewestelijke Omroep Oost-Vlaanderen.

In 1967 moest een nieuwe raad van beheer van de brt worden aangesteld. Die aanstelling verliep binnen het systeem waarin de omroepwet van 1960 voorzag: om de zes jaar moesten, afwisselend door Kamer en Senaat, de leden van deze raad door het parlement worden verkozen. Bert Maertens, die toen de socialist Julien Kuypers als voorzitter zou opvolgen, vroeg mij ervoor te zorgen dat ik door de Gentse universiteit als plaatsvervangend kandidaat aan het parlement zou worden voorgedragen. De wet van 1960 op de brt voorzag immers dat naast de provincieraden, de Academies en de Hoge Raad voor Volksopleiding, ook de universiteiten kan-

[pagina 128]
[p. 128]

didaten konden voordragen. In de praktijk maakten nochtans doorgaans alleen de kandidaten die de provincieraden hadden voorgedragen, een kans om als effectief lid te worden verkozen. Hun gegadigden genoten immers meer het vertrouwen van de politieke partijen. Bert Maertens had mij trouwens bij zijn verzoek duidelijk gezegd dat mijn eventuele aanstelling als plaatsvervanger een louter theoretische aangelegenheid zou blijven, omdat hij niet van plan was in een nabije toekomst zijn mandaat in de raad van beheer van de brt neer te leggen. Hij vond mij als voorzitter van het Willemsfonds echter wel een geschikte kandidaat-plaatsvervanger. De voordracht van kandidaten door de Gentse universiteit werd, voorzover ik me herinner, in de academieraad van de universiteit niet of nauwelijks behandeld, omdat Raoul Van Den Broeck, secretaris van de rector, liberaal en Willemsfondser, ze vooraf op een handige wijze voorbereidde. Hij zorgde er in de jaren vijftig voor dat de Gentse afdeling van het Willemsfonds mij als bestuurslid opnam.

Naast mij werden de professoren Theo Luykx voor de katholieke strekking en Jan Broeckx voor de socialistische strekking als kandidaten aan het parlement voorgedragen. Zo werd ik in 1967 plaatsvervanger van Albert Maertens als lid van de raad van beheer van de brt, zonder dat die functie ook maar enige praktische implicatie had, want zelfs tijdens een langdurige afwezigheid van het effectieve lid werden de plaatsvervangers niet opgeroepen, in tegenstelling tot hetgeen later in het decreet op de brt van 28 december 1979 zou worden voorzien.

Op 24 juni 1969 diende Jos Van Eynde (bsp) als volksver-tegenwoordiger en als hoofdredacteur van de Antwerpse socialistische krant Volksgazet geheel onverwacht een motie in, tot besluit van zijn interpellatie over de onverenigbaarheid tussen het lidmaatschap van de raad van beheer van de brt en de hoedanigheid van uitgever van tv-weekbladen. Het parlement keurde met een meerderheid van 75 tegen 30 stemmen bij 59 onthoudingen deze motie goed. En Bert

[pagina 129]
[p. 129]

Maertens, die al meer dan twintig jaar beheerder van de omroep was, eerst van het nir en dan van de brt, volgde als een goed democraat de wenk van het parlement op: hij gaf op 26 juni 1969 zijn ontslag. Dit incident is voldoende bekend en ik hoef het hier niet in detail uiteen te zetten.

Ik werd dus in eerste instantie geroepen om het mandaat van Maertens als lid van de raad van beheer voort te zetten en te voltooien. Dat zou in principe tot 1973 het geval zijn, aangezien een mandaat volgens de wet van 1960 zes jaar duurde. In die hoedanigheid werd ik dan ook op maandag 7 juli 1969 in een buitengewone vergadering van de raad van beheer van de brt geïnstalleerd. Het voorzitterschap ging tijdelijk naar de oudste in jaren, de katholiek Michiel Vandekerckhove. Vandekerckhove was een gewezen advocaat uit Kortrijk en referendaris bij de handelsrechtbank aldaar; hij was tevens ondervoorzitter van de raad. In deze vergadering werd ook beraadslaagd over de vraag of men onmiddellijk een voorzitter zou verkiezen dan wel deze kwestie tot na de zomerva-kantie zou verdagen. Hoewel de socialistische ondervoorzitter Gilbert Temmerman dit laatste bepleitte, besliste de meerderheid van de raad om diezelfde week nog, op vrijdag 11 juli te kwart over twee, tot de verkiezing van een voorzitter over te gaan.

Op dit voornemen van de raad, evenals op de intentie om een liberaal als opvolger van de liberaal Maertens tot voorzitter te verkiezen, leverde de Volksgazet van 10 juli al kritiek. Volksgazet vond de liberale kandidaten niet geschikt, aangezien Armand Beyens, het andere lid van liberale strekking in de raad van beheer en secretaris van de pvv, volgens de krant niet au sérieux werd genomen en Verhulst te nieuw was. Mijn verkiezing moet toen al, zeker bij de christelijke leden van de raad van beheer, een uitgemaakte zaak zijn geweest. Achteraf vernam ik immers het volgende: toen de heer Vandekerckhove die met directeur-generaal Vandenbussche te Oslo de algemene vergadering van de Europese Radio Unie bijwoonde, per telex uit Brussel het ontslag van Maertens

[pagina 130]
[p. 130]

kreeg doorgeseind en zij, na informatie te hebben ingewonnen, hoorden dat ik zijn plaatsvervanger was, spraken beiden onmiddellijk samen af dat ik Maertens als voorzitter zou opvolgen.

Zowel Vandekerckhove als Vandenbussche kenden mij sedert enkele jaren, als ondervoorzitter van de Kultuurraad voor Vlaanderen, waarvan zij lid waren. Ondanks onze verschillende opvattingen moet ik op hen een gunstige indruk gemaakt hebben. Overigens mocht worden verwacht dat het driepartijenakkoord dat men ter gelegenheid van de totstandkoming van de wet van mei 1960 gesloten had, zou worden gerespecteerd: wanneer de directeur-generaal van de brt tot de katholieke strekking zou behoren, zo voorzag dat akkoord, zou de voorzitter een vrijzinnige socialist of liberaal zijn.

Men had dit akkoord gedurende de eerste zes jaren van de toepassing van de wet van '60 gerespecteerd, aangezien Julien Kuypers, vroeger ondervoorzitter van het nir, in 1960 voorzitter van de brt was geworden en dit bleef tot 1967. Nadien was Albert Maertens als liberaal tot voorzitter verkozen. Tijdens het onderhoud waartoe hij mij vóór mijn installatie als lid van de raad van beheer had uitgenodigd, had Maertens van zijn kant gezegd dat ik hem als voorzitter moest opvolgen en niet Armand Beyens. Het feit dat ik vergeleken met Beyens een nieuweling was wuifde hij met krachtige argumenten weg. Bovendien beklemtoonde hij dat dit zijn uitdrukkelijke persoonlijke wens was, ook al werd in de pvv met enige ontzetting vernomen dat het de bedoeling was dat ik Maertens als voorzitter zou opvolgen. Maertens deelde mij inderdaad mee dat Omer Vanaudenhove, de voorzitter van de pvv, hem had opgebeld met de vraag of het klopte dat Verhulst zijn opvolger zou worden en of dit nog kon worden verhinderd. Vooral mijn houding in de zaak van het taalcompromis van de pvv in 1966 en in de Leuvense kwestie tijdens de jaren 1967 en 1968 werd mij door partijvoorzitter Vanaudenhove en ook door andere vooraanstaanden in de pvv niet

[pagina 131]
[p. 131]

in dank afgenomen. Uiteindelijk droeg Armand Beyens zelf dan toch mijn kandidatuur voor.

Bij de herneming van de vergadering en bij geheime stemming werd ik met 7 stemmen tegen 3 voor Temmerman tot voorzitter verkozen. Onmiddellijk na de stemming verklaarde Temmerman dat zijn kandidatuur niet tegen mijn persoon gericht was maar alleen een principiële kwestie gold. Hij schonk mij het vertrouwen van zijn groep en hij hoopte dat de filosofische gelijkberechtiging die hij evenzeer als ik voorstond, in redelijke mate zou worden gerealiseerd. Inderdaad speelden de levensbeschouwelijke affiniteiten op dat ogenblik nog een grote rol, zeker in een culturele instelling zoals de brt.

Met Gilbert Temmerman, die ik leerde kennen als een zeer ernstige en oprechte, zij het wat wantrouwige man, heb ik tijdens de eerste jaren van mijn voorzitterschap vaak vertrouwelijke gesprekken gevoerd. Hij verdween uit de raad toen die in 1973 vernieuwd werd. We spraken over aangele-genheden van levensbeschouwelijke aard, zoals onder andere over de door ons beiden nagestreefde afschaffing van het Maria-halfuurtje op de Gewestelijke Omroep West-Vlaanderen en zelfs over benoemingen en bevorderingen. De raad van beheer van de brt was in levensbeschouwelijk opzicht inderdaad op dat ogenblik paritair samengesteld. Op tien leden waren er vijf van katholieke, drie van socialistische en twee van liberale strekking. Dat betekende toen vijf vrijzinnigen tegenover vijf katholieken.

In het dankwoord na mijn verkiezing heb ik trouwens onmiddellijk betreurd dat de partijpolitiek in de brt blijkbaar zo'n grote plaats bekleedde. Ik verklaarde dat ik mij op partijpolitiek vlak zeer vrij voelde en dat ik er als voorzitter boven wenste te staan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken