Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zoon van een 'foute' Vlaming (2000)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zoon van een 'foute' Vlaming
Afbeelding van Zoon van een 'foute' VlamingToon afbeelding van titelpagina van Zoon van een 'foute' Vlaming

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.71 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/geschiedenis/Tweede Wereldoorlog


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zoon van een 'foute' Vlaming

(2000)–Adriaan Verhulst–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 132]
[p. 132]

Hoofdstuk 18
Gebuisd als gecoöpteerd senator

Met mijn verkiezing tot voorzitter van de brt in 1969 en tot voorzitter van het Willemsfonds enkele jaren voordien, begon in mijn leven een nieuwe fase, waarvan enkele hoogtepunten die een meer algemeen belang hebben, door anderen en mezelf beschreven zijn in gepubliceerde teksten en hier dus niet hoeven te worden verteld. Het gaat onder meer om mijn rol in de totstandkoming van het cultuurpact in 1971, in de meer Vlaamsgezinde koers van het lvv en de daarmee verbonden oprichting van de Vlaamse pvv in 1972 en om de strijd tegen het Egmontpact in 1977-'78. Daardoor ontstond weliswaar een toenadering tussen de Vlaamse liberale politici en mezelf, zonder dat die in de volgende jaren echter conflicten uitsloot of tot een politieke carrière leidde. Ik denk dan aan het conflict met Vanderpoorten naar aanleiding van de staatshervorming van 1980, waarin hij een groot aandeel heeft gehad, en aan mijn mislukte poging in 1981 om gecoöpteerd senator van de pvv te worden.

Deze episode, hoewel ze niet meer tot mijn jeugdjaren behoort, kan misschien interessant genoeg zijn om hier te vertellen, omdat mijn mislukking toen het gevolg was, zo zie ik het achteraf, van mijn moeilijke verhouding tot de politici uit het eigen liberale kamp, op haar beurt het gevolg van mijn onafhankelijkheidsdrang en vaak rebelse opstelling tijdens mijn jeugdjaren en als jongvolwassene. Mijn ervaringen in dit opzicht als voorzitter van de brt daarentegen heb ik elders neergeschreven en worden wellicht ooit nog eens gepubliceerd.

Na de liberale overwinning tijdens de verkiezingen van 8

[pagina 133]
[p. 133]

november 1981 leek het moment mij gunstig om via een eventuele coöptatie tot senator de brt te verlaten. Na een voorzitterschap van meer dan tien jaar boeide het werk als gewoon lid van de Vaste Commissie me maar matig, vooral omdat dit hoofdzakelijk bestond uit een soort permanente kritische controle van het doen en laten van mijn opvolger, professor Herman Balthazar. Mijn poging om tot senator gecoöpteerd te worden vormde een gelegenheid om, heel even maar, nader kennis te maken met de kleine inwendige aspecten van de politiek.

Mijn raadgever in deze aangelegenheden was voor een groot deel Jan Kerremans, gewezen directeur van het Willemsfonds. Hij behoorde tot de leidende pvv-instanties te Antwerpen en kende onder meer de gewoonten en de procedures inzake toewijzing van politieke mandaten. Van hem vernam ik dat het niet volstond een vooraanstaand liberaal, hoogleraar, voorzitter van het Willemsfonds, vader van het Cultuurpact, bestrijder van het Egmontpact aan de zijde van de pvv, enzovoort te zijn geweest. Er moest duidelijk veel aan ‘lobbying’ gedaan worden.

In de eerste plaats moesten de nationaal en provinciaal verkozen senatoren allen worden aangeschreven. Ik heb dit gedaan met een brief waarin ik op niet al te bescheiden wijze mijn verdiensten voor de liberale gedachte in Vlaanderen in het licht plaatste. Ik verwees naar mijn activiteiten als student aan de Rijksuniversiteit te Gent, waar ik hoofdredacteur was van het maandblad van het Liberaal Vlaams Studentenverbond, rapporteur op de nationale congressen van de liberale studenten van België en samen met Willy De Clercq afgevaardigde van de studenten in de landsraad van de Liberale Partij. Ik schetste mijn carrière bij het Willemsfonds, waar ik in 1965 professor Lambrechts die toen tot senator van de pvv werd gecoöpteerd, als algemeen voorzitter opvolgde. Ik wees op hetgeen ik gedaan had om de ondertekening van een Cultuurpact tot stand te brengen en op mijn titel van ‘vader’ van dit pact. Ik vermeldde de strijd die ik in nauw overleg

[pagina 134]
[p. 134]

met de pvv en met het lvv, meer bepaald met Herman Vanderpoorten, tegen het Egmontpact gevoerd had. Tenslotte herinnerde ik zeer in het algemeen aan hetgeen ik gedaan had ten bate van de liberale aanwezigheid in de brt.

Op deze brief kreeg ik maar enkele schriftelijke reacties, waaronder een antwoord waarin mij werd verzekerd dat mijn kandidatuur ernstig in overweging zou worden genomen en een brief van de fractieleider van de pvv in de Vlaamse Raad, Karel Poma, die beloofde mijn kandidatuur te zullen steunen, wat hij ook heeft gedaan.

Ik moest duidelijk ook mondeling en persoonlijk de diverse senatoren en andere prominenten uit de pvv aanspreken. Bij mijn beschermheer Bert Maertens had ik minder geluk: van zijn secretaresse vernam ik dat hij al een kandidaat uit Oostende, advocaat Volckaert, zijn steun had toegezegd. De voorzitter van de pvv-senaatsfractie, Herman Vander-poorten, verzekerde mij aan de telefoon dat mijn kandidatuur zeer zeker het overwegen waard was, maar dat daarover binnen de fractie moest worden beraadslaagd. Ik voelde duidelijk aan dat Vanderpoorten mijn kandidatuur in de grond niet zo genegen was. Toen hij er als minister voor de Hervorming van de Instellingen de wetten op de staatshervorming van 8 en 9 augustus 1980 had doorgeduwd, had ik zware meningsverschillen met hem gehad. Ik vernam ook later dat hij de kandidatuur steunde van Maurice Van Houtte, de latere burgemeester van Lier en zijn nauwe medewerker, die inderdaad ook gecoöpteerd senator is geworden, zodat het stadje Lier fier kon zijn op twee senatoren!

Achtereenvolgens heb ik dan de meeste senatoren telefonisch aangesproken. Sommigen zegden mij volmondig hun steun toe, onder wie Louis Waltniel en wijlen senator Daems uit Aarschot. Anderen reageerden meer voorzichtig en wezen erop dat nog andere kandidaten zich aandienden. De naam van Lucienne Herman-Michielsens werd daarbij door de meeste gesprekspartners als eerste vooropgezet. Helemaal kansloos was ik nochtans niet, aangezien voor de derde en

[pagina 135]
[p. 135]

vierde plaats verschillende namen circuleerden, waaronder de mijne, en men voor die plaatsen blijkbaar nog geen keuze gemaakt had.

Uiteindelijk echter werd ik op 3 december 1981 geen gecoöpteerd senator. Ik vernam het nieuws via een telefoontje van Karel Poma, die vertelde dat het standpunt van Herman Vanderpoorten in deze aangelegenheid, als voorzitter van de pvv-senaatsfractie, beslissend was geweest. Blijkbaar had ik in het verleden te vaak tegen de kar van Vanderpoorten gereden, wanneer het om de staatshervorming ging. Nadien vernam ik schriftelijk van Karel Poma dat nog andere criteria in aanmerking waren genomen, zoals de opvang van niet-verkozen verdienstelijke parlementsleden en de spreiding van de kandidaten over de verschillende provincies, waardoor de keuzemogelijkheden beperkt raakten en onder de kandidaten koppelingen tot stand kwamen. Over geen enkele kandidaat werd trouwens een individuele stemming gehouden. Van Jan Kerremans hoorde ik verder dat de vraag die al in het partijbestuur te berde kwam - zal Verhulst zich schikken naar de partijstandpunten? - de grootste struikelsteen had gevormd. Hij zei me ook dat de steun van Pede belangrijk zou zijn geweest, maar om diverse redenen die wellicht ook teruggaan tot in mijn studententijd, moest ik die blijkbaar missen. De tussenkomsten van mensen buiten de Senaat, zoals Maertens, Grootjans of zelfs de partijvoorzitter, hadden weinig invloed, zei men me. Hoewel ik me niet echt ontgoocheld voelde, ervoer ik toch enige verbittering wegens de niet-erkenning van mijn verdiensten door de pvv, zo interpreteerde ik het althans.

Ik bleef dan gewoon lid van de raad van beheer van de brt tot 1984. Na de benoeming van Herman Balthazar tot gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen, moest in 1984 een nieuwe voorzitter van de raad worden verkozen. Die verkiezing ging, in tegenstelling tot de vorige vernieuwingen van mijn voorzitterschap, niet van een leien dakje, zoals ik in mijn herinneringen aan de brt uitvoerig heb verhaald. Op

[pagina 136]
[p. 136]

deze plaats is alleen van belang dat ik toen ontslag moest nemen als algemeen voorzitter van het Willemsfonds, na bijna twintig jaar voorzitterschap. De liberale politici beschouwden dit ontslag als één van de voorwaarden voor mijn herverkiezing tot voorzitter van de brt. Overigens lag dit ontslag al enkele jaren in mijn bedoeling, maar door gebrek aan een geschikte opvolger had ik het uitgesteld. Vier jaar later, in 1988, verliet ik de brt, na bijna twintig jaar lidmaatschap van de raad van beheer, waarvan vijftien als voorzitter.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken