Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verhandeling op d'onacht der moederlyke tael in de Nederlanden (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verhandeling op d'onacht der moederlyke tael in de Nederlanden
Afbeelding van Verhandeling op d'onacht der moederlyke tael in de NederlandenToon afbeelding van titelpagina van Verhandeling op d'onacht der moederlyke tael in de Nederlanden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.00 MB)

Scans (35.90 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Editeurs

Jan van den Broeck

Jos Smeyers



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/pamflet-brochure
traktaat
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verhandeling op d'onacht der moederlyke tael in de Nederlanden

(1979)–Jan Baptist Chrysostomus Verlooy–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
Regelnummers proza verbergen
[pagina 39]
[p. 39]

Verhandeling op d'onacht der moederlyke tael in de Nederlanden.Ga naar margenoot+

Tot Maestricht.
MDCC.LXXXVIII.



illustratie

[pagina 41]
[p. 41]

Verhandeling op d'onacht der moederlyke tael in de Nederlanden.

1WY vinden ons in de Nederlanden,Ga naar voetnoot1 2 bezonderlyk hier in d'Oostenryk-3sche, in konsten en wetenschappenGa naar voetnoot3 4 verre onder onze naebueren. Het en is nietGa naar voetnoot4 5 noodig dit te bewyzen: want eeniegelykGa naar voetnoot5 6 by ons houd-zig, helaes, hier-van zoo vastGa naar voetnoot6 7 overtuygt, dat hy niet het minst zal twyf-8felen, oft het is aen eenen Nederlander on-9mogelyk van in eenige konsten de fransche 10 t'overtreffen. Die overtuygtheyd gaet zelfsGa naar voetnoot10 11 zoo verre, dat ons niets schoon nog grootGa naar voetnoot11 12 en dunkt, of 't moet van Vrankryk zyn.Ga naar voetnoot12 13 En inder daed wat zyn wy in de konsten 14 ten aenzien van de Fransche? wat hebbenGa naar voetnoot14

[pagina 42]
[p. 42]

1 wy te stellen tegen die ontalbaere menich-Ga naar voetnoot12te van groote namen in alle wetenschap-3pen? tegen Voltaire, Boileau, Montes-Ga naar margenoot34quieu, Corneille, Nolet, Roin, Moliere,Ga naar margenoot4 5 Raynal, Linguet, Beaumarchais en duy-Ga naar margenoot56zent andere? D'Engelsche, Duytsche en 7 Italianen gaen ons niet min te boven alsGa naar voetnoot7 8 de Fransche. Elke die natiën doen ook al-Ga naar voetnoot89lenstond iet van 't hun verschynen: vanGa naar voetnoot9 10 ons ziet-me nietmetallen.Ga naar voetnoot10

11Zal-ik Vondel, Cats, Pater Poorters enGa naar margenoot11 12 andere derren noemen? zal-ik het Hol-Ga naar voetnoot1213landsch toneel tegen 't Fransch derren op-Ga naar voetnoot1314stellen? hoe wynig smaek, wat ongesierd-15heyd in onze toneelstukken en gedichten! 16 wat gebrek van netheyd en welsprekend-17heyd, voornamentlyk hier by ons, in de 18 rechtshoven en op den preekstoel! wat 19 verbasterde veronachtzaemde tael en uyt-20drukking! wat algemeyn' onaendragend-Ga naar voetnoot2021heyd der wetenschappen! waer is diën ou-Ga naar voetnoot2122den geest die ons in onze en zelfs in vrem-23de Universiteyten zoo vele, zoo welbemid-24delde stichten en collegiën beschikt heeft?Ga naar margenoot24Ga naar voetnoot24 25 waer is diën geest van den tyd der Room-26sche konsten, alsmen de rykdommen der 27 bezondere zag keeren in schoone standbel-Ga naar voetnoot2728den, vaderlandsche gedenkstukken, ge-29bouwde merkten, pakyzen, tempels, to-Ga naar voetnoot2930heelen, gantsche s{?}eenwegen, mildhedenGa naar voetnoot30

[pagina 43]
[p. 43]

1 aen bezondere lieden gelyk die van Mece-Ga naar voetnoot12nas? verre van daer geenen der hedendaeg-Ga naar margenoot1-2Ga naar voetnoot23sche Ryke, die zynen overschot anders 4 zal vinden te besteden als aen eenen trapGa naar voetnoot4 5 te verhoogen in rang en in verteer.Ga naar voetnoot5

6Maer, waerby koomt dit? hoe zyn-wyGa naar voetnoot6 7 zoo verachtert? zjn-wy dan iet minderGa naar voetnoot7 8 als andere natiën? zekerlyk neen. Zeker-9lyk onzen volksaerd moet in grootheyd, 10 edelmoed en vernuft aen geenen ter we-Ga naar voetnoot1011reld wyken. Het zyn wy, die door onz' 12 aloude dapperheyd en liefde van den vry-Ga naar voetnoot1213dom, door onze voorlede zoo luysterlykeGa naar voetnoot13 14 schipvaert en koophandel met alle volke-15ren der aerde, door onze zoo menige al-16derheylzaemste uytvonden, door die eer-Ga naar voetnoot1617tyds zoo beroemde konst-en-stofwerken, 18 door die oude zoo schoone staetswyze enGa naar voetnoot18 19 wyze wetten in 't herzedigen van 't ver-Ga naar voetnoot1920wildert mensdom wel den eersten naem 21 verdienen.

22Onzen vrydomsgeest en dapperheyd 23 hebben uytgeschenen van in d'oudste ty-Ga naar voetnoot2324den. Cesar, zoo lang als hy maer het hoog-Ga naar margenoot2425ste van zyn Gallia gezien had, stelt voorGa naar margenoot24-25 26 de kloekste der Gallen de Zwitzers: maerGa naar margenoot26Ga naar voetnoot26 27 naer dat hy tot hier geweest was, warenGa naar voetnoot27 28 de kloekste de Belgen. Het is ook hierom,Ga naar margenoot27-28 29 dat hy voor alle de Gallen seffens dezeGa naar voetnoot29 30 Nederlanders geschalmt heeft om door hunGa naar voetnoot30

[pagina 44]
[p. 44]

1 zyn groot ontwerp van Heerschzugt uytGa naar margenoot1 2 te voeren. Hierom heeft hy-ze van eerst 3 af, bezonderlyk de Bataven, met meer om-Ga naar margenoot3Ga naar voetnoot34zigt behandelt, hun aengehaelt en gehou-Ga naar voetnoot45den niet als overwonnelingen en onderda-6{?}en, maer als bondgenoten en broeders 7 der Romynen. En het is ook met deze Ne-8derduytiche krygsmacht, dat hy de Room-Ga naar margenoot7-89sche Republiek ten onderen heeft gebracht. 10 De zelve onze dapperheyd boven die derGa naar voetnoot10 11 andere Gallen betuygt ook Strabo: die nochGa naar margenoot10-11Ga naar margenoot11 12 voorders zegt, dat wy zeer strydbaer wa-Ga naar voetnoot1213ren, en altyd gereed om te vechten, doch 14 zeer oprecht en ongeveynst. Ook bedied-Ga naar voetnoot1415 hy in 't bezonder, dat de Gallen d'alder-16kloekste waren, daer-ze meest noordwaertsGa naar voetnoot16 17 ter zee strekken. 't Welk niet anders alsGa naar voetnoot17 18 hier op ons uytkoomt.Ga naar voetnoot18

19Het zyn waerschynelyk wy, die daer naerGa naar voetnoot19 20 eerst van al, voor of met de Franken, deGa naar margenoot20 21 Romynen aengetast en verdreven, en on-Ga naar margenoot21Ga naar voetnoot2122zen nog hedendaegschen Koning der die-23ren voor standaerd tegen den RoomschenGa naar voetnoot23 24 Koning der vogelen, gelyk naemaels deGa naar margenoot22-24 25 Franken voor hunnen standaerd het neer-Ga naar voetnoot2526stigste der dieren, de Bie, die daer naerGa naar voetnoot26 27 verandert is in een' Lelie, opgerecht hebben.Ga naar voetnoot27

28Wy hebben altyd een staetswyze gehadGa naar voetnoot28 29 en behouden, waer, gelyk Ambiorix by 30 Cesar zegt, het volk zoo veel te zeggenGa naar margenoot29-30

[pagina 45]
[p. 45]

1 had op den vorst, als den vorst op 't volk:Ga naar voetnoot1 2 eene staetswyze die heden zeer gelykt aenGa naar voetnoot2 3 die van Engelland, behalven dat onze bley-4de-inkoomst en huldinge veel belet zyn alsGa naar margenoot3-4Ga naar margenoot4Ga naar voetnoot4 5 d'Engelsche vrydomcharters: eene staets-Ga naar margenoot56wyze, die van alle de hedendaegsche, naer 7 myn gevoelen, wel de gene is, die meest 8 nadert aen die de welke Cicero de besteGa naar margenoot8 9 acht. Statuo, zegt hy, esse optimè constitu-10tam rempublicam, quae ex tribus generibus 11 illis, Regali, Optimatum, & Populari con-12fusa modicè, nec puniendo irritet animum 13 immanem ac ferum, nec omnia praetermitten-14do licentiâ cives deteriores reddat. Dit oor-Ga naar margenoot9-1415deel' ik den besten staet te zyn, die, wat 16 vermengelt zynde met deze dry vermo-Ga naar voetnoot1617gens, 't gaen van eenen Koning, 't geen 18 der Groote en 't geen van 't Volk, met teGa naar margenoot17-18 19 straffen de booze en vreede aerden niet enGa naar voetnoot19 20 tergt, nog door d'ongestraftheyd de bor-Ga naar voetnoot2021gers erger maekt.Ga naar voetnoot21

22Wy hebben in de vorige tyden in vry-23domsgeest en dapperheyd altyd zoo veel 24 verschollen van de hoogere Gallen, deGa naar margenoot24Ga naar voetnoot24 25 Fransche, als wy van hun verschillen vanGa naar voetnoot25 26 afkoomst. Wy-hier, zyn gesproten, ge-27lyk alle de Duytsche, van d'oude Schiten;Ga naar margenoot27 28 zy van de Celten: wy van Noordere enGa naar margenoot28 29 koudere gewesten, en dus van oorsprong 30 harder, kloeker, wuliger, werkzamer; zyGa naar voetnoot30

[pagina 46]
[p. 46]

1 van zuydere en warmere landen, en dus 2 meer gestelt tot de rust, en wellust: wy 3 van volkeren die voortyds nooit oprechteGa naar voetnoot3 4 slavernye gekent of geplogen hebben; zyGa naar voetnoot4 5 van die waer 't meerderdeel slaef was on-Ga naar voetnoot56der 't minderdeel. Hier-van wilden wyGa naar voetnoot6 7 alsdan niet, zoo Cesar zegt, gelyk wyGa naar margenoot7 8 nog niet willen tot den dag van heden, 9 gehouden zyn voor Walen of Gallen, maerGa naar voetnoot9 10 wel voor Duytsche: hier-van diën vry-11domsgeest, andere staetswyze, anderen 12 aerd, andere zeden, waer-in wy nog he-13dendaegs verschillen van de Fransche: hier-14van die bepaelde macht onzer souverynen.Ga naar voetnoot14 15 Hier-van is onze historie wel de voornaem-16ste van die der hedendaegsche volkeren 17 van Europa.

18De werkzaemheyd, vernuft en vinnig-Ga naar voetnoot1819heyd onzer natie heeft van alle bekende ty-20den uytgeschenen Cesar in zyne dagboe-Ga naar voetnoot2021ken geeft ons dezen lof: ‘Een alderuyt-22nemendste slag van vernuft, zegt hy,Ga naar voetnoot22 23 ten hoogsten bekwaem om al nae te doenGa naar voetnoot23 24 en te maken wat hun van imand voor-Ga naar voetnoot2425gegeven word.’ Ook den oordeelrykenGa naar margenoot20-25 26 Guicciardinus, die zyn opvoeding gehadGa naar margenoot26 27 heeft in Italien en de voornaemste deelen 28 van Europa doorryst, bewoont had, en 29 kende; betuygt ook dat zelve gezeg vanGa naar voetnoot29 30 Cesar, en voegt daer by dat dit wel blyktGa naar margenoot29-30

[pagina 47]
[p. 47]

1 waer te wezen uyt zoo vele vremde kon-Ga naar voetnoot12sten in 't Nederland ingevoert.

3Wy zien uyt den zelven Cesar en an-Ga naar margenoot34dere, dat wy de Romynen dikwils hebben 5 doen verstelt staen met ons seffens te zienGa naar voetnoot5 6 tegen hun gebruyken hunne eygene soor-Ga naar voetnoot67ten van wallen, opschansingen, werken,Ga naar voetnoot7 8 torens, krygstuygen en diergelyke, zooGa naar voetnoot8 9 wel en zoo nouw nagedaen als of-ze deGa naar voetnoot9 10 Romynen zelf gemaekt hadden: dat zy 11 eenige dingen ook van ons geleert hebben, 12 in reytuygen, schepen, pek, zeep, wa-13pens en andere: dat wy van voor hunnen 14 tyd helmen, harnassen en schilden maek-15ten met verschyde verbeldsels van koper,Ga naar voetnoot15 16 die zeer konstig waren, dat wy armban-17den, ringen, halsketenen hadden van goud, 18 allerly rytuygen, schepen, schuyten, aer-19de-werke potten, bekers en schotels, zeep 20 en pek; dat wy uytnemende wel den wol,Ga naar voetnoot20 21 het vlas en zelfs goud en zilver weefden: 22 dat wy veel vee, en landbouw hadden, en 23 bier brouwden; dat wy het eyzer en het 24 loot trokken en werkten Wy hadden dusGa naar voetnoot24 25 van dan af wapemakers, koperslagers, sme-26den. leertouwers, rademakers, zadelma-Ga naar voetnoot2627kers, schippers, zilver-en-goudsmeden, 28 zeepzieders, wevers, potbakkers, brou-29wers, ketelaers, bewerkers van eyzer-enGa naar voetnoot29 30 loot-mynen, enz.

[pagina 48]
[p. 48]

1Strabo zegt, dat wy zulken overvloed 2 van vee hadden, dat wy een' groote me-3nigte wolle-werken en gezoute vleesch,Ga naar voetnoot3 4 niet alleen aen Roomen, maer ook aen 5 Italien leverden. Dus hebben wy misschienGa naar margenoot1-5 6 al van in Cesars tyden gehad die zoo be-7roemde, helaes, die voormaels zoo luyster-Ga naar voetnoot78lyke lakemakerye die in Loven alleen in 'tGa naar voetnoot8 9 jaer 1300. wel 4000. huyzen en 150,000. 10 werklieden had, die hier in alle steden,Ga naar margenoot8-10 11 tot in dorpen toe, zoo overgroote menig-12te van menschen deed leven, en dus aenGa naar voetnoot12 13 ons land verschyde millioenen inwoonders 14 verschafte: die ons nog heden van diën 15 voorleden bloei zoo treurzigtige gedenk-Ga naar voetnoot1516stukken achterlaet, te weten die groote om-17trekken van steden nu nog voor geen der-Ga naar voetnoot1718de, vierde of vyfde deel bewoont: die open-19bare gebouwen, hallen, torens en andere 20 werken, gesticht door de gelyftens vanGa naar voetnoot20 21 die amkachten die ons nog gedurig op hunGa naar voetnoot21 22 doen pyzen met hunne treurige overblyf-Ga naar voetnoot2223sels in de processiën en het nog dagelyks 24 geluyd van de wollewerkers klokken inGa naar voetnoot24 25 verschyde steden en borgten, om ons teGa naar voetnoot25 26 vermanen ons uyt de voeten te maeken 27 van 't afkomende werkvolk 't geen wyGa naar voetnoot27 28 niet meer en hebben. Dus den stand en vol-29maektheyd der lakemakerye, die nu Hol-Ga naar voetnoot2930land, Engeland en Vrankryk verrykt, is 31 van ons gekomen.

[pagina 49]
[p. 49]

1By die ryke handwerken, veewydingGa naar voetnoot1 2 en schipvaert moest nootzakelyk de koop-3manschap zyn. In 1301. had den koophan-4del aen Brugge al dusdanigen rykdom toe-5gebragt, dat den Koning van Vrankryk 6 Philip den schoonen en zyne vrouw, eens 7 daer gekomen zynde, stom en verbaest 8 stonden over de rykelykheyd der stad, en 9 de Koninginne haer niet kon inhouden van 10 met een vrouwelyke nydigheyd te zeggen: 11 Ik meynde hier acherme! alleen Koningin'Ga naar voetnoot11 12 te zyn, en ik zie-er wel met honderde.Ga naar margenoot3-12

13Na dat den koophandel Brugge verlaten 14 had, en zig naer Antwerpen had vertrok-Ga naar voetnoot1415ken, zyne verbreydheyd was oneyndig:Ga naar voetnoot15 16 deze stad grielde van volk en haere sche-Ga naar voetnoot1617pen waren ontelkaer. Die nog overgeble-Ga naar voetnoot1718vene groote gebouwen, behoortig tot deGa naar voetnoot18 19 koopmanschap, die konstige gevels, die 20 sierlyke en prachtige tempels, die nouw-Ga naar voetnoot2021gebouwde en zelfs tot in de kelders toe be-22woonbare huyzen, die kostelyk opgemaek-Ga naar voetnoot2223te kayen en oevers, dat geheugen van een'Ga naar voetnoot23 24 dobbele reye schepen die somtyds van de 25 stad af tot ontrent twee mylen of meer van 26 daer, tot aen Hoboken-heyde en d'AbdyeGa naar margenoot26 27 vat St. Bernards toe lagen hunne beurt vanGa naar margenoot26-27Ga naar voetnoot27 28 ontlading aftewachten, waer-van 't spreek-29woord, Ik wenste dat g' op Hoboken heyde 30 laegt, gekomen is; alle deze zaken zegGa naar margenoot29-30 31 ik, zyn daer van een klare proef.Ga naar voetnoot31

[pagina 50]
[p. 50]

1Hier door was Antwerpen de rykste en 2 mogendste stad van de wereld. Het is die,Ga naar voetnoot2 3 waer Kyzer Carel eens door eenen koop-4man is vereert geweest met eene vueringGa naar voetnoot4 5 die hem 't meeste vermaek gedaen heeft, 6 van alle die hem ooit gebeurt waren: te 7 weten van eene zyner schuldbekentenissen 8 van eenige millioenen ten behoeve vanGa naar voetnoot8 9 diën koopman, door hem te zien verbran-10den in een vuer van speceryen. Wat uyt-11werksel moet op 't gemeed van diën goe-Ga naar voetnoot1112den Vorst, die 't Nederland beminde, niet 13 gedaen hebben zoo roerig blykteeken vanGa naar voetnoot13 14 genegendheyd in eenen onderdaen, en zoo 15 verbazende proef van voorspoed van zyneGa naar voetnoot15 16 lieve stad! van die stad, waer van by plagt 17 te zeggen, dat hy-ze voor geen gants De-18nemarken zou gegeven hebben!

19Schoon wy ons dan ter tyd meer steldenGa naar voetnoot19 20 op koopmanschap en stofwerken, onzenGa naar voetnoot20 21 land-bouw was n gtans niet veronacht-22zaemt. Zelfs ik geloove, dat hy niet min-Ga naar voetnoot2223der was als hy heden is. De groote bevolkt-24heyd van steden en borgten had zeker groo-Ga naar voetnoot2425te winning noodig. Ook ik heb over eeni-Ga naar voetnoot2526ge jaren gezien, dat by naer alle de heyden 27 van het voorste der kempen, ontrent Aer-Ga naar margenoot2728schot, Hersselt, Westerloo, Tongerloo, 29 Heyst, Wiekevorst, Zoerle, Noorderwyk, 30 Herentals en zelfs nog leeger, den schynGa naar margenoot27-30Ga naar margenoot30

[pagina 51]
[p. 51]

1 hadden van eertyds opgebroken en bewoont 2 geweest te zyn. Zy lagen nog alle in vier-3kantige blooken, met opgeschote kantenGa naar voetnoot3 4 en met grachten: op sommige waren nogGa naar voetnoot4 5 de bedden en voren van den akker te zien. 6 En hier en daer ziet-me nog de kuylen dieGa naar voetnoot6 7 de boeren eertyds hadden, en somtyds ook 8 heden nog maken voor borreputten: die, teGa naar voetnoot8 9 weten, zoo gegraven zyn, dat-ze langs 10 eenen kant met eene schuynsche openheydGa naar voetnoot10 11 den weg geven tot aen 't water toe. En ikGa naar voetnoot11 12 heb in een' heyde een uer beneden Aer-13schot, blooksgewys doorsneden met grag-Ga naar voetnoot1314ten en kanten, verre van eenige huyzen 15 of bewoonde vlekken, zelfs verre van groo-16te wegen en dicht by eenen zulken kuyl als 17 hier boven, uyt d'oppervlakte van denGa naar margenoot16-17 18 grond, bewasschen met oud heykruyd, zien 19 opgraven scherveren van aerde-potten,Ga naar voetnoot19 20 stukken van eyzer opgeëten door 't roest,Ga naar voetnoot20 21 en nog onverteerde houtkolen: waerschy-Ga naar voetnoot2122nelyk van d'afgebrande huyzen Dit is 23 nogtans in plaetsen die geenen ervaren ak-Ga naar voetnoot2324kerman nog zonder, nog nog met hulpGa naar voetnoot24 25 van naburige akkers zou hopen goed en be-26woonbaer te hebben op eenen tyd van vyf-27tien jaren. Als dus het slegste zoo verzorgt 28 en bewoont geweest is; hoe zeer moeten 29 het d'andere deelen geweest zyn?

30Zoo is ons land zeer langen tyd het

[pagina 52]
[p. 52]

1 schoonste geweest in bebouwtheyd, hetGa naar voetnoot1 2 meest bevolkte in steden en ten platten lan-3de, het gesierdste van konsten, handwer-Ga naar voetnoot34ken en koophandel, ende daer door het 5 mogendste en rykste van Europa. Onze Bra-Ga naar voetnoot56bandsche Souverynen, eer zy nog meer 7 hadden als Brakand en Limborg, hebbenGa naar margenoot6-7Ga naar voetnoot7 8 dikwils, zonder hun ergens in te vernou-Ga naar voetnoot89wen, mildelyk een prachtig hof, kastee-10len en buyte-goederen verleent aen erf-Ga naar voetnoot1011princen, kinderen, broeders van Konin-12gen en Koninginnen van Vrankryk en En-13geland. En aldus alle d'andere volkeren, 14 in alles ten achteren, waren domme bedro-Ga naar voetnoot1415gelingen van onze schranderheyd, betael-16den gewillig hunne schatgelden aen onsGa naar voetnoot16 17 vernust, en zoo trokken wy de rykdom-18men van de wereld tot ons.

19Diën goeden schik in zoo veelderhandeGa naar voetnoot19 20 vremde volkeren van andere religiën, an-21dere kleedsels, andere zeden, die toege-Ga naar voetnoot2122vendheyd in zoo vroege tyden, en alle 23 die voorregten die wy aen de vremde ge-Ga naar voetnoot2324doogden, aen die der Hanze-steden, aenGa naar margenoot24 25 die van de Portugiessche, die van d'Engel-26sche natie, de welke alle hunne bezondereGa naar margenoot25-26 27 stichtingen, groote en nog heden overge-28blevene gebouwen, rechtshoven hunner 29 natië, consulaten, enz. hadden, die zoo 30 verschydene politike wezens, die wy ge-Ga naar margenoot30Ga naar voetnoot30

[pagina 53]
[p. 53]

1had hebben eer-er van diergelyke nog el-2ders eenigen schyn was, die wy nogtans 3 alle in eenen schoonen eenstemmigen stand 4 hielen, zyn een' klaere proef, dat wy welGa naar voetnoot4 5 de vroegste geweest zyn in het aennemen 6 van eenen geschikten staet, schoone stich-Ga naar margenoot6Ga naar voetnoot67ten, en zeden.

8Het is van ons dat gekomen is den grond,Ga naar voetnoot8 9 het bezonderste en schier het geheel van 10 het waer hedendaegs recht der volkeren:Ga naar voetnoot10 11 die consulaten der vremde in de koopste-Ga naar margenoot1112den, den wissel en wisselrechten, die open-Ga naar margenoot1213baere kooplie-hallen onder den naem van 14 Borzen, de welke overal met naem en we-Ga naar voetnoot1415zen op die van Antwerpen naegemaekt 16 zyn, die zeerechten en schikkingen op deGa naar margenoot14-16Ga naar voetnoot16 17 schipvaert, op het bestier en rechten derGa naar voetnoot17 18 haven en reeden, op het borgen en behoudGa naar voetnoot18 19 der gestrandde, verongelukte schepen, vrak-20ken en zeedriften, op de lootsen, op hetGa naar voetnoot20 21 ontmoet en begroetingen der schepen opGa naar voetnoot21 22 zee, in haven en in stroomen, op het uyt-Ga naar voetnoot2223reeden, toerusten, bewapenen, het geley-24de en verzellen der schepen van of naer 25 vremde landen, en alle voorder gedrag in 26 tyd van oorlog of in vrees van zeeroovers;Ga naar voetnoot26 27 op d'inwendige policie onder 't scheepvolk, 28 op d'aennemingen en verpligtheden derGa naar margenoot27-28 29 zelve in aenzien van hun schip, op d'uyt-Ga naar voetnoot2930rusting, huering, verhuering en bevrag-

[pagina 54]
[p. 54]

1ting der schepen, op de lading en ontla-2ding der zelve. En alle de wetten en schik-Ga naar voetnoot23kingen die d'Engelsche, Fransche en an-4dere op deze zaken hebben, zyn nagemaekt 5 op d'onze, gelyk in zyn werk ook getuygt 6 den heer de Neny.Ga naar margenoot6

7In de dertiende eeuw hadden wy hier 8 onder ons eenige Italiaensche vremdelin-9gen onder benaming van Lombaerden, Ca-Ga naar margenoot910versynen en andere: misschien van die na-Ga naar margenoot9-1011tiën met de welke wy van in Straboos en 12 Augustus tyd al handelden, en die onzeGa naar margenoot11-12Ga naar voetnoot12 13 wollewerken en gezoute vleesch misschien 14 naer Italiën voerden. Wy vinden ook in onz' 15 oude stukken van die eeuw geboden, datGa naar voetnoot15 16 Joden, Lombaerden en Caversynen niet 17 mogten hier blyven, 't en zy zy hun ont-Ga naar voetnoot1718hielen van leening en woeker. Deze oude 19 stukken doen dus zien, dat de Lombaerden,Ga naar voetnoot19-20 20 de zoogenoemde bergen van bermhertig-21heyd, uytgevonden om die woekeraers 22 t' onderplaetsen, alsook hunne benaeming,Ga naar voetnoot22 23 van ons gekomen zyn.

24Het is te gelooven, dat den hedendaeg-25schen schiptimmer en zeevaert den grondGa naar voetnoot25 26 en oorsprong van diën hunnen tegenwoor-27digen stand, die den genen der oude Ro-Ga naar voetnoot2728mynen en Carthageniers zoo zeer overtreft,Ga naar margenoot28 29 aen ons moeten wyten. Want het geneGa naar voetnoot29 30 men van andere volkeren trekt, ontfangtGa naar voetnoot30

[pagina 55]
[p. 55]

1 men meest ook met de zelve benamingen 2 door d'uytvinders gegeven. Doch d'andere 3 natiën hebben schier alle een groot deel 4 van hunne zeevaerd - woorden van ons. 5 Zoo hebben, by voorbeeld, de Fransche 6 van ons, alle de namen van winden en ge-7westen, Nord, Zud, Est, Ouest, Nord-8Est, Zud - Est, enz. zy hebben van ons 9 Mast, Mast de Misaine, van Mast, Bazuyn-10Mast; Cale, fond de cale, van Kiel: Stri-11bord, Basbord, van Stuerboord, nederboord:Ga naar voetnoot11 12 Hamac, van Hangmak: Belandre, Bilan-Ga naar voetnoot1213dre, Houcre, Hourque, Chaloupe, Flute, Pa-14quebot, Yacht, van Bylander, Binnelander, 15 Hoeker, Sloep, Fluyt, Pakboot, Jacht, 16 en menige andere te lang om op te halen.Ga naar voetnoot16

17D'uytvinding van't zeekompas word vanGa naar margenoot17 18 sommige aen ons, van sommige aen ande-19re toegeschreven. Het vinden van den mag-20neet is oud, en is zeker aen ons niet: hetGa naar voetnoot20 21 hangen van de naeld kan ook aen andere 22 zyn: maer, den uytvond van dit zekerGa naar voetnoot22 23 maeksel, van diën gestadigen waterpas, enGa naar voetnoot23 24 het waer gebruyk daer-van, is naer alleGa naar voetnoot24 25 waerschynelykheyd van ons. Want het 26 word nog tot den dag van heden toe by al-27le volkeren met de windnamen van onzeGa naar margenoot27 28 tael geteekent. En het is zeker meest hier-29van, dat ook alle natiën onze windnamen 30 geleert hebben, en gebruyken.

[pagina 56]
[p. 56]

1Het juygwoord van 't zeevolk Hou zee,Ga naar voetnoot1 2 in 't frans Tiens mer, schynt zoo veel te 3 meer van ons te zyn, dat het eertyds onze 4 schippers eygen was altyd zee te houden 5 en nooit voor d'ongestuymigheden te vlug-Ga naar voetnoot56ten, gelyk blykt uyt de volgende getuy-7genis van Guicciardinus: ‘Zy doorvaren, 8 zegt hy, ‘met hunne schepen, welkers 9 getal bynaer oneyndig is, alle gewestenGa naar voetnoot9 10 der wereld: jae zy gaen zoo onbevreest 11 op zee, dat-ze op geenen tyd van't jaer 12 laeten te varen, en door geen' ongestuy-Ga naar voetnoot1213migheyd konnen gedwongen worden ee-14nige andere haven als de hunne in te va-15ren, maer kloek en onbeschroomt veg-16ten tegen de stormen en winden: waer-17door zy dus, nooit aflatende, hunne 18 vaerten altyd spoediger doen als andere 19 volkeren.’Ga naar margenoot7-19

20Het ontdekken van America is volgens 21 Thuanus tom. 1. liv. 1. num. 3. niet aenGa naar margenoot21 22 Colombus alleen toe te schryven. Eenider 23 weet, dat in 1491. diën Genuëesschen waeg-24hals daer niet zonder eenige voorwete,Ga naar voetnoot24 25 blindelings en op woest gevaer naetoe ge-Ga naar voetnoot2526zeylt is: waerschynelyk was hy onder-27rigt wegens die Nederlanders, de welkeGa naar voetnoot27 28 den zelven auteur zegt eerst ontdekt te heb-29ben d'Azorische eylanden onder het geleyGa naar margenoot29Ga naar voetnoot29 30 van zekeren Betencourt Nederlander, die-Ga naar margenoot30

[pagina 57]
[p. 57]

1ze in bezit genomen en aen de Spaniaerden 2 verkogt heeft, en naer zyne wederkoomstGa naar voetnoot2 3 de maere deed loopen van een ander vast-4land over genen kant die Eylanden.Ga naar voetnoot4

5D'herstelling van de schoone konsten, 6 en voornamentlyk van den griekschen en 7 latynschen letterstand, is zeker voor hetGa naar voetnoot7 8 meeste aen 't Nederland toe te schryven. 9 Waer-in wel den eersten lof toekoomt aen 10 Erasmus van Rotterdam, en waer toe ze-Ga naar margenoot1011ker niet wynig heeft toegebragt diën eer-Ga naar voetnoot1112tyds zoo bloyenden stand van d Universi-Ga naar voetnoot1213teyt van Loven, en daernaer onzen geleer-Ga naar margenoot12-1314den Lipsius en meer andere.Ga naar margenoot14

15Wie heeft de konst der Medecynen 16 weergebragt van haer' Arabische guyche-Ga naar voetnoot1617leryen, als Boerhaven en Vanzwieten?Ga naar margenoot17

18Wat zullen andere natiën in de weten-19schap der rechten weten te stellen tegen 20 Van Espen, Grotius, Voet, Vinnius enGa naar margenoot20 21 meer andere? wie heeft ooit de kerkelyke 22 rechten zulk licht gegeven als den eerst-Ga naar margenoot21-22Ga naar voetnoot2223genoemden?

24Aen wie moet het mensdom dankwe-25ten diën alderheylzaemsten vond der boek-Ga naar voetnoot2526drukkerye, als aen he Nederland? waer-27in naest Haerlem onze Stad van Antwer-Ga naar margenoot2728pen wel den eersten lof toekoomt.

29De koetsmakerye, waer mede Brussel 30 wederom proenkt, die reytuygen in rie-Ga naar voetnoot30

[pagina 58]
[p. 58]

1men gehangen, zyn van de Nederlanders. 2 Uyt Cefar en andere oude schryvers zienGa naar margenoot2 3 wy, dat wy hier zoo veelerlye rytuygen 4 hadden, dat-er de Romynen verscheyde 5 van ons hebben naegemaekt. Naer d'onzeGa naar voetnoot5 6 gekent te hebben, heeft Roomen terstond 7 de reykoetsen aenveerd in plaets van deGa naar voetnoot7 8 draegkoetsen: voor de reyze gebruykten 9 zy terstond niet als d'onze. Virgilius zegtGa naar voetnoot9 10 ergens Belgica esseda: Cicero van gelyken,Ga naar margenoot9-10 11 en raed ook in eenen brief iemand voor 12 ryskoets aen het essedum Belgicum. Luca-Ga naar margenoot10-1213nus en andere schryven d'uytvinding van 14 een ander rytuyg onder den naem van Co-15vînus ook toe aen't Nederland: een ander,Ga naar margenoot12-15 16 genoemt Petoritum word in den Nomen-17clator overgezet Nederlandschen wagen, be-Ga naar margenoot16-1718dekten wagen. Cicero zegt dat by de Gal-19len, by ons, eenen voerman Rhedarius ge-20noemd wierd. Dit is ons woord Ryder: en 21 het latyns woord Rheda schynt niet an-Ga naar margenoot18-2122ders te zyn als ons veroudert Reyde 't welk 23 nog, gelyk Wolfgangus Lasius zegt in ee-Ga naar margenoot2324nige deelen van Duytsland een koets be-25teekent. Essedum schynt nog te zyn ons 26 woord Seeze, 't welk zeker zottelyk geschre-Ga naar margenoot2627ven word Chaise. Wy hadden-er ook die 28 dienden voor den oorlog en bewapent wier-29den met mannen of vastgemakte stekendeGa naar voetnoot29 30 en snydende wapens, gelyk den voornoem-31den Covinus.Ga naar margenoot2-31

[pagina 59]
[p. 59]

1Alhoewel het buspoeder van onz' uyt-Ga naar voetnoot12vinding niet en is, maer van Duytsland; 3 zoo schynt evenwel het kanon van ons te 4 wezen. Want op het stadhuys van Door-5nik vindmen nog het proces en vonnis vanGa naar margenoot4-5 6 eenen borger, die, de kracht van 't kanon 7 zyner uytvinding willende op eenen muer 8 beproeven, den zelven buyten verwagting 9 doorschoot en' erachter eenen mensch dood-10de. Het vonnis verklaert hem onschuldig, 11 als niet gekent hebbende de kracht van zyn 12 tuyg. Zyn kanon was vierkantig van saem-13gevoegde platen, en zyne ballen waren 14 teerlingsgewys. Waer van schynt te zynGa naar voetnoot14 15 het spreekwoord Il a tiré tous ses carreaux.

16De bommen, zoomen zegt, zyn uytge-Ga naar voetnoot1617vonden te Venloo, en eerst gebezigt teGa naar margenoot17 18 Bommel, waer van zy schynen den naemGa naar margenoot18 19 te hebben.

20Guicciardinus en andere schryven ons 21 toe niet alleen het maken van die konsti-22ge orloziën van zy nen tyd, maer ook d'uyt-Ga naar voetnoot2223vinding der zelve. Meldende daer nog by, 24 dat-er dan meer van die in Braband alleen 25 waren, als voorders in geheel de wereldGa naar voetnoot25 26 samen.Ga naar margenoot20-26

27Hy schryft ons van gelyken ook toe 28 d'uytvinding van allerlye slag van Orgels 29 en musicale instrumenten, en de Beyaerden.Ga naar margenoot27-29 30 En ook nog hedendags vindmen nergens

[pagina 60]
[p. 60]

1 zoo schoone en uytmuntende Orgels nog 2 zoo vele Beyaerden, als hier.

3De hoedemakerye, dit uytvindsel van 4 den wol door het vocht en warmte als ee-5nen wasch te vormen, de hoeden, dieGa naar margenoot3-5 6 eerstelyk nae de drachten van den tydGa naar voetnoot6 7 gants anders waren als heden; die, gelyk-8ze nu zyn, niet alleen een bekwaem hoofd-Ga naar voetnoot89deksel, maer ook een schoon sieraed zyn, 10 die zeker beter staen in wezendheyd opGa naar voetnoot10 11 een mannelyk hoofd, in afbeldsel onderGa naar voetnoot11 12 den arm; is zeker d'uytvinding van de na-Ga naar margenoot3-1213tie die zoo langen tyd het wollewerk al-14leen gehad heeft. Ook het is door Neder-15landers, door de Hollanders, dat zy in 16 d'ander eeuw eerst in China gebragt zyn, 17 en zoo zeer aen den Keyzer behaegden, 18 dat hy zyde dat dit een' koninglyke dracht 19 was. En eene voordere proef dat die vanGa naar margenoot14-19Ga naar voetnoot19 20 ons zyn, is, dat nog tot heden toe hier de 21 hoedemakerye beter is, en meer bloeit als 22 elders.

23Die zoo wonderbare als nutte hulptuy-24gen der konsten, d'Electriciteyt, lonkpy-Ga naar voetnoot2425pen, telescopen, en microscopen, zyn uyt-26vindingen van de Hollanders.

27De windmeulens draeyende kappen te 28 geven is de gene van eenen Vlaming.Ga naar voetnoot28

29Den zoo huyshoudigen uytvond van hetGa naar voetnoot29 30 zouten van den haring; van diën mensmin-

[pagina 61]
[p. 61]

1nenden visch, die hem op zekere tydenGa naar voetnoot1 2 van 't jaer in grooten overvloed koomt ge-3vangen geven, en voor 't grootste deel zou 4 onnut zyn, waer 't dat hy niet kon bewaert 5 worden; wiëns sleet en vertier nog heden-Ga naar voetnoot56daegs voor de leegere Nederlanders eenenGa naar margenoot6 7 zoo kostelyken schat is; dezen uytvond, 8 is van Wilem Beukelens in Vlaenderen:Ga naar margenoot8 9 van wiëns naem waerschynelyk nog den 10 zelven visch, naer dat hy gerookt is, Boeks-Ga naar voetnoot1011hering, als Beukelshering, genoemd word.Ga naar margenoot10-11 12 En aen wie de dankbare nakoomst te Bier-Ga naar voetnoot1213vliet een treffelyke graf stede vereert heeft.Ga naar margenoot12-13Ga naar voetnoot13

14Onze natie heeft niet alleen altyd geest 15 en vinnigheyd doen blyken in al wat uyt-Ga naar voetnoot1516gaet op het waer nut en noodzakelyk; maerGa naar voetnoot16 17 zelfs ook in 't geen de vermaken, heerlyk-Ga naar voetnoot1718heyd en sieraden raekt. Zoo hebben wy 19 eerst van al, gelyk verschyde schryvers 20 getuygen, gaen de proef doen van wilde 21 roofvogels, valken, arenden, sperwers en 22 diergelyke tam te maken, en daer medeGa naar voetnoot22 23 niet alleen vligende, maer ook loopende 24 wild te vangen.Ga naar margenoot18-24

25Zoo is ook van ons gekomen, van den 26 zoo lang onverhouwbaer geachten DiamantGa naar voetnoot26 27 aen 't vermogen der menschelyke handen 28 t' onderwerpen en te temmen, hem te 29 klieven, van eenen twee te maken, zyn 30 vuer te verhelderen, en hem een' gedaenteGa naar voetnoot30

[pagina 62]
[p. 62]

1 te geven nae verlangen. Zy zyn nog nietGa naar voetnoot1 2 alle overleden die deelachtig geweest zyn 3 aen dit geheym, als het nog aen Antwer-4pen alleen was, en eenen oneyndigen ryk-5dom aen die stad gaf.Ga naar margenoot25-22.5

6De schilderkonst is wel uytgevonden 7 van oude tyden: doch wy zyn ongetwyf-8felt daer van niet alleen de herstelders,Ga naar voetnoot8 9 maer die de welke ze verbetert en verre 10 gebragt hebben boven 't geen zy ooit in 11 eenigen tyd geweest is. De schilderverwen 12 te mengen met olië, en daer door de schoo-13ne voortbrengsels van die konst duerzaem 14 te maken en schier te vereeuwigen, is d'uyt-15vinding van zekeren Jan Van Eyk van 16 Brugge in 1410. gelyk Georgius VasariusGa naar margenoot15-16Ga naar margenoot16 17 getuygt. Wy hebben hier-in eertyds en 18 nog tot den dag van heden alle andere vol-19keren overtroffen. Den beroemden RubensGa naar margenoot19 20 en hondert andere zullen voor altyd een' 21 eer zyn voor onze natie. Nog hedendaegs 22 hebben wy-er hier, en in verschyde hoven 23 en gewesten van de wereld, die misschien 24 niet of wynig aen onzen AntwerpschenGa naar voetnoot24 25 Apelles moeten wyken.Ga naar margenoot25Ga naar margenoot21-25

26De schildering op glas is volgens Guic-27ciardinus een Nederlandsche uytvinding,Ga naar margenoot26-27 28 en word ook nergens meer gevonden, als 29 hier in onze kerken: zy word nog door ee-30nen uytnemenden konstenaer in 't leven ge-Ga naar margenoot3031houden in deze stad Brussel.

[pagina 63]
[p. 63]

1Onze beldhouwerye, beldvormerye, beld-2gieterye, plaetsneyderye en plaesterkonst,Ga naar voetnoot2 3 hebben hier van eerst-af, ook tot heden 4 toe neffens de schilderkonst gebloyt en ver-Ga naar voetnoot45maerde namen gemaekt. En nog heden-6daegs zyn er onder ons die aen geene vanGa naar voetnoot6 7 de gántsche wereld en misschien aen geenen 8 Phidias, of Praxiteles moeten wyken: maerGa naar margenoot8 9 die helaes! zoo wel als de schilders onge-Ga naar voetnoot910loond, en zelfs ongekent zyn, by ons eerst.Ga naar margenoot5-10Ga naar voetnoot10

11Een ander, maer het alder heerlykste 12 schilderwerk, die schoone tapyten, waer 13 eertyds Oudenaerde en ten deele BrusselGa naar margenoot13 14 mede bloyden is in deze Nederlanden uyt-15gevonden en tot zyne volmaektheyd ge-Ga naar margenoot14-1516bracht. Men vind van onze tapyten gemaekt 17 van in 1400. Maer, helaes! Lodewyk den 18 XIV. Koning van Vrankryk heeft ons in 19 zyne Oorlogen, en verblyf van zyne troe-20pen te Brussel, dit sierlyk konstwerk ont-Ga naar voetnoot2021leyd, met onze werklieden naer Vrankryk 22 te trekken door geld, beloften en allerley 23 volkomingen: tot zelfs de gene van hetGa naar voetnoot23 24 medenemen van Brouwers om hun in hun-25ne nieuwe stichting binnen Parys hunnen 26 gewoonelyken drank, het bier, niet te la-27ten gebreken. Daer bloeit het nu, en byGa naar margenoot17-27Ga naar voetnoot27 28 ons is het in zyn uyterste: en wy hebbenGa naar voetnoot28 29 in 't geheel nog een fabriek: 't welk zal 30 ophouden, zoo men zegt, met de dood 31 van zynen meester.Ga naar margenoot27-31

[pagina 64]
[p. 64]

1Wat jammer wederom het verlies van 2 een konstwerk door ons geschapen, 't welk 3 hier zoo vele handen deed leven! wat jam-4mer van zoo schoone konst die wel d'eerste 5 is om tempels en palyzen te versieren!

6Guicciardinus, daer hy schryft van onsGa naar voetnoot6 7 vernuft en geestigheyd om alles naetema-Ga naar voetnoot78ken, voegt daer by, dat hier inzynen tyd 9 verschyde stoffen van zeyde, gelyk aen 10 die van den Oosten, gemaekt wierden. D'Eu-Ga naar margenoot6-10Ga naar voetnoot1011ropische zeywerkerye dan, indiën zy onsGa naar voetnoot11 12 niet haren oorsprong schuldig is, moet ons 13 eventwel zeer veel dank weten.

14Een zaek, die misschien hedendaegs zal 15 wonderschynen, is, dat de herstelling vanGa naar voetnoot15 16 't muziek meer aen ons, als aen d'Italia-17nen toe te schryven is. Den zelven Guic-18ciardinus, zelf Italiaen, die hier lang ge-19noeg onder ons gewoont heeft, getuygt 20 hier van alzoo: ‘Deze Nederlanders, zegt 21 hy, zyn waerlyk d' eerste in 't muziek. 22 Konst, die zy op den goeden voet ge-23stelt en tot d' uyterste volmaektheyd ge-Ga naar margenoot22-2324bragt hebben: die hun zoo natuerlyk en 25 als ingeboren is, dat, zoo vrouwen als 26 mans niet alleen met de grootste welge-27valligheyd, maer ook met d'uytnemend-28ste welluydendheyd, en gestemming of 29 harmonie op mate zingen van de natuer, 30 zonder het geleert te hebben.’ Hy geeftGa naar margenoot20-30

[pagina 65]
[p. 65]

1 hier-van zoo vaste proef en redens van we-Ga naar voetnoot12tenschap, dat hy met naem, toenaem en 3 geboorteplaets noemd een zeer groot getal 4 van onze voornaemste zangkonstenaers, 5 die, zoo hy zegt, in alle hoven van Chris-6tene Princen aengchaelt, geacht, en onderGa naar voetnoot6 7 verscheyde eertitels de wereld door ver-8spreyd waren.Ga naar margenoot30-25.1-8

9Onze vinnige vrouwen, die zeker in 'tGa naar voetnoot9 10 hier vorens opgehaelde al veel deel gehadGa naar voetnoot10 11 hebben met de mans, hebben ook niet 12 achtergebleven iet van 't hun aen de wereldGa naar voetnoot12 13 te geven, te weten het zoo sierlyk als prach-14tig konstwerk, de kanten. een werk waer-15van nog over niet zeer lange jaren zooGa naar voetnoot15 16 menige duyzende handen binnen ons land 17 leefden, en eene vrouw in staet was man 18 en kinderen op haer spellewerk t'onderhou-Ga naar voetnoot1819den. 't Welk wy nog heden wel schier al-20leen hebben, maer, helaes, verdrukt zit 21 onder het uytheems gebied van de mode.Ga naar voetnoot21

22Tot den dag van heden toe moeten alle 23 natiën ons den lof geven van de beste land-24bouwers te zyn. En zeker geen land in de 25 wereld is zoo verzorgt, bebouwt en tot 26 nut gebragt, als deze onze landstreke,voor-27namentlyk Vlaenderen. Onder onze han-28den zandachtige, dorre gronden zyn vrugt-29baer' akkers. Het schoon Land van WaesGa naar margenoot29 30 't welk heden door d' oordeelryke ryzersGa naar voetnoot30

[pagina 66]
[p. 66]

1 voor een wonder van landbouw en bevol-2king bezogt word, de welbevolkte Kem-3pen en verschyde andere deelen van Vlaen-Ga naar margenoot2-34deren en Brabant, moeten schier gants hunGa naar voetnoot4 5 wezen aen onzen arbeyd. Wat vremdelingGa naar voetnoot5 6 zal niet verwonderen, verschyde huyshou-Ga naar voetnoot67dens te vinden, waer man, vrouw, dry, 8 vier, vyf kinderen treffelyk bestaen op dry,Ga naar voetnoot8 9 vier, vyf bunderen land, en daer zulkenGa naar voetnoot9 10 man op d'enkele winsten van zynen akker,Ga naar voetnoot10 11 in staet is acht, tien, twelf duyzent gul-12dens voor uytzet aen zyne kinders te der-Ga naar voetnoot1213ven? waer zal-men gantsche landstreken 14 vinden die zoo bevolkt zyn, dat schier elke 15 dry, vier of vyf bunderen een huyshoudenGa naar voetnoot15 16 hebben? daer gantsche dorpen zyn, die nogGa naar voetnoot16 17 wagen, nog karre, nog ploeg en hebbenGa naar voetnoot17 18 voor den landbouw? waer zelfs een tee-19ken van uyterste bebouwtheyd is, voor 20 karre en ploeg niet te zien bezigen als kor-Ga naar voetnoot2021dewagen en schup? Daer geene poozen ofGa naar voetnoot21 22 schoren en zyn als de vermoytheyd en denGa naar margenoot22Ga naar voetnoot22 23 nacht. Daer hekel, spinnewiel en getouwGa naar voetnoot23 24 niet meer rust laeten in den winter onder 25 't dak, als 't zomerwerk in de locht! daer 26 't veld verzorgt is als eenen hof,en elkenGa naar voetnoot26 27 akker 's jaers twee of drymael vruchten 28 draegt! daer zyssel en pik zoo haest nietGa naar voetnoot28 29 weg en zyn, of ploeg en schup zyn we-30derom daer!

[pagina 67]
[p. 67]

1Dit is het geen ik om d'uytmuntendheyd 2 onzer natie een wynig vast te stellen heb 3 by een gezogt. Maer dat men niet en py-Ga naar voetnoot34ze dat dit het al is. Want ik en twyffeleGa naar voetnoot4 5 niet, of, waer 't zaken my den tyd gebeur-6de, daer waer veel by - te - vinden. MaerGa naar voetnoot5-6 7 eventwel daer is genoeg om te doen zien, 8 dat het Nederland, en zelfs Braband alleen 9 veel meer goeds en nutte uytvonden aenGa naar voetnoot9 10 de wereld heeft gegeven, als alle d' ande-11re hedendaegsche natiën samen. En dat wy 12 ons in vernuft, verstand, werkzaemheyd, 13 vryzugtigheyd, kloekmoedigheyd, en alleGa naar voetnoot13 14 goede hoedanigheden van geest en lichaem 15 ten minsten niet moeten minder achten, 16 als eenige natie ter wereld.

17En waer-van koomt nochtans, dat wy 18 met den mond wyt open staen, als wy ee-19nen Linguet of diergelyke hooren spre-Ga naar margenoot19Ga naar voetnoot1920ken? ons altyd gewillig achter den Frans-21man houden en hem den toon boven ons 22 laten nemen? wy hebben die nederigheyd 23 niet altyd gehad. In Cesars tyden wildenGa naar margenoot23 24 wy niet alleen onder de Gallen of Fransche 25 niet gerekent worden, maer staken zeker 26 ook wel 't hoofd boven hun uyt: die edele 27 en zelfs onootmoedige antwoorden die wyGa naar voetnoot27 28 gaven aen diën Roomschen Hoofdman: 29 die onze twee Nederlanders, twee Vriezen,Ga naar voetnoot29 30 de welke te Roomen eens in de schouw-

[pagina 68]
[p. 68]

1burgtgezeten, eenige vremde lieden in d'eer-2ste rangen merkende, emnaer bevragingGa naar voetnoot2 3 voor antwoord bekomen hebbende dat dit 4 gezanten waren van die volkeren die de 5 meeste verdiensten behaelt hadden op deGa naar voetnoot5 6 Republiek, terstond opstonden en d'eer-7ste plaets namen, zeggende dat hun die 8 plaets toekwam, doen wel zien hoe verre 9 wy dan waren van alle nederigheyd. In denGa naar margenoot29-28.9 10 tyd, dat wy hier zoo verre boven alle vol-11keren uytstaken in luyster van fabriken,Ga naar voetnoot11 12 konsten koophandel en rykdom, en alles 13 arm en klyn zagen onder ons; in den tyd 14 dat het Frans hof hier in Vlaenderen de 15 borgers zag een' koninglyke pracht voe-16ren; dat eenen Hertog van Braband en Lim-17borg volslage hoven gaf aen Fransche enGa naar voetnoot17 18 Engelsche princen; dan waren wy zekerGa naar voetnoot18-19 19 zoo kruypende niet achter de Fransche: en 20 ook d' andere natiën, Engelsche, Spaniaer-21den en Italianen zyn het nog niet nog ooitGa naar voetnoot21 22 geweest Waerom zyn wy het dan? hoe 23 zyn wy het geworden? Terwyl wv reeds 24 in konsten en wetenschappen zoo veel voor 25 hadden, was-het ons gemakkelyk voor teGa naar voetnoot25 26 blyven; en nogtans wy vinden ons achter.Ga naar voetnoot26 27 Waerby koomt dit? hoe zyn wy zoo ge-Ga naar voetnoot2728deyst in konsten en grootmoedigheyd?Ga naar voetnoot28

29Wy moeten deze vernedering van onzen 30 volksaerd, en afneming onzer konsten nietGa naar voetnoot30

[pagina 69]
[p. 69]

1 wyten, als aen 't huys van Burgondiën.Ga naar margenoot1 2 Te weten, als dit aen de souveryniteyt 3 dezer landen gekomen is, heeft het hier 4 een groot huysgezin nagesleept. Het steldeGa naar voetnoot4 5 terstond het gants Gouvernement en d'eer-6ste raden in 't Frans. Naer het Hof moestGa naar margenoot4-6Ga naar margenoot5-6 7 zig den edeldom voegen; en nae d' eersteGa naar voetnoot7 8 raeden alle de voornaemste ampten. DusGa naar margenoot8 9 al wat iet was, of iet wilde wezen, sprakGa naar voetnoot9 10 het frans. Door dit wulig{?}en volkryk hof,Ga naar voetnoot10 11 en zoo menige fransche opper-en-onder-12bediendens der Raden{?}die men moest uytGa naar voetnoot12 13 Vrankryk trekken, was deze stad over-Ga naar voetnoot1314stroomt van Fransmans, en nam, zoo veel 15 mogelyk, hunne tael ook aen. Die spraek 16 dus, die de gene was van 't Hof, van 't 17 Gouvernement, van d' eerste Raden, van 18 den edeldom, aenveerd en geëerd door deGa naar voetnoot18 19 hoofdstadt, kon niet misschen het geheelGa naar voetnoot19 20 land door met een'blinde ingenomendheyd 21 boven d' onze in acht te komen.Ga naar voetnoot21

22Middelertyd is die verandering voor-23gevallen by de welke alle natiën hunneGa naar voetnoot23 24 moederlyke tael hebben gaen oeffenen. TeGa naar voetnoot24 25 weten eertyds de tael der konsten in gants 26 Europa wa 't latyn: ten lesten men heeftGa naar voetnoot26 27 gaen merken hoe zeer de konsten leden 28 door die vremde en reeds doode spraek: 29 hoe zeer welsprekendheyd, dichterye, to-Ga naar voetnoot2930neelen en menige andere zaken onmogelyk

[pagina 70]
[p. 70]

1 waren buyten de moederlyke tael: elk heeftGa naar voetnoot1 2 de zyne gaen oeffenen en heest seffens 'tGa naar voetnoot2 3 goed er van gevoelt. Wy hier, in plaets 4 van ook d'onze aentedragen, zyn van vremdGa naar voetnoot4 5 gevallen op vremd: of, 't geen erger is; wyGa naar margenoot4-5Ga naar voetnoot5 6 hebben 't kwaed verdobbelt, het frans ge-7nomen by 't latyn.

8Hierdoor dan moest den Fransman in 9 spreken en schryven by ons veel voorheb-Ga naar voetnoot910ben. Dit moesten wy noodzakelyk wel ge-11voelen, ende dus hem niet zonder reden 12 de voorhand geven. Hierdoor dan moetenGa naar voetnoot12 13 wy altyd, zoolang wy het frans houden 14 voor de tael die d' onze wezen moet, ons 15 In redenvoering, gezelschap, en al waer 16 net en sierlyk spreken een voordeel is, on-17der den fransman houden: hier van onzeGa naar margenoot12-17Ga naar voetnoot17 18 vernedering en overttuygtheyd dat wy vanGa naar voetnoot18 19 aerdswegen iets slechter zyn als hy: hier-Ga naar voetnoot1920van dit waer verval en verachternis onzerGa naar voetnoot20 21 konsten: die nog het gemeyn in d' inbel-Ga naar voetnoot2122ding dat wy iet minder zyn, versterkt, en 23 doet volherden.Ga naar voetnoot23

24Maer aleer de meerdere onheylen van 't 25 ongebruyk der moederlyke tael voordersGa naar voetnoot25 26 op te halen; zal het niet buyten plaets zynGa naar voetnoot26 27 eerst vooraf te zien, wat hier de moeder-28lyke tael is, en in wat opzigtigheden totGa naar voetnoot28 29 elkanderen en in wat bezondere omstandig-30heden hun de taelen hier bevinden.Ga naar voetnoot30

[pagina 71]
[p. 71]

1De moederlyke tael van 't meeste en 't 2 beste van ons land is de Nederduytsche: enGa naar margenoot2 3 zelfs de fransche, oft, om beter te zeggen, 4 de walsche, begrypt nouwelyks een vier-Ga naar voetnoot45de van onze tegenwoordige Nederlanden:Ga naar margenoot5 6 want het hedendaegs Vlaenderen, zeer 7 wynig of niet uytgenomen, en deprovin-Ga naar voetnoot78ciën van Mechelen en Gelder zyn gantsGa naar margenoot8 9 Nederduytsch: die van Namen en Hene-10gouw, wynig uytgenomen, walsch. Lux-11emborg, Doornik en 't Doorniksche met 12 de voordere wedergegeve landstukken zynGa naar margenoot12 13 by nae zoo veel Duytsch als walsch. Bra-Ga naar voetnoot1314is ontrent dry vierdens Nederduytsch en 15 een vierde walsch. Limborg met zyne toe-16landekens ontrent een derde walsch en tweeGa naar margenoot15-16 17 derdens duytsch.

18Het Luxemburgs Duytsch is wel geen 19 opregt Nederduytsch; maer het is event-20wel nog naeder aen 't ons als aen 't Hoog-Ga naar voetnoot2021duytsch: en ik heb meermaels van d'offi-22cieren der Duytsche troeppen die hier on-23langs, mits d'oneenigheyd over de Schel-Ga naar voetnoot2324de, zyn afgestuert geweest, hooren zeggen,Ga naar margenoot23-24 25 dat hun volk niet kon omgaen met de 26 Duytsche Luxemburgers en hunne nae-27bueren, maer dat-ze nogtans gemakkelyk 28 verstonden en verstaen wierden in Brabant 29 en Vlaenderen: zoo dat die Luxemburgers 30 het Nederduytsch zoo naer hebben, als 'tGa naar margenoot30 31 Hoogduytsch.

[pagina 72]
[p. 72]

1Het Limborgs duytsch is veelmeer Ne-2derduytsch als Hoogduytsch: ook alle ge-3rechtshoven van 't Duytsch Limborg enGa naar margenoot3Ga naar voetnoot3 4 plegen niet nis onze tael. Voorts d' andereGa naar voetnoot4 5 Duytsche deelen van ons land spreken goed 6 Nederduytsch.

7Schoon onze Walen hunne kinderen op-8brengen, leeren lezen en schryven in 't 9 fransch; hunne moederlyke, hunne lands-10tael, gaet nogtans zoo verre van 't fransch 11 af, dat de ware fransche hun geensints enGa naar voetnoot11 12 verstaen. De Luykenaers, die schier bin-13nen ons land gezeten zyn, maken somtydsGa naar margenoot12-13 14 dichten en liedekens in hun wals: dog ee-15nen fransman zal dit zoo min verstaen, 16 zelfs minder, als het spaensch oft italiaens: 17 zoo dat het wals zoo min frans is, als het 18 spaens. Het is daerenboven een' zeer lee-19lyke tael, en, gelyk Guicciardinus zegt, 20 Sermo corruptus valde, & perabsurdus.Ga naar margenoot19-20

21Deze stad Brussel heeft het Nederduytsch 22 en het frans. Het Nederduyts is d' oude 23 moederlyke tael. Het frans is ons toege-Ga naar voetnoot2324bragt, gelyk gezeyd is, als het huys vanGa naar voetnoot24 25 Burgondiën aen de souveryniteyt dezer lan-26den gekomen is, als het hier een geheel 27 frans Hof, fransche raden en een frans Gou-28vernement gevestigt heeft. Waerschynelyk 29 zullen die eerste fransche huysgenoten van 30 't Hof, hier aengekomen in een vremd land,

[pagina 73]
[p. 73]

1 vremde tael en zeden, zig bezonderlyk ge-2tracht hebben te plaetsen ontrent elkande-Ga naar voetnoot23ren in de naebuerte van 't hof buyten d'ou-Ga naar voetnoot34de stad en buyten de binnevesten, waer de 5 wooning dan minder dier zal geweest zyn,Ga naar voetnoot5 6 en waer misschien de stallen waren van een 7 zeer prachtig, wulig, dobbel en drydob-Ga naar voetnoot78bel hof: te weten daerontrent binnen den 9 omtrek tusschen den grooten en klynen 10 Zavel, de buytevesten en de Hoogstraet.Ga naar margenoot4-10 11 Want het is inderdaed binnen deze palenGa naar voetnoot11 12 alleen, dat het Brussels frans eenen schyn 13 van moederlyke tael heeft: zoo nogtans 14 dat het daer niet d'eenige tael is. Want 15 wel ontrent de helligt der huysgezinnen zynGa naar voetnoot15 16 daer nog Nederduytsch, en vele van d'an-17dere helligt hebben byde de taelen samen. 18 Dit gewest kan nae gissing op de kaert, enGa naar voetnoot18 19 andersints, ontrent een vyfde of zesde 20 van Brussel maken, zonder de voorsteden:Ga naar voetnoot20 21 dus zou ontrent een vyfde of zesde van Brus-22sel half frans zyn: zoo nogtans dat dit 23 half vyfde of zesde, of dit tiende of twelf-24de deel nog zeer gemengelt is met Neder-Ga naar voetnoot2425duytsch: zoo dat dus maer een achtiende 26 of twintigste deel van Brussel voor frans 27 te rekenen is: het welk, met een ander po-28litiek te volgen als dat van heden, welGa naar voetnoot28 29 haest verdwenen waer. Daer zyn inderdaed 30 nog wel andere fransche huyzen in d' an-

[pagina 74]
[p. 74]

1dete gewesten van Brussel en vele die deGa naar voetnoot1 2 twee talen samen hebben en de fransche 3 voor d' eerste houden: maer het en is omGa naar voetnoot3 4 zulke huyzen niet, dat de stad ten deele 5 frans te rekenen is; want dan waer-z' ookGa naar voetnoot5 6 ten deele Engelsch en Hoogduytsch: en 7 Londen, Berlyn, en Amsterdam waren 8 ook eensdeels fransche steden. Ook is hetGa naar voetnoot8 9 waer, dat de dry vierdens van deze stad 10 het frans min of meer konnen spreken, 11 en het meest willen spreken: maer daerom 12 is zy zoo min frans te rekenen als Honga-13riën latyns, waer schier al, ten minsten 14 al wat lezen en schryven kan, boven de 15 moederlyke tael ook latyn spreekt. Hier by 16 nog in acht genomen, dat het frans hier te 17 Brussel maer een' vremde ingeëntte en reeds 18 verbasterde spraek is; dat het NederduytsGa naar voetnoot18 19 d'oorspronkelyke moederlyke tael is; dat 20 ook tot den dag van heden toe alle zaken 21 van justicie en policie in 't nederduyts al-22leen verhandelt worden; volgt, dat - men 23 Brussel niet moet aenzien dan als een en-Ga naar voetnoot2324kel Nederduytsche stad.

25Aldus gezien zynde wat deelen onzer 26 Nederlanden Duyts en welke Wals zyn;Ga naar voetnoot26 27 laet ons nu zien voor wat deel geheel onsGa naar voetnoot27 28 land Nederduyts en Walsch is. Het aen-29deel 't welk elke van onze provinciën geeft 30 in de gemeyne lands lasten moet ontrentGa naar voetnoot30

[pagina 75]
[p. 75]

1 evenredig zyn aen elkers macht en bevolkt-2heyd. In eene somme van twee-en-veer-3tig - duyzent guldens draegt Vlaenderen 4 zestien, Brabant twelf en d' andere samen 5 veertien duyzent: de verdeelingen tusschen 6 d'andere wete ik zoo wel niet: maer Lim-7borg met d'andere landekens van Over-8maze moet wel ontrent een vierde bedra-9gen van Brabant: dus dat het in d'overige 10 veertien zou dry geven. Alzoo dus Vlaen-Ga naar margenoot9-1011deren gants Nederduyts is, Brabant voor 12 dry vierdens en Limborg voor twee der-13dens; zoo koomt hier van de twee - en-14veertig reeds zeven-en-twintig voor't Ne-15derduyts en vier voor't Wals. Den over-Ga naar margenoot10-1516schot van elf geloove op wynignae te mo-Ga naar margenoot15-1617gen gehalft worden tusschen byde de tae-Ga naar voetnoot1718len: want Luxemborg met Doornik, Door-19niksche en andere weergegeve landstukken 20 zyn ontrent half en half: dus blyft nog 21 Mechelen en Gelder tegen Henegouw en 22 Namen: deze leste wegen zeker iet door tenGa naar voetnoot22 23 voordeele van het Walsch; maer genomen 24 dat deze overtreffing wel zoo veel bedrageGa naar voetnoot24 25 als twee van de twee-en-veertig, en dat d'o-26verige elf, aldus gemindert op negen, gehalft 27 worden tusschen de twee taelen; zoo koomt-28er nog eens vier en een half voor't vlaems 29 en zes en een half voor't wals: zoo dat het 30 Duyts dus is als 31½ en 't Wals als 10½ en-Ga naar margenoot25-30

[pagina 76]
[p. 76]

1de dat-er vervolgens nog geen vierde van 2 ons Nederland Wals is.

3En om met eenen oogflag te zien 't be-Ga naar voetnoot34drag van 't Wals tegen 't Vlaems; het 5 Wals is op de minstbevolkte landstrekenGa naar voetnoot5-6 6 binnewaerts het land-in gelegen: 't Vlaems 7 is versterkt op de beste geweften, langs ge-Ga naar voetnoot78heel de zeekusten, op de bezonderste oe-Ga naar voetnoot89vers van de Schelde, de Leye, den Rupel 10 en op de vaerten, waer alles grielt van volk,Ga naar voetnoot10 11 ryk en gelukkig is. Het Vlaems heeft in 12 te brengen de schoonste steden van voor-13naemen rang, Brussel, Gend, Antwerpen, 14 Loven, Mechelen, Brugge, Ipren, Aelst,Ga naar voetnoot14 15 Kortryk, Ostende, Ruremonde, en hetGa naar margenoot15 16 land van Waes 't welk niet als een' grooteGa naar voetnoot16 17 stad is: waer het Wals niet tegen te stel-Ga naar voetnoot1718len heeft, als Bergen, Namen en Doornik, 19 die met dry en samen nog geen Brussel nogGa naar voetnoot19 20 geen Gend alleen en maken. En wie de gele-Ga naar voetnoot2021gendheden der Vlaemsche en Walscheland-22streken kent en de bevolking en weelde 23 der zelve overweerweegt, zal zeker beley-Ga naar voetnoot2324den, dat in myn' opneming het frans nietGa naar voetnoot24 25 te kort gedeylt en is.Ga naar voetnoot25

26Dit zyn tot hier toe de verstrekthedenGa naar voetnoot26 27 van beyde de taelen: laet ons nu elkers 28 zwang, geachtheyd en ongeachtheyd op-Ga naar voetnoot2829halen. In de vereenigde provinciën is het 30 Nederduyts wel niet veronachtzaemt gelyk

[pagina 77]
[p. 77]

1 hier; maer het is eventwel ook niet zeer 2 bevoordeelt nog wegens den staet, nogGa naar voetnoot2 3 wegens t volk, 't zy in 't gemeyn, 't zyGa naar voetnoot3 4 in 't bezonder. De vaderlandsche kon-5sten zyn-er wynig of niet voorgestaen:Ga naar voetnoot5 6 hunne gemeyne schryfwyze is hard, on-Ga naar voetnoot67aengenaem, ongesierd, en smaekt nog naeGa naar voetnoot7 8 d'ander' eeuw. Hunne toneelen en gedich-Ga naar margenoot4-89ten zyn 't zelve: die van Kats, Vondel enGa naar voetnoot9 10 de hedendaegsche niet uytgenomen. Zy 11 geven ook door hunne vremde toneelen, 12 vremde taelmeesters, scholen, nieuwsblad-13schryvers en andersints te veel toe aenGa naar voetnoot13 14 vremde talen. Hunne letterkonstschryversGa naar voetnoot14 15 zyn nog vol grove gebreken, en hunne 16 spelwyze is nog verre van hare volmaekt-17heyd. Zoo hebben zy by voorbeld, daerGa naar voetnoot17 18 d' A en d' U lang zyn, die twee vocalen 19 gaen verdobbelen, als in Paal, Huur, daerGa naar voetnoot19 20 wy, gelyk ook Vondel en Kats, die voca-21len bedieden lang te zyn met-er een' EGa naar voetnoot21 22 achter te voegen: en zoo schryven wy Pael, 23 Huer. Inderdaed onze tael vereyscht opGa naar voetnoot23-25 24 vele plaetsen de langheyd der vocalen of 25 stemletters te doen merken, om, by voor-26beld, zak, vel, stil, stof, wullen, succus,Ga naar voetnoot26 27 pellis, tranquillus, pulvis, laneus, t' onder-28schyden van zaek, veel, stiel, stoof, wue-Ga naar voetnoot2829len, causa, multus, vivendi conditio, hypo-30caustum, tumnltuari. Ik belyde dat het veelGa naar voetnoot30

[pagina 78]
[p. 78]

1 beter waer eenen algemeynen regel zon-Ga naar voetnoot12der uytneming te maken, te weten vanGa naar voetnoot2 3 de langheyd van alle de stemletters of vo-4calen uyt te drukken met-ze te verdobbe-5len, als d'eene te weten d' A, I en U langGa naar voetnoot5 6 te maken met-er een' E achter te stellen, 7 en d'andere, te weten, d' E en O met-ze 8 te verdobbelen. Maer de Hollanders, in 9 het aennemen van deze nieuwigheyd, heb-Ga naar voetnoot910ben niet gaen eenen algemynen regel aen-11veerden, en alle de vocalen lang maken 12 met-ze te verdobbelen: maer hebben al-13leenelyk de verdobbeling voortgestrekt totGa naar voetnoot13 14 d' A en d' U, en zy hebben de verlenging 15 van d' I nog gelaeten op den ouden voet, 16 en doen die nog lang klinken met-er een' 17 E achter te voegen. Waerom hebben zy 18 d' I alleen uyt hunne verandering gelae-19ten? misschien voor d' Y die van sommi-Ga naar voetnoot1920ge dobbele I genoemd word. Maer heden 21 is zoo in druk, als in schrift overal d' Y 22 genoeg onderschyden van twee II. WaerGa naar voetnoot22 23 het zaken de Hollanders hunnen nieuwen 24 regel algemeyn gemakt hadden; ik zouGa naar voetnoot24 25 hun geerne gevolgt hebben; maer zoo lang 26 eene verbeternis niet zeer merkelyk is,Ga naar voetnoot26 27 oordeele best te zyn, het oud te houden,Ga naar voetnoot27 28 tot dat-er eens eene doorslaende betering 29 beraemt zy.Ga naar voetnoot29

30Maer de Nederduytsche tael is hier wel

[pagina 79]
[p. 79]

1 anders mishandelt by ons, en voor al in 2 Brussel: zy is in deze stad niet alleen veron-3achtzaemt, maer ook veracht: men spreekt-4er schier niet als de straet-tael: nouwelyksGa naar voetnoot4 5 eenen geleerden die-ze middelmatig weet:Ga naar voetnoot5 6 't gemyn meynt dat-ze gebrekkig is en ver-Ga naar voetnoot67acht-ze zonder kennen: geenen BrusselerGa naar voetnoot7 8 ost hy zal beleyden, dat hy nooit sermoonGa naar voetnoot8 9 kan schoon vinden in 't vlaems, maer dat 10 dit moet in 't frans en van eenen Fransman 11 zyn; daer zyn-er die vemeyd zyn vlaemsGa naar voetnoot11 12 te spreken in gezelschap oft op de straet: 13 andere, die 't alwillens kwalyk sprekenGa naar voetnoot13 14 om in 't fans te schynen opgebragt te zyn:Ga naar voetnoot14 15 die g'in d'herbergen en kaffehuyzen hert-Ga naar voetnoot1516nekkig zult hooren frans hakkelen, zonder 17 eens in hunne belemmernis naer 't vlaemsGa naar voetnoot17 18 te willen keeren. Onze joeffrouwen zal-19men nooit met eenen vlaemschen kerkboek 20 zien: en gebeurde dit, het sehaemrood zou 21 haest daer zyn. De Romynen ten tyde van 22 Juvenalis waren in de zelve belachelyk-Ga naar margenoot22Ga naar voetnoot2223heyd ten aenzien van 't grieks, gelyk wy 24 ten aenzien van ons frans: waer op den 25 zelven schryver aldus spotde,Ga naar voetnoot25

26Nam quid rancidius, quam quod se non pu-27tat ulla

28Formosam, nisi quae de Tuscâ Graecula facta 29 est?

30De Sulmonensi mera Cecropis? omnia gracè:

[pagina 80]
[p. 80]

1Cum sit turpe magis nostris nescire Latinè.

2Hoc sermone pavent, hoc iram, gaudia, curas,

3Hoc cuncta effunaunt animi secreta: quid 4 ultra?

5Concumbunt gracè.Ga naar margenoot26-40.5

6Het geen ik zoo, aen ons toegepast over-Ga naar voetnoot67zette.

8Wat zotter, dan dat haer geen' een' agtGa naar voetnoot8 9 schoon te wezen,

10Dan die van vlaemse myt een heele franse zy,Ga naar voetnoot10 11 Van eene Kempeners een' ware Parisiene!Ga naar voetnoot11

12Al frans: al is 't meer schand in onz' taelGa naar voetnoot12 13 bot te zyn.

14In die tal schroomen-zy, vertoornen, zyn-Ga naar voetnoot1415ze blyde.

16In die tael storten z'uyt hun' zorg jes enGa naar voetnoot16 17 gehym,

18Wat nog? men ........ in 't frans ...Ga naar margenoot18

19Nooit is onze tael eenig aendagt verleent 20 van't hooggezag. Nog hoogschool van Lo-Ga naar voetnoot2021ven nog onze Brusselsche Academi' hebbenGa naar margenoot20-21 22 haer ooit meer gedaen, als niet verworpen.Ga naar margenoot22 23 onze schryfwys' is nog niet gevestigt, en-Ga naar voetnoot2324de en heeft nog die beschaving wegens een'Ga naar voetnoot24 25 openbare hand, die de fransche geproeft 26 heeft, niet ondergaen: en de HollandersGa naar margenoot24-26 27 zyn hier in wynig regelvaster als wy. DaerGa naar margenoot26-27 28 koomt by ons niet uyt in 't vlaems, alsGa naar voetnoot28 29 slegtigheden: en was 't iet goeds; 't waerGa naar voetnoot29 30 ongelezen. Onze tael is gebannen uyt de

[pagina 81]
[p. 81]

1 toneelen: zy moet achterstaen in d'aenzi-Ga naar voetnoot12nelykste raden: het meeste van onze lied-3jens, om niet te zeggen alle, bynaer alleGa naar voetnoot3 4 onze nieuwsbladeren en andere dagelyks-Ga naar voetnoot45heden van de pers, zyn frans: en 't zyn de 6 Fransche alleen die daer van d'eer en 't nut 7 bekomen: het zyn zy die hier meest de se-8cretarissen en Pedagogen zyn der groote,Ga naar voetnoot8 9 onze journalisten, onze gazettiers.Ga naar margenoot9

10In deze Fransdolheyd wulen wy nogGa naar voetnoot10 11 tot den dag van heden: jae nu nog meer 12 als ooit, en men ziet in onze tegenwoor-13dige staetsomstandig heden de schoonste za-14ken miskleed of ontsierd door onze gebrek-15kigheden in die tael: ja men ziet-er som-16mige, terwyl het hun vry staet de moe-17derlyke tael te gebruyken, zoo onverdrae-18gelyk frans schryven, dat zy daer toe schy-19nen gedoemt geweest te zyn by wyze van 20 schandboet. Maer laet ons nu voorts be-Ga naar voetnoot2021wyzen, hoe zeer het Frans ons nadeelig is.

22Voor eerst het is onmogelyk een' vrem-23de tael wel, eygentlyk en naer haren geestGa naar voetnoot23 24 te leeren spreken. De Romynen herkennenGa naar voetnoot24 25 op zoo vele plaetsen d'onmogelykheyd 26 voor hun van t grieks wel te leeren, datGa naar voetnoot26 27 ik hier niet noodig acht een ander beroep 28 van schryver daer op te doen als 't volgen-29de: Aulus Gellius spot ergens met eenenGa naar margenoot29 30 Romyn die eenig werk in 't Grieks ge-

[pagina 82]
[p. 82]

1maekt had en daer in voegde een' verschoo-Ga naar voetnoot12ning van zyne taelgebreken op diën datGa naar voetnoot2 3 hy geenen Griek en was. Gellius vraegt hemGa naar voetnoot3 4 wie hem gedwongen had te doen 't welk 5 hy voor eenen Romyn onmogelyk wist. EnGa naar margenoot29-42.5Ga naar voetnoot5 6 by ons, wat vremdeling hebben wy ooit 7 onze tael hooren spreken, die wy niet ter-8stond voor vremd en kenden? van gelyken 9 ons volk, naer al lang in fransche landenGa naar voetnoot9 10 verkeert te hebben, word nog aen de spraek 11 gekent: ook elke tael heeft hare bezonder-12heden in uytspraek, klanken, letters, uyt-13drukkingen en spreuken: die eygendom-Ga naar voetnoot1314men en schier ingeborentheden der moe-15derlyke tael zullen eenigelyk in alle an-Ga naar voetnoot1516dere talen byblyven: zoo hooren wy de 17 Hoogduytsche 't frans anders spreken als 18 d'Engelsche: en zoo geven wy nederduyt-19sche klanken en nederduytsche uytdruk-20kingen in fransche woorden.

21Om overtuygt te zyn, dat wy 't frans 22 nooit wel konnen leeren, dat men maer 23 in zig zelven vrage waerom by ons en on-24ze duytsche naburen alle d'autheurs van 25 fransche nieuwsbladeren, gazetten en jour-26nalen Fransmans zyn en niet eenen Neder-27duyts: dat-men maer eens pyze waeromGa naar voetnoot27 28 wy niet eenen franschen pred cant en heb-Ga naar voetnoot2829ben, en waerom wy alle, die wy-er noo-30dig hebben ontbieden uyt Vrankryk. Waer-

[pagina 83]
[p. 83]

1om gaen onze Brusselers die wy hier opGa naar voetnoot1 2 den Theater hebben niet naer Vrankryk, 3 gelyk-er van daer hier komen? waerom 4 plegen zy ook die gewoonte niet van te 5 gaen van toneel nae toneel? waerom gaenGa naar voetnoot5 6 zy niet naer dat ryk, waer zulke begaeft-7heden wel beter geloont worden als hier? 8 waerom gaen-ze niet, als-ze hier nog on-Ga naar voetnoot89lust uytstaen? niet anders, als om dat z'inGa naar voetnoot9 10 Vrankryk om de vremdheyd hunner uyt-11spraek alleen zouden uytgeschuyffelt wor-Ga naar voetnoot1112den. Het is my meer als eens gebeurt in 13 het toneel neffens Fransmans gezeten te 14 zyn en hun den grootsten lof te hooren ge-15ven aen onze Brusselsche acteurs: maer de 16 loving eyndigt altyd met te jammeren overGa naar voetnoot16 17 d' uytspraek. Indiën die menschen zoo 18 voortgedaen van de natuer en konst, ge-Ga naar voetnoot1819lyk den overleden Bultos, die-er zoo lan-Ga naar margenoot1920ge jaren in was, met eene dagelyksche 21 oeffening niet en konnen geraken tot dieGa naar voetnoot21 22 eyge fransche uytspraek; aen wie zal hetGa naar voetnoot22 23 mogelyk zyn? Den onlangs overleden heer 24 des Roches, die van joengs af het fransGa naar margenoot24Ga naar voetnoot24 25 gehandelt, en het zoo lange jaren als tael-Ga naar voetnoot2526meester geleert en in verschyde schriften 27 geoeffent heeft, beleyd op verschyde plaet-Ga naar voetnoot2728sen, en voornamentlyk in de voorrede van 29 zyne onlangs uytgegeve Histoire ancienne 30 des Pays-Bas zyne gebrekkigheyd in de

[pagina 84]
[p. 84]

1 fransche tael, en ontschuldigt zig op diën,Ga naar voetnoot1 2 dat het zyne moederlyke niet en is. HetGa naar margenoot28-44.2 3 werk van den Heer De Neny, die hier inGa naar margenoot3 4 't frans was opgebracht, mishaegt zeer deGa naar voetnoot4 5 fransche ooren. Den Heer Paquot in 't wals 6 opgebracht en geboren, naer zoo lang enGa naar voetnoot6 7 zoo dapper gewerkt te hebben in den fran-8schen en latynschen letterstaet, bekentGa naar voetnoot8 9 opentlyk in 't voorberigt van zyne Memo-10riën op de Nederlandsche schryvers, datGa naar margenoot5-10 11 geene van onze Nederlanders, zelfs ook 12 niet onze Walen naer de netheyd en ey-Ga naar voetnoot1213genschap der fransche tael mogen trach-Ga naar voetnoot1314ten. Den Heer Linguet in zyne nieuwelyksGa naar margenoot8-14 15 hernome jaerboeken en bewimpelt de ge-Ga naar margenoot14-15Ga naar voetnoot1516brekkigheden van 't frans niet die hy vind 17 in Zyne Majesteyts tegenwoordig plakaert 18 van lichting van 2,400,000. guldens: wy 19 meynden nogtans dat een frans Gouver-Ga naar voetnoot1920nement ten minsten er nu heden eenige had 21 die goed frans wisten. Ik ken-er twee, dieGa naar voetnoot21 22 hier somtyds fransche werkskens uytge-23ven, maer eerst alles doen schaven en ver-24beteren door eenen Fransman. Zekeren 25 geleerden Heer, Lidmaet van onze Brusse-26sche Academi' in 't frans opgebragt, had 27 over wynige jaren eene lofrede, die voor-Ga naar voetnoot2728gestelt was door een' fransche Academi' op-29gestelt: maer hy heest onnut gevonden van-Ga naar voetnoot2930ze in Vrankryk in te geven: om dat hem,Ga naar margenoot24-30Ga naar voetnoot30

[pagina 85]
[p. 85]

1 zoo hy daer-in zelf zegt, altyd de welspre-Ga naar voetnoot12kendheyd en eygenschap der tael moestGa naar voetnoot2 3 ontbreken, en heeft-ze dus hier in druk ge-4geven. Onze hedendaegsche en nieuwelyks 5 uytgegeve fransche schriften van de Sta-6ten en leden der provinciën, steden en be-Ga naar margenoot5-67zondere lieden, die van de Walen nietGa naar voetnoot7 8 uytgenomen, hebben deze taelgebreken: 9 zelfs, gelyk gemerkt is, sommige tot be-10lachelykheyd toe. Onlangs zekeren Frans-11man vroeg hier een' Officiaelsplaets in de 12 Financie: daer wird hem ronduyt geant-Ga naar margenoot11-12Ga naar voetnoot1213woord, dat-men geene Fransche meer aen-Ga naar voetnoot1314veerdde, om dat-ze d'onze te zeer overtref-15fen, en dus nyd en twist veroorzaken. Ik 16 twyffele niet of die reden is waer; maer 17 het is ook wel waer dat eenen Fransman op 18 een Nederduyts, op een Hollands comp-Ga naar voetnoot1819toir noh wel verder zal onderblyven. HetGa naar voetnoot19 20 is maer de vremdheyd der tael en d'onmo-21gelykheyd van daer in iet te worden, dieGa naar voetnoot21 22 daer-van d'oorzaek is.

23Hier blykt dan wat verdooltheyd het isGa naar voetnoot23 24 onze kinders op te brengen in 't frans. Dat-Ga naar voetnoot2425ze dit is eene tael geven die-ze nooit wel 26 zullen weten, nooit net nog eygentlyk spre-Ga naar voetnoot2627ken: dat-ze dit is moetwillig doen slegt ter 28 tael zyn: dat-ze dit is van alle hoop vanGa naar voetnoot28 29 welsprekendheyd en van vele konsten af-30sluyten: dat-ze dit is eene moederlyke tael

[pagina 86]
[p. 86]

1 geven door de welke het onmogelyk word 2 een' andere middelmatig te leeren. Want 3 daegelyks zien wy, hoe zeer een' fransche 4 tong haer minder voegt naer andere talenGa naar voetnoot4 5 als eene Nederdnytsche, en schier nietsGa naar voetnoot5 6 aenneemt van vremde klanken, daer wyGa naar voetnoot6 7 nog andere talen middelmatig leeren.Ga naar margenoot7

8En al konden wy't frans nog eenigsints 9 leeren, er - in welsprekende te worden, is 10 zeker onmogelyk: men heeft in 't Grieks 11 geenen Demosthenes en in 't Latyn geenen 12 Cicero meer gezien naer dat byde die ta-Ga naar voetnoot1213len geene moederlyke meer en zyn Nie-Ga naar voetnoot1314mand zal in een vremde spraek die onleer-Ga naar voetnoot1415bare fynigheden, de welke zelfs de letter-Ga naar voetnoot1516konstschryvers ontvlieden, die eygenheydGa naar voetnoot16 17 van woorden en spreuken, die vaerdige 18 uytdrukking, die oprechte uytspraek, die 19 rykheyd en vloedigheyd betreffen, diënGa naar voetnoot19 20 onvermeydden toon en onbelemmerdeGa naar voetnoot20 21 frankheyd voeren, die tot welsprekend-22heyd noodig zyn.

23Moeten wy de welsprekendheyd versa-Ga naar voetnoot23-2424ken; alle onze konsten zyn gekrenkt, de 25 voornaemste en noodzakelykste eerst: het 26 is deze die moet het zap en smaek gevenGa naar voetnoot26 27 aen alle schrift. Wat zyn stukken van ze-Ga naar voetnoot2728dekonde, dichterye, historie, staetkonde, 29 natuerkonde en diergelyke zonder welspre-30kendheyd? het zyn nogtans deze weten-

[pagina 87]
[p. 87]

1schappen, die den mensch naest raken,Ga naar voetnoot1 2 die rechtsweegs op hem afgaen: die alsGa naar voetnoot2 3 behelzen den Catechismus der borgerlykeGa naar voetnoot3 4 wysheyd; die de menschelyke reden hareGa naar voetnoot4 5 gangen leeren, en zoo de vervoegzaemheydGa naar voetnoot5 6 bevoorderen: 't zy n deze die toegepast zynGa naar voetnoot6 7 aen de meeste menigte, die eenigelyk ra-Ga naar voetnoot78ken: 't zyn deze die meest geene vorigeGa naar voetnoot8 9 konsten of veelvoudige kennis en vereys-Ga naar voetnoot910schen: die niemand afkeeren om hunneGa naar voetnoot10 11 moyelykheyd, maer eenigelyk, bezonder 12 de joengheyd aentrekken door hunne be-Ga naar voetnoot1213haeglykheyd: 't zyn deze die onder 't ge-Ga naar voetnoot1314myn moeten brengen eene betere, redely-15kere manier van pyzen en goeden smaekGa naar voetnoot15 16 over alles, en zoo hunnen invloed hebben 17 op alle konsten tot handwerken, ambach-18ten, koophandel en landbouw toe: 't is van 19 deze, dat den wasdom der konsten moetGa naar voetnoot19 20 beginnen: hy is-er ook van begonst, bezon-Ga naar voetnoot2021der van de dichtkonst, by Joden, Griken 22 en Romynen.

23En wat raekt de dichtkonst in 't bezon-Ga naar voetnoot2324der; hier voor is-er zeker in een' vremde 25 tael geen plaets: want niet is-er vizer,Ga naar voetnoot25 26 niet is-er nouwspeuriger als deze. In eenGa naar voetnoot26 27 alderzappigste rym een 't minste woordje 28 verandert of verplaetst, af of by gedaenGa naar voetnoot28 29 verdoost alle natuerlykheyd en smaek, al 30 is 't dat nog het rym zyne maten houd. EnGa naar voetnoot30

[pagina 88]
[p. 88]

1 't geen welgezyd is in in redevoering ofGa naar voetnoot1 2 histori zal tegen 't hoofdspringen in gedicht,Ga naar voetnoot2 3 zonder dat men zal weten waerom. Deze 4 fyne verschilligheden zal niemand in een'Ga naar voetnoot4 5 vremde tael gevoelen.Ga naar voetnoot5

6Alwaer 't dat ons frans onze konstenGa naar voetnoot6 7 niet en krenkte; het is ons eventwel scha-Ga naar voetnoot78delyk, door diën dat het wederom al ee-Ga naar voetnoot89ne tael meer is: want het vlaems en latyn 10 konnen wy niet derven; nemen wy nog 11 't frans by; dit is nog een' tael die wy moe-12ten weten voor tot de konsten te komen.Ga naar voetnoot12 13 Doch hoe meer spraken wy ons noodza-Ga naar voetnoot13-1414ken voor te leeren; hoe meer wy ons deGa naar voetnoot14-15 15 konsten verwyderen. Wat tyd wonnen de 16 Griken die geene tael als 't Grieks en had-Ga naar voetnoot1617den! wat ontlasting van 't geheugen, van 18 de memorie, geene duyzende vremde woor-19den te moeten onthouden! zou die nood-20zakelykheyd van 't Grieks by de Romy-Ga naar margenoot19-2021nen niet ten deele d'oorzaek zyn van hun-22ne minderheyd ten aenzien der Grieken? 23 Gelukkig de Fransche, die reeds zoo verre 24 zyn, dat-ze recht uyt d'Abéscholen hunGa naar margenoot24Ga naar voetnoot24 25 konnen begeven tot die konsten, daer hun-26nen geest op valt! noch gelukkiger, waer 'tGa naar voetnoot26 27 dat-ze hunnen Bybel, hunne scholen der 28 rechten, godsgeleertheyd, medecynen in 29 't frans hadden!

30Door ons frans schynen wy van die mid-Ga naar voetnoot30

[pagina 89]
[p. 89]

1delbare geleertheyd en borgerlyke wys-2heyd af geheel het gemeyn, onze bestge-Ga naar voetnoot23moedde en weetgirige borgers, ambachts-4lieden, akkermans, en onze vrouwen: die 5 't frans teenemael niet, of ten minsten zooGa naar voetnoot5 6 verre niet en weten, dat-ze 't met vermaekGa naar voetnoot6 7 of zonder moyelykheyd konnen lezen: dieGa naar voetnoot7 8 daer door als gedoemt schynen tot een' ge-Ga naar voetnoot89zogte onwetendheyd.

10Hier door ontketenen wy de konsten: dieGa naar margenoot10 11 altyd aen een hangen, en d'een' d'andere 12 volgen, helpen, volmaken. Zoo beletten 13 wy den invloed van die der penn' op die 14 van de hand. Het zyn nogtans die van deGa naar margenoot13-14 15 penn' die moeten voorgaen. De Joden had-16den hunnen beroemden tempel niet voorGa naar voetnoot16 17 David en Salomon: Grikenland was wild 18 voor Homerus: te Roomen die konstige 19 stukken van beldhouwerye, schildering, 20 bouwkonst en andere waren-er nog niet 21 voor Cicero en Virgilius: die levende en som-22tyds boven natuer gedrevene beldingen vanGa naar voetnoot22 23 den dichter verzien, ontwekken, voeden,Ga naar margenoot23 24 verheffen eenen leerzamen geest. wie zou 25 zeggen dat de gedichten van Homerus noo-Ga naar margenoot2526dig geweest zyn tot het maken van diën 27 Dondergod, die door zyn statig gezigt zy-28nen konstenaer, Phidias, zelf vervaerde!Ga naar margenoot24-28Ga naar voetnoot28 29 waer op gevraegt zynde hoe hy zoo god-30delyk stuk had konnen uytvoeren; ant-Ga naar voetnoot30

[pagina 90]
[p. 90]

1woordde hy dat hy aen 't werk altyd in 't 2 hoofd had deze rymkens van Homerus, die 3 ik alzoo in overzetting geve.

4Dan gaf den grooten god met zwertgewang-Ga naar voetnoot45brouwd' oogen

6Den toewink van gedoog met zyn onsterflykGa naar voetnoot6 7 hoofd.

8Zyn godlyk hair bewoog: men zag de hemels 9 boogen,

10Eenwillig met den god, van eygen wil berooft.Ga naar voetnoot10

11Iliad. 1. vers. 528.

12Zoo schynt ook onzen Antwerpschen Apel-13les bedrift geweest te zyn door den geestGa naar margenoot12-13Ga naar voetnoot13 14 van Virgilius, als den Hertog van MantuaGa naar margenoot14 15 hem onder het schilderen van 't gevecht 16 van Turnus en Eneas hoorde ophalen ditGa naar margenoot15-16 17 en volgende rymen van d'Eneis.

18Ille etiam patriis agmen ciet Ocnus ab oris.

19Lib. 10.Ga naar margenoot19

20Om iet groots van onze geleerde te ver-Ga naar voetnoot2021wachten, zoo lang den staet der talen zooGa naar voetnoot21 22 blyft, gelyk hy nu is, dat is te vergeefs: 23 d'onze, zeker de grootste verstanden eerst 24 van al, zullen in 't frans laten te schry-Ga naar voetnoot2425ven, niet alleen om dat-ze deez' opgehael-26de onmogelykheyd herkennen; maer ookGa naar margenoot25-26Ga naar voetnoot26 27 om d'uytgeputheyd van de konsten in die 28 tael: om dat - ze voorsteeds hun moetenGa naar voetnoot28 28 tael: om dat - ze voorsteeds hun moetenGa naar margenoot27-28 29 gaen vernedert houden onder zoo talry-Ga naar voetnoot2930ke menigte van schryvers. En die hun we-Ga naar voetnoot30

[pagina 91]
[p. 91]

1tens en willens tot zulke vernedering zul-2len begeven; dit zullen zeker d'edelste enGa naar voetnoot2 3 grootste verstanden niet zyn: want het zyn 4 deze, die-men tot nogtoe altyd heeft zienGa naar voetnoot4 5 vallen op die soort van schriften, die 't al-6dermeest welsprekendheyd vereysschen, 7 staetkonst, dichterye, philosophie, enz. 8 Maer het zyn ook deze, die wel eerst zul-9len zien hoe onmogelyk de welsprekend-10heyd is in een' vremde spraek, en wat d'ey-Ga naar voetnoot10-1111gelingen van een' tael voor hebben voor 12 de vremde. En een groot verstand, een groot 13 gemoed is niet te vreden met iet minder,Ga naar voetnoot13 14 maer wilt in zyne soort het eerste zyn, 15 nog en zal zig licht begeven daer het een'Ga naar voetnoot15 16 menigte moet boven hem zien. Mogt-meGa naar voetnoot16 17 dan nog iet in 't frans verwachten; menGa naar voetnoot17 18 moet niet groots verwachten: en kwam-erGa naar voetnoot18 19 dog iet groots; wat jammer! hoe veel groo-Ga naar voetnoot1920ter waer 't geweest in de moederlyke tael!

21Niemand dan van d'onze zal zig lichte-Ga naar voetnoot2122lyk vermeten eenig aentreffelyk schriftGa naar voetnoot22 23 van die voornaemste en noodigste soort in 24 't frans t'ondernemen: zal ik my dan be-25geven tot ons Nederduyts? een' tael die 26 veracht is? die-me schaemt te spreken? daerGa naar voetnoot26 27 ik weet dat-me van myn werk zal zeggen, 28 het is maer vlaems, en het ongelezen ne-Ga naar voetnoot2829dersinyten? zekerlyk neen. Wy zullen dus 30 nog in d'een nog in d'andere tael schryven.

[pagina 92]
[p. 92]

1Droeven staet van onze konsten, wy 2 hebben geen' tael om ze t'oeffenen: enGa naar voetnoot2 3 verwonderen wy ons nog, terwylen zoo ve-4le Fransche, Engelsche, Hoogduytsche ver-5standen uytschynen, geenen eenen verhe-6ven geest binnen onze palen te zien opryzen!Ga naar voetnoot6

7Een merkelyk nadeel is ons nog die 8 vremde tael op de theaters. De toneelen 9 hebben hun goed en hun kwaed. Het goed 10 't welk zy inhebben, is wel voornament-11lyk dit, dat zy wonder dienstig zyn voor 12 de konsten. Dichters, muzikanten, schil-Ga naar voetnoot1213ders hebben hier de bekwaemste oeffening 14 en de nouwste proef van hunne deugd hierGa naar voetnoot14 15 heeftmen 't alderkragtigste aenwekzel vanGa naar voetnoot15 16 al waer maer ang in steekt eenen arbydGa naar voetnoot16 17 van wynige maenden heeft terstond zynen 18 loon en eenen loon voornamentlyk van eer: 19 ende dat doorgaens op een' wyze die niet 20 dan d'aldergevoeligste kan wezen aen al-21wie-ze geschied en aen alwie-er door moet 22 aengewakkert worden: en zonder twyffel 23 in Vrankryk diën luyster der konsten moetGa naar voetnoot23 24 zeer veel aen de toneelen. by ons, door 25 die vremdheyd van tael is-er geene plaets 26 voor onze dichters of zangkonstenaers.

27Voeg hier nog by dat onze theaters omGa naar voetnoot27 28 die vremde tael ons nog te slegter zyn. 29 want die stukken die wy hebben, zyn al-30le oorsprongelyk Fransche; alle toegepastGa naar voetnoot30

[pagina 93]
[p. 93]

1 aen den franschen volksaerd, niet aen den 2 onzen. doch, zulken aerd, zulke zeden,Ga naar voetnoot2 3 hertstogten, werken en gedagten. En watGa naar voetnoot3 4 verschil van den Fransman tot den Neder-Ga naar voetnoot45lander!

6Maer, waer 't dat onze tael op de tonee-Ga naar voetnoot67len was; dit alleen, dat het onze tael is, 8 waer aen vaderlandsche gemoederen een'Ga naar voetnoot8 9 behaeglykheyd te meer: men zou somtyds 10 eens iet vaderlands zien, onze bezondere 11 fouten overgehaelt, en onze deugden enGa naar voetnoot11 12 groote daden opgeluystert.

13En waer 't dat-er eenige verandering be-Ga naar voetnoot1314geert wierd; misschien waer die wel zoo teGa naar voetnoot14 15 doen, dat - men de toneelen hun meeste 16 kwaed zou benemen 't geen zy anders me-17debrengen. Men kon zorgen daer op zoo 18 welgezedigde menschen te hebben als mo-Ga naar voetnoot1819gelyk waer. En d'inboorlingen onder hunGa naar voetnoot19 20 volk, onder d'oogen van hunne ouders, 21 bloedverwanten en vrienden, zouden ze-22ker zediger leven en minder oorzaek geven 23 aen het kwaed 't geen Rousseau van hunGa naar margenoot23 24 ducht, als die de welke buy ten hun land by 25 den vremden zyn. En het waer ook ee-26ne behagelykheyd te meer de deugden en 27 grootheyd verbeld te zien door deugdzameGa naar voetnoot27 28 lieden: ten minsten en was-er niet som-29tyds d'onbehaeglykheyd van uyt den 30 mond van eenen Sardanapalus, een' Mes-Ga naar margenoot30

[pagina 94]
[p. 94]

1salien, eenen Vatinius de redens te hoorenGa naar margenoot30-54.1Ga naar margenoot1Ga naar voetnoot1 2 van eenen Cato of Lucrees. Voorts kon-Ga naar margenoot23men zorgen daer niets te laten verbelden alsGa naar voetnoot3 4 al wat zedig is, en zoo veel vaderlands 5 als mogelyk waer.Ga naar voetnoot5

6Daerenboven de toneelen van eene na-7tie zyn 't eerste, ten minsten 't aenzienelyk-8ste proefstuk van hare konsten, en 't duy-Ga naar voetnoot89delykste bewys van haren voortgang in de 10 goede gustie en konsten. Die natie dan dieGa naar voetnoot10 11 hier-in versaekt iet van 't haer te voren teGa naar voetnoot11 12 brengen, en zoo uytschy nelyke zaken gantsGa naar voetnoot12 13 van den vremden trekt, schynt haer opent-Ga naar voetnoot1314lyk ten onderen te geven aen de vremde:Ga naar voetnoot14 15 hier door dan voeden wy zeker sterk die 16 groote en nergens anders gekende vremds-17gezindheyd die wy onder ons gevoelen: 18 hier door gemisschen wy diën fynen toet-Ga naar voetnoot1819steen onzer konsten.

20Uyt alle dit opgehaelde zien wy dus watGa naar voetnoot20 21 nadeel onze konsten, door die frans ver-Ga naar voetnoot2122waentheyd leyden. Maer het zyn niet deGa naar voetnoot22 23 konsten alleen die hier door leyden; het is 24 daer door ook dat voor deze leste opgistin-25gen onzen vrydomsgeest zoo was verval-Ga naar margenoot24-2526len: want liefde tot het vaderland en kon-27sten gaen schier altyd samen: zy geven 28 veel aen elkanderen: men heeft het zoo 29 gezien by de Grieken en Romynen En in-30derdaed als 't vaderlandschap buyten 't ge-

[pagina 95]
[p. 95]

1val is van gedurig getergt te zyn; moet hetGa naar voetnoot30-55.1Ga naar voetnoot1 2 door de konsten verlicht en gevoed wor-3den of het verslapt, gelyk wy zelfs on-Ga naar voetnoot34langs hier en in Holland geproeft hebben.Ga naar margenoot4Ga naar voetnoot4 5 En van gelyken de konsten zonder vader-6landerschap zyn veel minder en verliezen 7 veel: want zal de vaderlands liefde niet 8 grooter, beter, redelyker en gesierder zyn,Ga naar voetnoot8 9 waer-ze verlicht en gedreven is door de 10 konsten? waer welsprekendheyd, gedich-11ten, toneelen, schildering, belden, opschrif-12ten, enz. niet ophouden van-ze op te wek-13ken en overal te raken? zullen ook welspre-14kendheyd, toneelen, gedigten, redekunst, 15 histori' en diergelyke niet grooter, edelder, 16 ryker zyn waer-ze begeest zyn wegens 'tGa naar voetnoot16 17 vaderland?

18En zoo zeer is onze fransgezindheyd niet 19 samenstandig met een' ware vaderlands lief-Ga naar voetnoot1920de, dat zy zelfs daer-van eenen inbreuk is.Ga naar voetnoot20 21 Daer verschillige mogendheden in onder-Ga naar voetnoot2122handeling treden, elke denkt- er haer' eer en 23 weerdigheyd aengelegen, dat het verdrag in 24 hare tael verleden zy. Valerius MaximusGa naar margenoot24Ga naar voetnoot24 25 in het capittel van de gebruyken der Room-26sche staetsbediende zegt, dat die, al warenGa naar voetnoot26 27 zy doorgaens in 't Grieks wel hervaren,Ga naar voetnoot27 28 nooit anders als in 't latyn aen de Griken 29 antwoord gaven: en dat zy die niet alleenGa naar margenoot29 30 binnen Roomen maer ook in Grikenland

[pagina 96]
[p. 96]

1 en Asia deden door taelmans spreken in 'tGa naar voetnoot1 2 latyn: dat ook de vremde talen gebannen 3 waeren uyt alle de Rechtshoven van 't 4 Rooms gebied. De redenen van die oudeGa naar voetnoot4 5 plegen bedied hy te wezen, om zoo te be-Ga naar voetnoot56waren de hoogweerdigheyd van 't RoomsGa naar voetnoot6 7 volk en van hunne ampten: om buyten 8 raek te zyn van de kracht en vloedendheydGa naar voetnoot8 9 der Grieksche sprack: om de latynsche tael 10 met meer achtbaerheyd te verbreyden on-11der alle volkeren: op dat-er niets RoomsGa naar voetnoot11-12 12 ergens-in onder t vremd en waer.Ga naar margenoot24-56.12

13Zoo eerden zy de moederlyke tael, schoon 14 zy daer van de minderheyd tegen de Griek-Ga naar voetnoot1415sche wel zagen: de hunne nog ongeschaeftGa naar voetnoot15 16 en ongeregelt; de Grieksche vol allen schikGa naar voetnoot16 17 en sierlykheyd: de hunne hard en onaen-18genaem, zoo zy zelfs belyden; de Griek-Ga naar voetnoot1819sche zoet en vloedende, ee gelyk ValeriusGa naar margenoot19Ga naar voetnoot19 20 en Seneca zeggen, Lingua volubilis: de hun-Ga naar margenoot2021ne arm en onverzien van schriften en ge-Ga naar voetnoot2122leerdheyd; de Grieksche overvloedig in al-23le konst en wetenschap: 't latyn de tael 24 van boeren en soldaten; het Grieks de spraek 25 der konsten, de spraek van een geëert en 26 aldergesierdste volk; 't latyn de tael vanGa naar voetnoot26 27 een klyn latium; het Grieks verbreyd doorGa naar margenoot27Ga naar voetnoot27 28 rykbevolkte landen in Asia en Europa en 29 in Italiën zelf: met wat oogen zouden zul-30ke vaderlanders hebben zien invoeren een'

[pagina 97]
[p. 97]

1 tael niet alleen vremd, maer ook onvol-2maekter als d'eyge?Ga naar margenoot1-2Ga naar voetnoot2

3De vaderlands liefde nochtans in een volk 4 is een onschatbaer goed. Alles is grooter, 5 edelmoediger, deugdzamer, wyzer: alles 6 is iveriger en vinniger voor bezonder enGa naar voetnoot6 7 gemeyn goed. Aenzie maer d'oude Romy-Ga naar voetnoot78nen: zoo haest zy hun vaderland in de 9 macht der Keyzers zagen, en alles boo-Ga naar voetnoot9-1010gen voor de mogendheyd van Eenen; ge-Ga naar voetnoot1011leerdheyd en konsten bleven nog; maer die 12 republieksche grootheyd, die ingenomend-Ga naar voetnoot1213heyd tot een gemeyn goed, was-er niet 14 meer. Men zag geenen Brutus meer onmee-Ga naar margenoot1415doogende als de wet zelf rechter zitten,Ga naar voetnoot15 16 straffende met de dood 's landsverraderye 17 in zyn' eyge zonen: men zag geene Curtii,Ga naar margenoot17 18 geene Decii hun leven offeren voor 't ge-Ga naar margenoot1819meyn: geenen Scipio, den grouwel vanGa naar margenoot19Ga naar voetnoot19 20 Carthago, overwinner van Hannibal enGa naar margenoot20 21 Antiochus, in vrywillig ballingschap gaenGa naar margenoot21 22 op dat zyne grootheyd aen 't vaderland 23 niets zou te duchten geven voor de rust 24 en mogendheyd door hem bezorgt: geenenGa naar voetnoot24 25 Regulus met verbeurte van zyn lyf raedenGa naar margenoot25Ga naar voetnoot25 26 het gemeyn goed, en op verbintenis van 27 zynen eed uyt d'armen van vrouw en kin-28deren keeren tot zyne beulen: men zag gee-Ga naar voetnoot2829ne Consuls, die, die de wet gaeven aen Ko-Ga naar margenoot29Ga naar voetnoot2930ningen, tot het purper geroepen uyt het

[pagina 98]
[p. 98]

1 veld, en, naer op hunnen keer den staetGa naar voetnoot1 2 verzorgt te hebben, weerkeeren tot de 3 ploeg: men zag geenen alderdeugdzaem-4sten Cato meer verschynen, om wiëns te-5gen woordigheyd alleen heel een Rooms 6 volk vermeyd stond de schaemlooze bloem-Ga naar voetnoot67feest aen den Raed te vragen. In de plaetsGa naar margenoot3-7 8 van die grootheyd en verheventheyd 9 kwam daer nae de nederige eyge-min,Ga naar voetnoot9 10 baetzugt, verwaendheyd, lafhertige on-11derworpentheyd, en vleyerye.

12Het is zonder twyffel een goed voor 13 eenigelyk wel ter tael en ter sprack te zyn,Ga naar voetnoot13 14 en zyne redens vaerdig en onbelemmert teGa naar voetnoot14 15 voeren Doch hier toe is een' zekere frank-16heyd noodig maer, gelyk by ons gezien 17 en geplogen is, wanneer zullen wy frankGa naar voetnoot17 18 zyn in die vremde tael? en aldus dan, ge-19lyk gemerkt is, stellen wy ons in gezel-20schap, in gespreek, enz moetwillig ach-Ga naar voetnoot2021ter den Fransman. Ook hy, die hier zyneGa naar voetnoot21 22 spraek, zyne drachten, kleedsels, tonce-Ga naar voetnoot2223len vind; die ons in alle dit herkent zyneGa naar voetnoot23 24 leerlingen, zyne apen en nederige groot-25achters, beld zig seffens in, dat er nietGa naar voetnoot25 26 schoon, niet groot, niet goed en is, of 'tGa naar voetnoot26 27 moet van Vrankryk zyn, en neemt niet 28 zonder reden den toon boven zyn' slegte 29 naeboetzers: en zoo moeten wy by hem inGa naar voetnoot29 30 gezelschap den rang houden van min ge-Ga naar voetnoot30

[pagina 99]
[p. 99]

1schaefde lieden. En waerlyk 't is een schand, 2 ons hier-in altyd gestelt te zien om te boo-Ga naar voetnoot23gen onder 't vremd: jae het zyn wy alleen 4 van alle d'Europische volkeren, die gelykGa naar voetnoot4 5 de barbaren, gelyk dwalende gevolktens,Ga naar voetnoot5 6 zonder staet of wetten, onze tael schamenGa naar voetnoot6 7 en verwerpen, die in ons eyge land ver-Ga naar voetnoot78meydelyk spreken met den vremden.

9Voor het vaderlanderschap eener natie is 10 zeer dienstig zoo veel eygen en bezonder 11 te hebben als mogelyk is: want waer 'tGa naar voetnoot11 12 dat de gantsche wereld overal de zelve tael, 13 staet, zeden, wetten, godsdienst, kleed-14sels, plegten en gebruyken had; menGa naar voetnoot14 15 kende geen vaderlanderschap: maer nu in 16 de verschydendheyd, allen goeden vader-Ga naar voetnoot1617lander mint al wat vaderlands is om geen' 18 andere reden als om dat het vaderlands is: 19 en zelfs hoe meer een' zaek uytwendigs 20 heeft, gelyk de tael, dragten, toneelen,Ga naar voetnoot20 21 godsdienst, zekere plechten; hoe meer zyGa naar voetnoot21 22 de gemoederen van 't volk zal aentrekken. 23 Men heeft in de Tartersche overwelding vanGa naar margenoot23 24 China een' menigte van Chinezen zien lie-25ver hun land verlaten als de vaderlandsche 26 dragt vad lang hair: het volk van Alexan-Ga naar voetnoot2627der in Asia begon hem meer te haten om 't 28 aennemen van vremd kleedsel, als om zyn' 29 ware onverdragelykheden: eenider weet,Ga naar voetnoot29 30 wat Peeter den grooten gekost heeft denGa naar margenoot30

[pagina 100]
[p. 100]

1 invoer van onze kleeding in Rusland. wy 2 weten ook dat het gebrek van onze tael teGa naar voetnoot2-3 3 weten, en Spaensche zeden in Philip denGa naar voetnoot3 4 tweeden niet wynig by ons den afkeer van 5 hem vermeerdert hebben. Waerom werken 6 wy dan om zoo bekwamen band van va-Ga naar voetnoot67derlanderschap, de moederlyke tael, te 8 bannen?Ga naar voetnoot8

9En zeker die zaken van zoo groote uyt-Ga naar voetnoot910schynendheyd, die zoo veel uytwendigs 11 hebben, tael, drachten, toneelen vremd 12 te hebben, kan niet anders op 't volk ver-Ga naar voetnoot1213wekken, als een' klynachting van al watGa naar voetnoot13 14 't ons is, en grootachting van al wat vremdGa naar voetnoot14 15 en uytheemsch is: en zonder twyffel hierGa naar voetnoot15 16 van die vremdsgezindheyd; hier van die 17 gedreventheyd om alles te willen van el-Ga naar voetnoot1718ders, schoon 't inlands tweemael beter zy.Ga naar voetnoot18 19 Zoo ontieveren wy onze konsten, weten-Ga naar voetnoot1920schappen en ambachten: zoo doen wy nog 21 voort te niet gaen die dierbaer' overblyf-22sels van onz' oude konst-en-stof-werken,Ga naar voetnoot22 23 en vremde slegtigheden in weerde zyn. ZooGa naar voetnoot23 24 staet voornamentlyk Vrankryk den ban-Ga naar voetnoot2425winkel te blyven van onze sieraden: zoo 26 staet het onze vrouwen bedwelmt te hou-Ga naar margenoot2627den op die eydele wekelykheden, die nietGa naar voetnoot27 28 en behagen als door de nieuwheyd, maerGa naar voetnoot28 29 nogtans konnen dueren om de verander-Ga naar voetnoot2930lykheyd 't is die allengskens ingeworteldeGa naar voetnoot30

[pagina 101]
[p. 101]

1 vremdsgezindheyd, die die den Nederlan-Ga naar voetnoot12der nog meer doet zyn zelven miskennenGa naar voetnoot2 3 en een klyn gevoelen hebben van zyn ey-Ga naar voetnoot34gen: 't geen hem klynmoedig maekt, en 5 belet te derren 't geen een ander dert.Ga naar voetnoot5

6Hiervan die verandering in onze zeden, 7 waervan den Heer des Roches in zyn' 8 oudsche historie van ons land in deze woor-9den klaegt: ‘Den Nederlandschen volks-10aerd,’ zegt hy, ‘is voornamentlyk 11 d'oprechtheyd en goede trouw. maer, 12 helaes, het bedrog en loozen handel zynGa naar voetnoot12 13 hier reeds ing{?}open sedert twintig ja-14ren: en eeniegelyk weet, dat het niet 15 en is, als aen 't aennememen van uyt-Ga naar voetnoot1516heemschezeden, dat wy die verandering 17 moeten wyten.’ dit zyn zyne woorden.Ga naar margenoot7-17

18Werkzamen schryver! gy eerde de goe-19de zeden, het Nedrlandsch eenvoud en op-Ga naar margenoot19Ga naar voetnoot1920rechtigheyd! jae! laet ons die vremde wan-Ga naar voetnoot2021deugd betreuren, en onze gelukkige voor-Ga naar voetnoot2122ledentheden weerverlangen. jae nu heden, 23 terwyl de religie onzer voorouders door 't 24 heylzaem licht der reden ons hier in plaets 25 van een Auto da fé en godsdienstige moor-Ga naar margenoot2526den van onnoozele ongeloovige en gewaen-27de tooveraers, in plaets van galgen, ra-Ga naar voetnoot2728ders, vuer en stank der blakende onplicht,Ga naar voetnoot28 29 niet meer kan geven als mensminnendeGa naar voetnoot29 30 vertoogen, tempels en netgespoelde stra-

[pagina 102]
[p. 102]

1ten, bestroeit met bloemen en jeugdigGa naar voetnoot1 2 groen, doorwaeyt met geurige lochien,Ga naar voetnoot2 3 galmende met den lof van God en met eenGa naar voetnoot3 4 oud ge{?}chal 't geen eertyds onze kloekeGa naar margenoot1-4 5 vaders volgde in hunne krygstogten en 6 triomfen; nu heden roep-ik met U, goe-7den man! Moribus nostris en met onzenGa naar margenoot6-7 8 ouden Lipsuis, Moribus antiquis!Ga naar margenoot8Ga naar margenoot7-8

9Maer, goed willigen vaderlander; gy zaegt,Ga naar margenoot9 10 dat onzen landsgeest ontaerdde: gy zaegt, 11 dat dit kwam van ontleende zeden: waerom 12 gingt gy niet wat veerder zien? waeromGa naar voetnoot12 13 speurde gy niet nae, van waer die vremd-14heyd kwam? Had gy dat gedaen; gy had ge-15zien, dat een volk gebracht op den voet van 16 drachten, kleedsels, tael, toneelen, lied-17jes, en al wat 't meest uytwendigs heeft 18 te trekken van den vremden, niet kan 19 misschen ook de zeden te trekken van diën 20 vremden. En zoo zoud gy gezien hebben,Ga naar margenoot14-20 21 dat het meeste van 't verderf daer gy vanGa naar voetnoot21 22 klaegt, koomt uyt d'onacht van uw' eyge 23 tael, die gy looft, en zegt ryk en overvloe-24dig te zyn, maer altyd stelt aehter die deGa naar voetnoot24 25 welke gy voor eenen Nederduytsch onvol-Ga naar voetnoot2526leerbaer en onmogelyk herkende: die gyGa naar voetnoot26 27 nooit begonst te schryven zonder een' 28 schaemlooze voorbicht van uwe gebrek-Ga naar margenoot28Ga naar voetnoot2829kigheyd. Maer peysde gy niet, dat gy dusGa naar voetnoot29 30 u in 't geval stelde van den Romeyn die

[pagina 103]
[p. 103]

1 kwaed Grieks schreef by Gellius? van ee-Ga naar margenoot12nen onbeschaemden manken die wilt dan-3sen, of valsstemmigen die wilt zingen?Ga naar voetnoot3 4 Redelyke lieden zullen wel vergeven aen 5 den eenen als hy danst en den anderen 6 als hy zingt, indiën zy dit gedwongen 7 doen: doch niemand zal zynen lach hou-Ga naar voetnoot78den. Maer als-me den manken ziet willensGa naar voetnoot8 9 dansen en den stemloozen willens zingen; 10 als-me-z-er ziet op uytzyn; dan heeft-meGa naar voetnoot10 11 recht van te lachen, spotten en verach-Ga naar voetnoot1112ten. En, alwillens doen 't geen-me voor-Ga naar voetnoot1213steeds weet te zullen kwalyk doen, wat 14 is dit anders als den Bouffon spelen?Ga naar voetnoot14

15Voorders door diën afkeer van onz' ey-16ge tael verachten wy die heylige nalaetselsGa naar voetnoot16 17 van onze voorouders, die grondwetten van 18 den staet, die hoogweerdige verbonden 19 tusschen het Volk en den Vorst: de wetten 20 op de muntzaeken, jacht, visscherye, lee-21nen, lasten, erfverkryg by doode handen:Ga naar margenoot19-21Ga naar margenoot21 22 die instellingen, onderrichtingen en plyt-Ga naar voetnoot2223wyzen der Raeden en gerechtschappen:Ga naar voetnoot23 24 die oude stukkeu, die, gelyk gezeyd is,Ga naar voetnoot24 25 de gondvestingen zyn van de tegenwoor-Ga naar voetnoot2526dige zeevaert-wissel-en-krygsrechten: wel-Ga naar margenoot2627ke alle oorsproenglyk zyn in 't Nederduyts.Ga naar voetnoot27 28 Wy werken dus, om die zoo kostbare wet-Ga naar voetnoot28-64.129stellingen, die d'uyterste proef van genoeg-30zaemheyd in d'aldergrootste voorlede be-

[pagina 104]
[p. 104]

1volktheyd ondergaen hebben, die ons ook 2 heden overal in steden en op t plat land 3 eenen schik en regeitucht bezorgen, dieGa naar voetnoot3 4 alle ryz{?}gers bekennen nergens anders te 5 vinden; wy werken, zegg' ik, om die dier-6bare nalaet{?}els niet meer te verstaen en in 7 eenen eeuwigen nacht te verdoempelen.Ga naar voetnoot7

8Maer, zal-me zeggen, om 't kwaed teGa naar voetnoot8 9 meyden van 't ongebruyk der moederlykeGa naar voetnoot9 10 tael; wy zullen het Frans hier de moeder-11lyke tael maken: wy zullen het doen de 12 tael worden van ons Nederland. Ik ant-13woorde vooreerst, dat deze verplantte tael 14 altyd den aerd van haren nieuwen grond, 15 den Nederduytschen aftrek, geheel neder-Ga naar voetnoot1516duytsche woorden, en nederduytsche uyt-17drukkingen zou behouden: gelyk men reeds 18 in een deel van Brussel begonst ziet: en ditGa naar voetnoot18 19 zou wederom een ander wals worden. DochGa naar voetnoot19 20 met het walsch hadden wy wederom nietGa naar voetnoot20 21 met allen: want de Walen zyn niet naeder 22 aen de fransche welsprekendheyd en ey-Ga naar voetnoot2223genschap der tael, als wy, gelyk wy da-Ga naar voetnoot2324gelyks ondervinden in onze rechtshoven, 25 en blykt uyt de hier voor opgehaelde ge-26tuygenissen van den Heer Paquot en ande-27re: en gelyk voorders aen eenen goedenGa naar margenoot25-27Ga naar voetnoot27 28 Fransgeleerden klaer zal blyken indiën hyGa naar voetnoot28 29 de verzameling van de stukken die onze te-30genwoordige staetszaken aengaen wilt in

[pagina 105]
[p. 105]

1 de hand nemen en de vertooningen vanGa naar voetnoot1 2 onze Walsche provincien overwegen.

3Maer, om d'onderstelling van die onbe-4wuste verfranssing kort te maken; dat on-5ze taelbanners maer eens aenmerken, datGa naar voetnoot5 6 zy die nooit verder zouden brengen als om 7 te maken, dat den stedeling niet meer konGa naar margenoot5-7 8 spreken met zyn' omgezetene landzaten,Ga naar voetnoot8 9 met diën die hem dagelyks met zyne win-Ga naar voetnoot910ningen koomt pyzen, met zynen huer-11ling, met zynen akkerman: om te maken 12 dat den eenen gebuer den anderen niet ver-13stae, dat men onder 't zelve dak, in den 14 zelven heerd taelmans noodig heb. MaerGa naar voetnoot14 15 Godt bewaer ons van de middels die de ta-16len doen veranderen of ooit verandert heb-17ben! dit zyn sterftens, uytlandingen, vyand-Ga naar voetnoot1718lyke overstroomingen, geweldenaryen en 19 diergelyke jonstjes van het lot der volkeren.Ga naar voetnoot19

20En d'ongelukkige ondervinding leert, dat 21 wy niets van de fransche tael te verwach-22ten hebben: want zy is hier al over de d{?}yGa naar voetnoot22 23 hondert jeren gevestigt: en over ontrentGa naar voetnoot23 24 twee hondert dertig jaren was-ze zoo ver-25re, dat-er nouwelyks eenen man, zelfs 26 geene vrouwe van tref gevonden wierd, ge-Ga naar voetnoot2627lyk Guicciardinus zegt, die geen frans en 28 sprak: waerom diën schryver ook ergens 29 oordeelt dat hier in 't kort alles zou frans 30 geworden zyn. Ook die tael is hier overGa naar margenoot23-30

[pagina 106]
[p. 106]

1 de dry hondert jaren de tael van 't Hof, 2 van 't Gouvernement, van de Raeden, en,Ga naar voetnoot2 3 't geen volgt, van den edeldom en van al 4 wat iet wilt wezen. Zy is schier de gemy-Ga naar voetnoot45ne tael van Europa: zy is als op haren 6 aenzinelyksten autaer ter uytsluyting vanGa naar voetnoot6 7 d'onze geplaetst op den theater: en, 't geenGa naar voetnoot7 8 al is, zy is hier geacht met een' blinde in-9genomendheyd. En is zy met alle dat voor-10deel nu verder als in den tyd van Guicciar-11dinus, over 200. jaren? is zy nu meer on-Ga naar margenoot10-11Ga naar voetnoot1112ze tael geworden als-ze dan was?Ga naar voetnoot12

13Waer 't zaken vast besloten was voor-Ga naar voetnoot1314taen het frans onze moederlyke tael te 15 maken, wat zouden onze verfransers al meer 16 konnen doen voor die tael boven de hier 17 opgehaelde voordeelen die zy reeds geno-Ga naar voetnoot1718ten heeft? zullen wy nog gelyk aen Ier-19land is gebeurd, alle onze oude charters,Ga naar margenoot18-19 20 wetten, boeken, schriften verbranden en 21 geen een' vlaemsche letter overlaten? zul-22len zy ons onze moederlyke tael verbie-23den te spreken of te ichryven? zullen zy 24 de vlaemsche scholen verbleden en niet ge-Ga naar voetnoot2425doogen dan fransche? Dit zyn nogtans de 26 naefte middels die-er nog voor 't frans teGa naar voetnoot26 27 beproeven zyn. Maer hoe krachtig zy ook 28 schynen; zy zouden nogtans boven d'on-Ga naar voetnoot2829mogelyk hekd van-z'in 't werk te leggen,Ga naar voetnoot29 30 nog niet genoegzaem zyn, niet alleen om

[pagina 107]
[p. 107]

1 het Nederduyts te verjagen, maer ook niet 2 om het frans te doen een waer en oprecht 3 frans wezen. Ook, schoon alle die middelsGa naar voetnoot3 4 sedert zoo langen tyd schier in hunn' uyter-5ste strengheyd tegen d'Iersche tael gekruyktGa naar voetnoot5 6 zyn; is d'Engelsche nog verre van de moe-7derlyke te worden in Ierland. En zoo moye-Ga naar margenoot3-78lyk is het een volk te doen gants veran-9deren van tael, dat-me nooit stad, land-Ga naar voetnoot910schap, vlekke zig ziet ontmaken van hareGa naar voetnoot10 11 straet-tael, of patois. Zoo houden de Wal-12sche gewesten, Normandiën, Bretaniën, 13 Provence, Languedoc hunne bezondere 14 zey - taelen, schoon-er by hun niets ge-Ga naar voetnoot1415geschreven word, niets in achting is, als 16 frans: zoo houd Luyk zyne leelyke tael, 17 schoon zy die, gelyk Guicciardinus zegt, 18 van over 200. jaren al schaefden en ver-Ga naar voetnoot1819berbeterden.Ga naar margenoot16-19

20Ten zy wy dan door onze domme frans-21verwaentheyd by den alfranswillenden 22 Fransman die alles schat nae 't frans, wil-Ga naar voetnoot2223len blyven den naem verdienen van Gros-Ga naar voetnoot2324siers Flamands; 't en zy wy moetwillig on-25ze konsten, ambachten, wetenschappen 26 willen gekrenkt houden; 't en zy wy bot-Ga naar voetnoot2627telyk willen versaeken alle eer en achting 28 onzer natie; 't en zy wy wel veel minder 29 vaderlands liefde dragen als wy onlangsGa naar margenoot29 30 schynen getoont te hebben; wy moeten 31 het frans verlaten.

[pagina 108]
[p. 108]

1Maer laet het ons gewillig doen: want, 2 alles in acht genomen, het is ons oneyn-3dig beter: niet alleen om dat het de moe-4derlyke tael is, maer ook om zyn' eyge 5 hoedanigheden, gelyk hier naer zal blyken.Ga naar voetnoot5

6De Duytsche is een' oude oorsprongly-Ga naar voetnoot67ke tael. Het is die, de welke hier gebragtGa naar margenoot6-7Ga naar voetnoot7 8 is van voor Cesars tyden, door die Duyt-Ga naar margenoot89sche, onze voorouders, die de Gallen of 10 Walen verjaegt en zig hier nedergeslagenGa naar voetnoot10 11 hebben, en die zelve spraek, die ten ty-12de der Romynen hier en in Duytsland de 13 moederlyke tael was en met lichte ver chil-14ligheden nog is. Uyt den zelven Cesar, Ci-15cero, Quintilianus, Plinius en andere zienGa naar margenoot14-15 16 wy dat de Gallen Rostrum, Anserem, Cre-17tam testaceam, Picem, Asserem, Aurigam, 18 Jurisdictionem in hunne tael noemden Bec-19cus, Gansa, Merga, Becha, Planca, Rhe-20darius en Ambactus en gelyk wy in onze 21 tael zeggen, Bek, Ganze, Mergel, Pek, 22 Plank, Ryder, Ambacht, als Hulster-am-23bacht, Axel-ambacht, enz. Het is die zel-Ga naar margenoot22-2324ve, de welke met eene verbastering van't 25 Latyn in Spaniën het Spaens, in Italiën 26 het Italiaens en in Vrankryk het Frans ge-27maekt heeft: die den grond is van 't En-Ga naar margenoot23-2728gels: en het Zweedsch en Deensch voor 29 echte zusters kent. Hier tegen is de Fran-30sche en andere van Europa een Latyns-

[pagina 109]
[p. 109]

1duyts basterdkind nog geen 700. jaren oud.

2De Duytsche tael is verdeylt in Hoog-3duytsch en Nederduytsch: waer van d'ee-4ne niet meer de moeder tael of ouder is, 5 als d'andere: gelyk by de Grieken d'eene 6 der vier dialecten niet meer oorspongelykGa naar voetnoot6 7 is als d'andere. Het Nederduyts is d'onze. 8 nochtans in het spreken nemen wy wel 9 somtyds volgens de Fransche benaeming 10 van Allemanden Flamand het woord Duytsch 11 voor Hoogduytsch, en Vlaemsch voor Ne-12derduytsch.

13Ons Nederduytsch verstrekt zig over dryGa naar voetnoot13 14 vierdens van onzen tegenwoordigen staet, 15 geheel den Hollandsehen, een groot deelGa naar voetnoot15 16 van 't Luyks en eenige voordere deelenGa naar margenoot15-16Ga naar voetnoot16 17 van 't Keyzerryk en van de Landstreke be-18neden de vereenigde Nederlanden: in zul-Ga naar margenoot17-1819ker voegen dat Oostwaerts en Noordwaerts 20 het land-in niet mogelyk is te zeggen op 21 wat plaets het Hoogduytsch schyd van 'tGa naar voetnoot21-22 22 Nederduytsch. En Guicciardinus acht Ne-23derduytsch de gantsche groote Landstreek 24 van Gravelingen af tot Dantzig, en Pom-25meren toe. Inderdaed de spraken der kus-Ga naar margenoot22-25Ga naar margenoot24-2526ten en bezonderlyk die der Hanze-steden,Ga naar margenoot26 27 Hamburg, Lubeck, Dantzig, Embden enz. 28 zyn meer Nederduytsch als Hoogduytsch: 29 en zelfs wy spreken met hun zeer gemak-Ga naar voetnoot2930kelyk, daer-ze eenen OpperhoogduytschGa naar voetnoot30 31 bynae niet en verstaet.Ga naar voetnoot31

[pagina 110]
[p. 110]

1Onze tael heeft veel gemeyns met die 2 de welke van alle talen der wereld de beste, 3 de gesierdste, de woord-en-konstrykste is,Ga naar voetnoot3 4 de Griekfche: zonder dat nogtans ergens-Ga naar margenoot1-45uyt t'oordeelen is, dat d'onze joenger zyGa naar voetnoot5 6 als die. voor eerst, wy hebben dry genera 7 gelyk de Griken: wy hebben de articuliGa naar voetnoot7 8 den, de, het; zy ho, he, to, te, ton, ten, 9 enz. hun woord mellein koomt in gebruyk 10 en beteekening overeen met 't ons zullen:Ga naar voetnoot10 11 hunnen comparativus gaet uyt in eros, den 12 onzen in er: hunnen superlativus in tatos 13 of stos, ste, stes, sten, enz. den onzen in 14 ste, sten: Nieuw, neos; Nieuwer, neote-15ros; Nieuwsten, neotatos: Goet, agathos; 16 Beter, belteros; Besten, beltistos. De griek-17sche infinitivi gaen-uyt in ein, d'onze in 18 en: gelyk Leichein, lekken: zy gebruyken 19 hunne infinitivi ontrent gelyk wy. zoo zeg-Ga naar voetnoot1920gen zy to zeëin, eis to zeëin, enz. daer wyGa naar voetnoot20 21 zeggen Het zieden, te zieden, om te zie-22den, met te zieden, van te zieden. zy ver-23dobbelen d'eerste sillaeb van hunne prete-Ga naar voetnoot2324rita; wy zetten voor d'onze de sillaeb ge: 25 gelyk legein, Zeggen; lelecha, Gezeyd; 26 plattein, Plakken; peplaka, Geplakt; ge-27laein, lachen; gegelaka of gegelaken, Ge-28lachen. In rymen of versen nemen zy, ge-Ga naar voetnoot2829lyk wy, alleenelyk opzigt op vernederenGa naar voetnoot29 30 of verheffen der sillaben, en niet, gelykGa naar voetnoot30

[pagina 111]
[p. 111]

1 de Latynsche, op kortheyd of langheyd. 2 Ook hebben wy vele woorden zoo veel als 3 gemeyn met de Grieken, gelyk in den vol-4genden lyst te zien is. Ego, ik: moi, my: 5 emon, myn: allos, heter, ander: holos, heel, 6 al: diploos, dobbel: polu, veel, vol: neos, 7 nea, nieuw: nun, nu: hen, heni, hena, 8 een, eenen: duo, twee: treis, tria, dry: 9 hex, zes: hephta, zeven: okto, acht: ennea, 10 negen: malista, meest: apo, af: huper, op, 11 over: pro, voor: amsi, om: meta, met: 12 ekeinos, dengenen: sun, samen: sumpektos, 13 saemgepakt: brachunein, breken, korten: 14 ther, dier: kephale, kop, kopf: okkos, oog: 15 chole, galle: titthos, tette, mamme: he-Ga naar voetnoot1516par, lever: odontes, tanden: nephroi, nie-17ren: ker, kardia, hert, hart: gonu, knie: 18 poes, podes, voet, voeten, poot, pooten: 19 stomachos, maeg: asthma, aessem: peter,Ga naar voetnoot19 20 pater, vader: meter, mater, moeder: thu-21gater, dochter: logoi, leugens, logens: 22 logostrepein, logestreepen, gelyk in den 23 charter van Grimben ingevoegt in den al-24gemeynen costuemboek van Brabant en el-Ga naar margenoot22-2425ders: nux, nuctos, nucte, nacht: te hole 26 nucti, den heelen nacht: aster, astera, ster-27ren: onoma, naem: thura, deur: oinos, 28 wyn: bolos, klot, kloot, bol: schia, schae, 29 schaduwe: geranos, kraen: pur, vuer: leon, 30 leeuw: karabos, krabbe, kreft: men of man,Ga naar voetnoot30

[pagina 112]
[p. 112]

1 maend: mene of mana, maen: platus, plat, 2 wyt: platupoes, platvoet: malakos, malsch: 3 kosmios, kuysch: skafe, schip, schiff: ela-4te, latte, sperre: moros, moord, dood:Ga naar voetnoot4 5 mus, muys: nefele, nevel: neottia, nest: 6 skomma, schimp, schamp: flegma, fluyme:Ga naar voetnoot6 7 ostron, oester: oön, ey: poterion, pot: eru-8thros, rood: jeme of fama, faem: sakkos, 9 zak: aischune, schaemte: anaisc{?}os, on-10be chaemd: aisschos, aischros, eysschelyk,Ga naar voetnoot10 11 afg{?}ysselyk: stigma, steck: esticha, estichen, 12 gesteken: lakkos, laek, gragt, poel: helos,Ga naar voetnoot12 13 poel, waer van Helle, toehellen, afhel-14len: klimax, leeder, waer van klimmen,Ga naar voetnoot14 15 stulos, styl: schidzein, schyden: austeros, 16 stuer: sigaëin, zwygen: eluza, gelost: lusis, 17 lossing: staëin, staen: kumbon, kumbion, 18 komme: kolobion, kolder: rakos, rok: ren-19chein, ronchos, roenken, geroenk: stufein,Ga naar voetnoot19 20 stoppen, styven: octar, uyder: amelgein,Ga naar voetnoot20 21 melken: plattein, plakken: peplaka, ge-22plakt: trapein, trappen: eoös, oostsch: kop-23tein, kappen: edein, eten: leichein, lek-24ken: lineos, lynen, lynwaedt: mezos, mid-25den: metreëin, meten: amaëin, maeiën: 26 mignuëin, mengen: eleëinos, ellendig: gar-27garidzein, gorgelen: stenein, stenen: zelo-28zos, jaloes: hora, uer: notios, nat: notis, 29 nat, nattigheyd: hudromula, watermeu-30len: skopein, schouwen, zien: episkopien,

[pagina 113]
[p. 113]

1 beschouwen: zeëin, zieden, ziën: axioein, 2 achten: damaëin, tammen: koilas, koilos,Ga naar voetnoot2 3 kuyl, dal, hol, diep: bradzein, branden: 4 spoede, spoed: spoedein, spoeden: tumbos, 5 tombe: fradzein, prazelen, praten: lastein,Ga naar voetnoot5 6 lasteren: neïdein, neyden, beneyden: thar-7rein, darren, derren: glenos, glans: era,Ga naar voetnoot7 8 eerd, aerde: en veel meer andere hier te 9 lang om op te haelen, en wytloopiger op-Ga naar voetnoot910gezamelt door van Leeuwen en Wolfgan-11gus Lasius.Ga naar margenoot10-11

12Een' zaek, waer-in onze tael seffens byGa naar voetnoot12 13 de min diepzinnige een kwade oog heeft,Ga naar margenoot13Ga naar voetnoot13 14 is d'ongeregeltheyd in de spel wyze. MaerGa naar voetnoot14 15 dit is een gebrek meer van ongesiertheydGa naar voetnoot15 16 als van ondeugd, meer in schyn als in we-Ga naar voetnoot1617zen. want schoon den eenen verschilliglykGa naar voetnoot17 18 spelt van den anderen; wy verwekken geene 19 dobbelzinnigheyd, en beduyden altyd de 20 zelve klanken door verschillige letters. En, 21 ingevalle men maer ons Nederduytsch wiltGa naar voetnoot21 22 aendragen; dit gebrek zal gouw gebetertGa naar voetnoot22 23 zyn. En wat is het te verwonderen dat ee-24ne tael, die tot hier toe altyd veracht ge-25bleven is, en die om die verachtheyd nog 26 niets groots, 't welk eens de spelwyze door 27 zyn' uytmuntendheyd vestigen kon, voorGa naar voetnoot27 28 den dag gebragt heeft, iet ongesierds be-29houden heeft? De Latynsche is onder de 30 schaef der letterkondige geweest tot naerGa naar voetnoot30

[pagina 114]
[p. 114]

1 den tyd van Cicero toe: en men ziet uytGa naar margenoot1 2 Suetonius de Claris grammaticis en andere,Ga naar margenoot2 3 dat die tael onder hunne handen wel mer-4kelyke verandering ondergaen heeft. En 5 wat scnavingen heeft de Fransche niet ge-Ga naar voetnoot56leden? zeker meer dan d'onze ooit zou 7 noodig hebben.

8En laet de Fransche hier-in geregelderGa naar voetnoot8 9 zyn als d'onze: in die geregeltheyd zelf 10 schuylt een kwaed 't welk nog erger is als 11 onz' ongeregeldheyd: te weten d'overvloe-12digheyd van uytnemingen. by ons zyn deGa naar voetnoot12 13 letteren behalven alleenelyk de E altyd 14 van den zelven klank en kragt, zelfs ook 15 de diftongen of dobbelstemmige by de fran-16sche zyn de regels der spelwyze alleen al 17 ontrent zoo groot als onze gantsche letter-Ga naar voetnoot1718konst. en dat-men eens alleenelyk hunne 19 letters overwege; zy hebben-er wynige 20 die niet verschillig in verschillige woordenGa naar voetnoot20 21 moeten uytgesproken worden. De letter 22 A somtyds als een E, gelyk in païs: de 23 C somtyds als K, somtyds als S, somtyds 24 als G, gelyk in cause, ceder, second: de E 25 somtyds als onze E, somtyds als A, en 26 andere klanken: en is verschillig in alle 27 deze woorden, ainé, prêtre, le, mentir: de 28 G klinkt somtyds als d'onze, somtyds als 29 zi, gelyk in gant, gener, en nog anders 30 in digne: de H somtyds verzwegen, som-

[pagina 115]
[p. 115]

1tyds niet, als in honneur, honte: de I som-2tyds als een' ware I, somtyds als E, ge-3lyk in finir, fin: de L somtyds enkel, som-4tyds als oft-er een' I by was, als in ville, 5 brillant: de M en de N, somtyds als by 6 ons, somtyds door den neus vergalmt,Ga naar voetnoot6 7 en somtyds d'eerste als de tweede, gelykGa naar margenoot7 8 in mine, nom, non, condamne{?}: de S som-9tyds als by ons, somtyds als eene Z, als 10 in seve, devise: de T somtyds als d'onze, 11 somtyds als een S, gelyk in toi, ration: 12 de U somtyds in haren waren klank, som-13tyds als eu, gelyk in une, un: de X som-14tyds als ks, somtyds als een S allen, alsGa naar voetnoot14 15 in vexer, Bruxelles: voeg-er dan nog eens 16 by hunne zoo menige diftongen, en dieGa naar voetnoot16 17 vocalen die-ze met meer letteren schry-18ven: wat regels zyn er nit noodig om dieGa naar voetnoot18 19 alleen te leeren wel uytspreken en t'onder-20schyden! by voorbeld wat regels en uyt-Ga naar voetnoot2021nemingen zyn - er al niet noodig voor de 22 lezing der volgende woorden: haïr, air, 23 païs, abbaïe, vaillant, lien, lient, lioient, 24 reine, veille, obeïr, nier, hier, sieur, cieux, 25 yeux, judicieux, bout, août, François, volks-26naem, François, mansnaem, enz. voeg-27er nog voorders by de menigte van regels 28 op het verzwygen van vele letters en dier-Ga naar voetnoot2829gelyke, als by voorbeld dat-men Anglois, 30 août, paon, taisoient, vent, moet uytspre-

[pagina 116]
[p. 116]

1ken Anglé, oe, pan, tezé, van en duy-2zent diergelyke. zoo dat die lichte ongere-Ga naar voetnoot23geldheyd onzer spelwyze een ongelykbaerGa naar voetnoot3 4 minder kwaed is als die overregeldheyd derGa naar voetnoot4 5 fransche. des te meer, daer die menigte van 6 uytnemingen een onbeterbaer gebrek is, enGa naar voetnoot6 7 onze ongeregeldheyd gemakkelyk weg te 8 nemen is, gelyk ik hier naer voorstelle.Ga naar voetnoot8

9Daerenboven onze tael is in haer eygenGa naar voetnoot9 10 zoo geregelt, zoo eenstemmig in hare dee-11len, zoo eenvoudig, dat ik, naer alles welGa naar voetnoot11 12 overwogen te hebben, my laet' voorstaen, 13 dat zy zoo wynige uytnemingen verschaft 14 en zoo luttel' regels noodig heeft, dat on-15ze gantsche letterkonst niet half zoo grootGa naar voetnoot15 16 is of moet wezen, als de Grieksche, La-17tynsche, Engelsche, Fransche. Die van't 18 Hoogduyts om hare veranderingen van vo-19calen en diftongen in de substantiva en ver-20ba, en andere diergelyke bezonderheden, 21 die wy niet en hebben, is ook veel groo-Ga naar voetnoot2122ter als d'onze.

23Daer zyn-er die hun laten voorstaen,Ga naar voetnoot23 24 dat-er in 't Nederduyts niets zoo welluy-25dende is, als in't Frans: andere, als-ze ee-26nig schrift van nieuwere tyden lezen, springt 27 terstond tegen 't hoofd de vremdheyd die-28ze vinden in zommige woorden; maer dit 29 zyn die, de welke geen vlaems en kennenGa naar voetnoot29 30 of gewoon zyn, als de straet-tael, de taelGa naar voetnoot30

[pagina 117]
[p. 117]

1 van hunne dienstboden, van de mindersoortGa naar voetnoot1 2 van 't volk, van straetliedjes, slechte boe-3ken, slegte plytstukken en diergelyke: die 4 niet en weten of in aendagt nemen, dat wy 5 inderdaed in onze tael noch niet schoonsGa naar voetnoot5 6 en hebben, en dat - ze zelfs nog van nie-Ga naar voetnoot67mand gesierdelyk gebruykt word: de wel-Ga naar voetnoot78ke niet en denken, dat de spraek der wel-9opgebrachtte en geleerde lieden zoo wel in 10 onze tael als in alle andere verschilt van 11 die van 't straetvolk. en men ziet uyt ee-12nige streken van Plautus en Terentius, datGa naar margenoot12Ga naar voetnoot12 13 de Romynen ook eene lingua vernacula, 14 slavetael, straettael, boeretael hadden. OokGa naar voetnoot14-15 15 alle taelen moeten lomper zyn in lompere 16 monden: en die sierlyke uytspraek moet we-Ga naar voetnoot1617gens de geleerdheyd komen. Den dichtry-Ga naar voetnoot1718ken Gellert heeft den overleden FrederikGa naar margenoot18 19 van Pruyssen doen verwondert staen overGa naar margenoot19 20 de gevoegzaemheyd der Duytsche tael, dieGa naar voetnoot20 21 nogtans veel harder is als d'onze. Ook ee-22ne tael in de welke men nog niet gewoon 23 is iet anders te hooren als slegtigheden,Ga naar voetnoot23 24 moet daerom alleen mishagen: en tot hier 25 toe hebben wy nog geene spraek van ge-Ga naar voetnoot2526leerdere lieden: want wy hebben-ze nog 27 niet geoeffent of geschaeft. Hoe is het dus 28 te verwonderen dat d'ooren van 't gemynGa naar voetnoot28 29 voorkomen zyn tegen onze tael!Ga naar voetnoot29

30En, indiën men - ze in haer eygen be-Ga naar voetnoot30

[pagina 118]
[p. 118]

1schouwt; zy moet in welluydendheyd aenGa naar voetnoot1 2 geen' andere wyken. want gelyk zy niet 3 gegrond is op een' vremde; zoo heeft zyGa naar voetnoot3 4 nog veel van die oorsprongelyke natuerlyk-Ga naar voetnoot45heyd van als men met de stem, gelyk metGa naar voetnoot5 6 gewys en teekens, de zaken niet alleen be-Ga naar voetnoot67diet, maer als naeged{?}en heeft. zoo merkt-Ga naar voetnoot78men de grootheyd, kragt, gewigtigheyd 9 en grouwel gemakkelyk in deze, Groot,Ga naar voetnoot9 10 zwaer, grof, plomp, klomp, stroom, kragt, 11 sterk, straf, magt, mogendheyd, storm,Ga naar voetnoot11 12 zwert, donker, vermoorden, moordenaer,Ga naar voetnoot12 13 grouwel, grouwzaem, schroom, schrik, af-14grond, duysternis: de lichtheyd en gouwig-Ga naar voetnoot1415heyd in deze, licht, blikscm, vlugt, vlam-16me, iederen, vleugel, flidderen, wispelen,Ga naar voetnoot16 17 slibberen, huppelen, worstelen, spertelen, snel.Ga naar voetnoot17 18 wie ziet het beteekende niet naegedaen in 19 vink, koekoek, gedruys, bersten, perssen,Ga naar voetnoot19 20 vringen, huylen, fluyten, schuyffelen, hey-Ga naar voetnoot2021gen, plakken, kryssen, kryten, krochen,Ga naar voetnoot21 22 zuchten, klinken, schetteren, bliksem, don-23der, daveren, gedruys, dringen? wat is-er 24 vleyiger als onze Diminutiva, Een zoentje,Ga naar voetnoot24 25 liefsle kindje, hertje, mondje, mondjen, mon-26deke, mondeken, lipjes, lipjens, lipkens, 27 lippekens, enzoovoorts? Met dan naederGa naar voetnoot27 28 te zyn aen de natuer, moet dus onze taelGa naar voetnoot28 29 haer beter voegen tot allerley uytdruk-Ga naar voetnoot2930kingen en nouwe verbeldingen, ende dusGa naar voetnoot30

[pagina 119]
[p. 119]

1 beter zyn tot het verwekken der gevoelig-2heden, als de fransche, die niets van de 3 versche natuer, maer alles veronteygent enGa naar voetnoot3 4 verandert van andere taelen heeft: waer 5 door dus d'onze veel bekwamer waer voorGa naar voetnoot5 6 welsprekendheyd, dichterye, toneelen, en 7 bezonderlyk heldedichten en treurspelen.

8In vergelyking van d'onze met de Hoog-9duytsche, is d'onze veel zoeter. voor eerst 10 de Hoogduytsche heeft veele diftongen of 11 dobbelstemmige, die zeker harder en zwaer-12der zyn als d'enkelstemmige of vocalen: 13 d'onze heeft-er zeer wynig: en die zyn dan 14 nog zagt en wynig verschillig van enkel-Ga naar voetnoot1415stemmige, daer in tegendeel de hoogduyt-Ga naar voetnoot1516sche dobbelstemmige overal zeer hard uyt-Ga naar voetnoot1617gedrukt worden. Ten tweeden de Hoog-18duytsche heeft ook veel meer consonanten 19 of stemlooze letters als d'onze, die hunne 20 tael zeer hard maken. by voorbeld zy zeg-21gen sanft, tzwisschen, funf, tzehen, tzwant-22zich, funftzich, tzu, durch, vernunft, du 23 zetstest, du thatest, euern, schwester, du 24 schwemst, kopf, pferd, sturtzen, daer wyGa naar voetnoot24 25 zeggen zagt, tussen, vyf, tien, twintig, 26 vyftig, te, door, vernuft, gy zetde, gy 27 deed, uwen, zuster, gy zwemt, kop, peerd, 28 storten. en men moet maer de twee taelen 29 hooren spreken om te gevoelen hoe veel 30 d'onze zoeter is.

31de kortheyd of langheyd eener tael kan

[pagina 120]
[p. 120]

1 wynig doen tot haere deugd of ondeugd.Ga naar voetnoot1 2 De grieksche is lang, en misschien wel de 3 langste van die de welke wy heden ken-4nen: nogtans zy laet daerom niet de besteGa naar voetnoot4-5 5 van alle te zyn. Of d'onze langer is als 6 de fransche of latynsche is niet wel vastGa naar voetnoot6 7 te stellen. Nochtans als men-ze neffens deGa naar voetnoot7 8 fransche by vertaeling gedrukt ziet, ge-Ga naar voetnoot89meynelyk loopt den druk van d'onze ver-10der. maer dit schynt meest te komen vanGa naar voetnoot10 11 diën dat wy vele van onze vocalen uyt-12drukken niet met eene, maer met twee let-13ters: te weten altyd dan, als deze vocalen 14 lang zyn. zoo schryven wy dus de lange a, 15 i, u, met aa, ii, uu, of met ae, ie oft ue, 16 en de lange e en o, met - ze te verdobbe-Ga naar voetnoot1617len, ee, oo, het welk een' menigte letters 18 meer geeft. Daer en boven onze tael word 19 tot nog toe altyd miskent, mishandelt en 20 met veel overtolligheyd geschreven. Ik heb 21 dikwils menige latynsche Hexametra vanGa naar margenoot21 22 13. 14. 15. 16. of 17. sillaben overgezet in 23 evenveel van onze gemeyne rymen van 12.Ga naar voetnoot23 24 en 13. sillaben, zonder iet gevoeligs vanGa naar voetnoot24 25 d'uytdrukkingen van 't latyn te verliezen. 26 Zoo ziet-men hier voor de zes en een halfGa naar margenoot26 27 verssen van Juvenalis Nam quid rancidiusGa naar margenoot27 28 &c. overgezet in gelyke zes en een half 29 vlaemse. en indiën men daer de sillaben en 30 ook de letters wilt tellen, zoo nogtans dat-

[pagina 121]
[p. 121]

1men de twee letters der lange vocalen maer 2 voor eene letter rekene; daer zullen-er van 3 elks minder zyn in't vlaems, als in't latyn.

4Onze tael is zonder twyffel veel ryker 5 als de fransche. en alwie-ze byde wel kent,Ga naar voetnoot5 6 zal dit beleyden: en den Heer Des Roches 7 in zyn lest uytgegeve werk betuygt hetGa naar margenoot7 8 duydelyk Ook als wy eene fransche verta-9ling zien van Tacitus, van Cesar, CiceroGa naar margenoot9 10 en andere, verwonderen wy terstond, datGa naar voetnoot10 11 het frans zoo groote omgangen moet ge-Ga naar voetnoot1112bruyken, daer wy zoo nauw het latyn kon-Ga naar voetnoot1213nen naedoen. Wy verwonderen ons seffensGa naar voetnoot13 14 dat - men in 't frans niet en kan zeggen,Ga naar voetnoot14 15 wiëns zoon zyt gy, de plank staet, de plank 16 ligt daer, en menige andere. En eene groo-17te rykheyd onzer tael koomt, uyt diën zy,Ga naar voetnoot17 18 gelyk de grieksche, zoo gevoegzaem is omGa naar voetnoot18 19 van meer woorden een te maeken. hier doorGa naar voetnoot19 20 konnen wy alle de grieksche konstwoorden 21 naedoen, en somtyds die te boven gaenGa naar voetnoot21 22 met d'eygenheyd van het beteekende nog 23 naeder te treffen. men kan hier - van ver-Ga naar voetnoot2324bazende staeltjes zien in de Hollandsche ver-25talingen van Lucretius, Descartes en an-Ga naar margenoot2526dere. men kan dit nog naeder beproeven 27 met overzettingen te doen uyt het grieks. 28 wy zullen, by voorbeld, zeer gemakke-29lyk naedoen Homerus in zyne Batracho-Ga naar margenoot2930myomachia in zyne gemaekte vors-en-Ga naar margenoot30

[pagina 122]
[p. 122]

1muyze-namen limnocharis, venlust: phy-Ga naar voetnoot12signatus, blaeskaek: hydromedusa, water-3heerschap: psicharpax, morzelvatter: trox-Ga naar voetnoot34a{?}a, broodslokker: lychomyle, lekkemeu-Ga naar voetnoot45len: pternotrocta, hespeknager: leichopinax, 6 schotellekker: tyroglyphus, kaesholler: 7 embasichitros, potkruyper: troglodytes, 8 spleetsnapper: teutloeus, beetzak: polyphe-9mus, raeskeel: crambophagus, kooleter: 10 limnisius, poelgaft; hydrocharis, waterlust: 11 borborocoetes, slyktuymelaer: prassophagos, 12 porreyeter: cnissodioctes, geurvolger: pelo-Ga naar voetnoot1213bates, moortreder: sitophagus, spysnutter:Ga naar voetnoot13 14 prassoeus, koolgroen: artepibulus, brood-15jager: meridarpax, brokvatter. de welke 16 ik zoo overzette zonder uytzoeking, ofGa naar voetnoot16 17 achterlaeting, maer zoo gelyk-ze den boekGa naar voetnoot17 18 voorgeeft. het welk zeker het frans nog 19 latyn niet zullen naedoen.

20Om dus de Fransche de minderheyd van 21 hunne tael seffens te doen zien, dat-menGa naar voetnoot21 22 hun maer eens eenige van zulke als de voor-Ga naar voetnoot2223gaende saemvoegsels doe overzetten; hoeGa naar voetnoot23 24 verre zullen - z'achterblyven! Dan, dat-25men maer neme een vlaems woord 't welk 26 eerst te voren koomt, en dat-men er-vanGa naar voetnoot26 27 beginne saemvoegsels te maken met - er 28 naer te voegen onze volgende woorddeelt-Ga naar voetnoot2829jens, heyd, schap, dom, te, sel, nisse, inge, 30 ig, achtig, achtigheyd, zaem, zaemheyd,

[pagina 123]
[p. 123]

1 baer, baerheyd, ryk, rykheyd, lyk, lykheyd, 2 loos, loosheyd; of wel met - er deze voor 3 te stellen on, ont, be, ge, ver, over, door, 4 onder, op, af, neder, weder, her, tegen, 5 toe, aen, achter, naer, mede, saem, uyt, 6 in, binnen, buyten, mis, wan, en dierge-Ga naar voetnoot67lyke: en men zal bevinden dat de fransche 8 niet de helligt zullen overzetten zonderGa naar voetnoot8 9 meerdere woorden, zelfs somtyds ook niet 10 met geenerley omspreuken. By voorbeldGa naar voetnoot10 11 dat-men neme de woorden van het hier 12 voor ingevoegt rym Dan sprak den grootenGa naar margenoot+ 13 god enz. waer ik vinde sprak, groot, godt, 14 zwert, wang, oog dat-men dus hier van 15 make en den Fransman voorstelle overto-16zetten spraek, aenspraek, afspraek, gespreek, 17 wanspraek, spraekloos, spraekloosheyd, 18 spraekryk, spraekrykheyd, spraekbaer, on-19spreekbaer, spreekbaerheyd, onspreekbaer-20heyd, sprekelyk, on. sprekelykeyd, on{?}ge-Ga naar voetnoot2021spreekzaem, on. gespreekzaemheyd, on. 22 misspreken, mispreking, uytsprekelyk, on. 23 uytsprekelykheyd, on. herspreken, herspre-Ga naar margenoot+24king, tegespreken, tegespraek, tegespreking, 25 toespreken, toespraek, toespreking, tussche-Ga naar voetnoot2526spreken, tusschespraek, tusschespreking, voor-27spreken, voorspraek, voorspreking, bespre-28ken, bespreking, besproken, besprokentheyd, 29 onbesproken, onbesprokendheyd, bespreek-30baer, on. bespreekbaerheyd, on. bespreke-

[pagina 124]
[p. 124]

1lyk, on. besprekelykheyd, on. Het zelve 2 gelyk met bespreken zal-men ontrent doen 3 met verspreken, onderspreken, enz. Groot,Ga naar voetnoot3 4 grootheyd, grootte, wangrootte, wangroot-5heyd, vergrooten, vergrootsel, vergrooting, 6 vergrootbaer, on. vergrootbaerheyd, on. over-7grooten, overgrooting, overgrootbaer, on.Ga naar margenoot+ 8 overgrootbaerheyd, on. begrooten, begroo-Ga naar voetnoot89ting, begrootbaer, enz. Godt, godheyd, go-10dendom, wangod, afgod, afgodendom, god-11delyk, on. goddelykheyd, on. goddeloos, 12 goddeloosheyd, vergoden vergoding, ont-13goden, ontgoding. Zwert, zwertsel, zwert-Ga naar voetnoot1314heyd, zwertachtig, zwertachtigheyd, zwer-15ten, herzwerten, verzwerten, ontzwerten, 16 zwerting, her. ver. ont. be. zwertbaer, 17 zwertbaerheyd, enz. enz. Wang, wangryk, 18 wangloos, wangloosheyd, ontwangen, ont-19wangt, ontwangtheyd, ontwanging. Oog, 20 oogryk, oogloos, oogloosheyd, oogrykheyd, 21 ontoogen, ontooging, ontoogtheyd, beoo-Ga naar voetnoot2122gen, beooging. Ik zie by voorbeld eenen steen; 23 ik maek-er-van steenachtig, steenachtigheyd, 24 versteenen, ontsteenen, versteening, ontstee-25ning, versteent, onversteent, versteentheyd, 26 onversteentheyd, ontsteentheyd, versteenbaer, 27 ontsteenbaer, versteenbaerheyd, ontsteenbaer-28heyd, onversteenbaer, onversteenbaerheyd, 29 steenryk, steenloos, steenrykheyd, steenloos-30heyd, gesteent, hersteent, doorsteent, onder-

[pagina 125]
[p. 125]

1steent, gesteenigt, oversteent, oversteensel, enz.

2Die minderheyd of onrykheyd der fran-3sche tael noodzaekt hun van de griekscheGa naar voetnoot3 4 te leenen alle hare konstwoorden en meni-5ge andere zoo moeten zy by voorbeld daer-6van nemen labyrinthe, atmosphere, arith-7métique, théologie, peripneumonie, epide-8mie, epizootie, en duyzent andere, die wy 9 alle nadrukkelyk overzetten Doolhof, damp-Ga naar voetnoot910kring, rehenkonst, godsgeleertheyd, long-11ontsteking, volkziekte, dierziekte zoo moe-Ga naar margenoot+12ten zy die woorden onthouden als even 13 zoo veel' op hun eygenstaende bronwoor-Ga naar voetnoot1314den, die niets met andere gemeyns heb-Ga naar voetnoot1415ben: 't welk het geheugen overlast, de tael 16 moyelyker maekt, en hun, om aen gee-Ga naar voetnoot1617ne misslagen onderworpen te zyn, nood-18zaekt ook het grieks te konnen en dus zienGa naar voetnoot18 19 wy dat-z'er ook dikwils nevenslaen: endeGa naar voetnoot19 20 zoo hebben zy in de twee lest opgegeveGa naar voetnoot20 21 woorden nog niet getroffen de bekende vee-22ziekte en nog minder de hoorneveeziekte.Ga naar margenoot+

23Wy hebben voorts uyt onze tael nogGa naar voetnoot23 24 dit voordeel, dat wy alle de voortbreng-25sels der Hoogduytsche ta{?}l, indiën wy wil-26len, voor ons hebben: zelfs zoo, dat d'o-27verzetting niet of wynig zal minder heb-Ga naar voetnoot2728ben als d'oorsprongelyke stukken. want de 29 Hoogduytsche is zoo zeer de zelve met 30 d'onze, dat-ze van malkanderen maer met

[pagina 126]
[p. 126]

1 een zeer klyn verchil van uytipraek, en 2 eenige niet wyt verschillige, maer nabu-Ga naar voetnoot23rige, letters verschyden zyn: gelyk te zien 4 is uyt dit volgende gezang van Gesner, waerGa naar margenoot+ 5 zelfs de maeten behouden zyn.

Die Schiffahrt.Ga naar margenoot+. De Schipvaert.
  Es flieht, das schif,Ga naar voetnoot7 Het vlied, dat schip,
  Das Daphnen weg Dat Daphne weg
  Zu fernem ufer fuehrt.Ga naar voetnoot9 Tot verren oever vuert.
10 Zwar dich umflattre ze-Ga naar voetnoot10 Dat u omfladdre nu ze-
  phir nur, phir,
  Nur liebes goetter dich.Ga naar voetnoot12 Nu menig minnegod.
     
  Ihr wellen, hupfetGa naar voetnoot13 Gy, baeren, huppelt
  Sanft ums schif!Ga naar voetnoot14 Zagt om 't schip!
15 Wenn nur ihr suesserGa naar voetnoot15 Wanneer haer zoet ge-
  blickGa naar voetnoot16 zigt
  Aufeuern sansten spielenGa naar voetnoot17 Op uwe zagte spelen
  ruhtGa naar voetnoot18 rust
  Ach dann denkt sie anGa naar voetnoot19 Ach dan denkt zy op
20 mich. my.
     
  Ins ufers schatten singeGa naar voetnoot21 Dat u in 's oevers scha-
  dir duwen
  Ietst jeder vogel zu:Ga naar voetnoot23 Zing ieder vogel toe:
  Und schilf und straeucheGa naar voetnoot24 En riet en lisschen win-
25 winket ihr ken u
  Von sanften wind bewegt.Ga naar voetnoot26 Vanzagtenwind beweegt.
     
  Du glatte see bleib im-Ga naar voetnoot27 Gy, gladde zee, blyf
  mer fanft! immer zagt!
  Du traegst das schoensteGa naar voetnoot29 Gy draegt dat schoonste
30 kind,Ga naar voetnoot30 kind,
  Das je den fluten sich ver-Ga naar voetnoot31 Dat aen de vloeden zig
  traut,Ga naar voetnoot32 vertrauwt,
  Rein, wie der sonnebild,Ga naar voetnoot33 Reyn, als der zonnebeld,

[pagina 127]
[p. 127]

  Das dort auf deinem spie-Ga naar voetnoot1 Dat daer op uwen spie-
  gel stralt, gel straelt,
  Schoen wie die VenusGa naar voetnoot3 Schoon als die Venus
  einst,Ga naar voetnoot4 eens,
5 Als sie aus weissem schaumGa naar voetnoot5-6 Als zy uyt witten schuym
  hervor hiervoor
  Auf ihre musschel stieg.Ga naar voetnoot7 Op hate mossel steeg.
     
  Die wassergoetter die sieGa naar voetnoot8-9 De watergoden die haer
  sahn zien
10 Vergassen da entzuektGa naar margenoot+Ga naar voetnoot10 Vergeten dan verzucht
  Ihr plaetschernespiel, ver-Ga naar voetnoot11 Hun platschespel, verge-
  gassen da geten dan
  Die schilfbekraentzteGa naar voetnoot13 Die rietbekranste Nimph.
  Nymph.  
     
15 Sie sahn der eifersuchtgenGa naar voetnoot15 Zy zien dat iverzugtig
  blikGa naar voetnoot16 zigt
  Und laechelnd winckenGa naar voetnoot17 En lachend winken niet:
  nicht:Ga naar voetnoot18 Die zoete goedin zien
  Die suesse goettin sahnGa naar voetnoot19 zy maer
20 sie nurGa naar voetnoot20 Tot dat-z'uyt d'oevers
  Bis sie aus ufer' stieg.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot21 stapt.

22Maer, zal-men zeggen, het frans is wel 23 beter verzien in alle slag van konsten, enGa naar voetnoot23 24 't vlaems zou wynig. Dit is waer: en waer'tGa naar voetnoot24 25 dat de tael maer alleen moest dienen om 26 de konsten te zoeken en naetevolgen; ikGa naar voetnoot26 27 zou de fransche voorstellen maer wy heb-28ben de tael ook, en wel bezonderlyk, noo-29dig om de konsten t'oeffenen. doch hier-toe 30 kan ons 't frans niet dienen, gelyk bewe-31zen is. Voor de navolging hebben wy de 32 Grieksche die beter is, en de Latynsche die

[pagina 128]
[p. 128]

1 wy niet en konnen derven. Laet ons dus 2 zoo veel als mogelyk is vermeyden ons 3 andere taelen, als d'onze en 't latyn, nood-4zakelyk te maken. want dan hebben wy 5 nog al eene te veel.Ga naar margenoot+

6En laet d'onze min verzien zyn van al-Ga naar voetnoot67len voorraed van konsten; laet ons geene 8 Ciceroos, geene Virgilii, geene VoltairesGa naar margenoot+ 9 voor ons zien; wy hebben ons dan van 10 hunne grootte geen' schaduwe te duchten,Ga naar voetnoot10 11 en zien ons nog hunne plaetsen open: zy 12 hebben ons die beste bronnen van Vader-13landsche stoffen niet uytgeput: wy hebben 14 zoo veel te verscher, vlakker en min be-Ga naar voetnoot1415trede veld voor onze werkingen: en zynGa naar voetnoot15 16 in andere taelen voorbereyd en geoeffent 17 om van alle die stof die d'onze geeft, ge-18bruyk te konnen maken jae, my dunkt,Ga naar voetnoot18 19 dat eenen zulken toestand, waer alles als 20 gereed en bedrift staet om in die nieuweGa naar voetnoot20 21 renbaen der konsten toe te varen, veel meerGa naar voetnoot21 22 te verlangen als te beklagen is. De proef 23 hier-van is de Hoogduytsche tael. het is 24 nouwelyks vyftien of twintig jaeren dat-25ze geoeffent is: zy heeft nogtans van nu 26 af al menige schoone werken, en proenktGa naar voetnoot26 27 al by overzetting in alle vremde taelen.Ga naar voetnoot27 28 Daerenboven, gelyk bewezen is, al wat 29 die tael heeft is terstond voor ons. Het ge-Ga naar voetnoot2930brek dus van voorige konsten moet onsGa naar voetnoot30 31 niet deeren.

[pagina 129]
[p. 129]

1Ook, zal-men zeggen, het frans zal wel 2 eenen grooteren theater geven aen onzeGa naar voetnoot2 3 konsten: het frans is bekend geheel de we-4reld door, en ons land is klyn. Maer, voor 5 eerst, is hier-in het lot van onze tael erger 6 als dat van d'Engelsche, Hoogduytsche, 7 Italiaensche en andere, die alle niet zoo 8 gemyn zyn als de fransche, en in hunneGa naar voetnoot8 9 landen nogtans de taelen der konsten zyn? 10 is het erger als eertyds dat der LatynscheGa naar voetnoot10 11 die, terwyl het grieks de tael was van ge-12heel d'onwilde wereld, niet heeft gelatenGa naar voetnoot12 13 op te komen? ten tweeden, is de verstrekt-Ga naar voetnoot1314heyd onzer tael zoo klyn? is 't gants Ne-15derland, en al wat-er ten oosten en ten 16 noorden aenpaelt klynigheyd? is de tael 17 reeds door onze Bataefsche broeders nietGa naar margenoot17 18 verbryd op welbevolkte landstreken in de 19 dry andere deelen der wereld? Daerenbo-Ga naar margenoot1920ven waer 't zaken zy, zoo by de Hollan-Ga naar voetnoot2021ders als hier, zoo slegt niet behandelt, 22 maer geëert en geoeffent was op zulken 23 voet als zy 't kon wezen; die leegere terGa naar voetnoot23 24 zee gezetene Duytsche, en andere onze nae-Ga naar margenoot23-2425buren, zouden liever d'onze aentrekkenGa naar voetnoot25 26 als de Hoogduytsche. zoo dat zy geene kly-27ne verbreydheyd heeft, en nog grootere 28 zal hebben als wy willen.

29En mag eenen goeden vaderlander wel 30 peyzen, myn land is my te klyn, het is

[pagina 130]
[p. 130]

1 my de moyte niet weerd? En de tael van'tGa naar voetnoot1 2 Nederland, de tael der oude Belgen, de tael 3 van den Vrydom kan die verachtbaer zyn?Ga naar margenoot3Ga naar voetnoot3

4Jae het is de Tael van den Vrydom. 5 het is ze van alle tyden geweest, het is-ze 6 nog tot den dag van heden! Zy is, 't geen 7 aen geen' andere gebeurt, verstrekt op zooGa naar voetnoot7 8 menige verschyde staeten, den onzen, den 9 Hollandschen, den Luykschen, Hamburg, 10 Lubeck, Dantzig, Aken en andere, dieGa naar margenoot8-10 11 ider hun verschillig lot, hunne verschilli-Ga naar voetnoot1112ge wisselvalligheden hebben ondergaen: en 13 nogtans nergens kent zy slavernye of vol-Ga naar voetnoot1314mogendheyd van Eenen. Jae! 't is de Tael 15 van den Vrydom! die 'k nooit met onze 16 fransverwaende zal schamen; die 'k myGa naar margenoot15-16 17 altyd zal eer achten te spreken en door 18 myn frans te doen doorschynen.

19En waerom zou onze tael moeten wy-20ken voor 't frans? waerom eene veel bete-21re stellen achter een' slechtere? waerom de 22 tael van 't grootste deel, van 't beste van 'tGa naar voetnoot22 23 voornaemste van onzen Staet slagofferenGa naar voetnoot23 24 aen die van een klyn vierde van 't land,Ga naar margenoot24 25 aen een hoekje leelyk basterdfrans?

26Ik en wil niet zeggen, dat onze walenGa naar voetnoot26 27 het frans moeten verlaten. neen: dat-ze 't 28 oeffenen zoo zeer en met zoo veel hoop van 29 vrucht, als hunne tegenspoedige taelom-Ga naar voetnoot2930standigheden gedoogen: maer dat wy ook 31 d'onze eeren.

[pagina 131]
[p. 131]

1Laet ons dus zeer geerne verlaeten dieGa naar voetnoot1 2 vremde spraek die ons zoo schadelyk is,Ga naar voetnoot2 3 en d'onze omhelzen. laet ons eyndelyk 4 hier-in eens naevolgen die gelukkige voor-Ga naar voetnoot45gangen van schier alle volkeren van Euro-6pa, Vrankryk, Engeland, Italiën, Spa-7niën, Duytsland. Alle deze hebben hunne 8 tael de tael der konsten gemaekt: Zweden 9 heeft onlangs nog zeer merkelyke schik-10kingen gedaen voor de zyne, en RuslandGa naar voetnoot10 11 ook niet lang te voren. Den overleden Ko-12ning van Pruyssen h{?}d de Duytsche onbe-13kwaem geacht voor de konsten en het frans 14 zeer aengetrokken: maer voor zyne dood 15 begon hy daer van weer te komen: en zy' 16 nen opvolger heeft reeds het ingegreffentGa naar voetnoot16 17 frans van zynen voorzaet wysselyk onder-Ga naar voetnoot1718plaetst met het Duyts. Laet dus ons, dieGa naar margenoot8-18 19 in zoo vele zaeken d'eerste geweest hebben,Ga naar voetnoot19 20 hier-in eens de leste zyn. Laet ons begin-Ga naar voetnoot2021nen met goeden moet; en wy zullen d'an-22dere wel achterhaelen: zelfs ik derr'hopen,Ga naar voetnoot22 23 dat dit ons Nederlands vernuft nog eens alGa naar voetnoot23 24 zal overtreffen.

25't En zy dus myne gevaderlanders ver-Ga naar voetnoot2526smoort zyn in d'uyterste domheyd; wy 27 zullen 't Frans verlaten en de Nederduyt-28sche tael haer' eer en achting wedergeven. 29 Laet-ons dus onderzoeken door wat mid-30delen dit alderbest te doen waer.Ga naar voetnoot30

[pagina 132]
[p. 132]

1Vooreerst, wy zyn, gelyk gemeld is,Ga naar margenoot1 2 wat regelloos in onze manier van schryven: 3 en de Hollanders zyn hier-in ook geensints 4 onverbeterbaer, nog gevestigt. Zoo dat by-Ga naar voetnoot45nae zoo veel verschillige spelwyzen, alsGa naar voetnoot5 6 schryvers gevonden worden. Al is 't dat 7 deze omstandigheden uyt hun eygen welGa naar voetnoot7 8 zoo kwaed niet zyn; zy stellen eventwel 9 onze tael voor, als een' ongeregelde enGa naar voetnoot9 10 gebrekkelyke.

11Ook is by ons d'opvoeding der joeng-Ga naar voetnoot1112heyd tot nog toe gebrekkig en veronacht-13zaemt in haer' eerste beginsels, te wetenGa naar voetnoot13 14 in de Nederduytsche scholen, waer-men 15 leert lezen en schryven. Men gebruykt-er, 16 voornamentlyk op 't plat land, boeken met 17 wat te gotieke letters en zeer gotieke ge-Ga naar margenoot17Ga naar voetnoot1718dagten, gebrekkig in de tael, vol gevroen-Ga naar voetnoot1819ge zinnen, sommige vol enkele grofgeesti-Ga naar voetnoot1920ge verdigtsels zonder iet zedigs, zommige 21 vol onnoozelheden en aldertastbaerste leu-22gens, niet als fabels, maer als waerheyd 23 voorgegeven: waer door de tael misleert,Ga naar margenoot15-23Ga naar voetnoot23 24 d'uytdrukking belemmert, de menschely-25ke reden gestut, 't joeng oordeel verwertGa naar voetnoot25 26 word, en d'alderdweerste wangeloovigheGa naar voetnoot26 27 den byblyven tot in d'oude dagen toe.

28Den eersten middel zy dan, dat - menGa naar voetnoot28 29 make eene nieuwe verbeterde letterkonst,Ga naar voetnoot29 30 met voornamentlyk de regels van de spel-

[pagina 133]
[p. 133]

1wyze, en nieuwe boeken voor de Vlaem-2sche scholen. De letterkonst behoorde te 3 bevatten 't geen in de Latynsche scholenGa naar margenoot3 4 begrepen is in de figuren, grammatica en 5 syntaxis, met het deel van de profodia ra-Ga naar margenoot4-5Ga naar margenoot56kende alleen de rymkonst en niet de dicht-7konst. De schoolboeken behoorden te be-Ga naar margenoot6-78helzen, al wat naer order en voortgangGa naar voetnoot8 9 der Leerlingen een' goede opvoeding kan 10 vereysschen, en zoo wel Hollandsche, als 11 Vlaemsche stukken. waer-in ik ook niet 12 zou laeten ontbreken iet van onze Neder-Ga naar voetnoot1213landsche historie, onze bezonderste stand-Ga naar voetnoot1314wetten, de Brabandsche blyde-inkomst enGa naar margenoot14 15 andere diergelyke.

16Dat-men voorts in de Latynsche scho-17len zoo groote zorg doe hebben voor de 18 moederlyke tael, als voor 't Latyn.

19Dat-men ook de Rhetorica of welspre-20kendheyd doe leeren alleen in de moeder-21lyke tael. want (boven d'onmogelykheyd)Ga naar margenoot21 22 een vremde en zelfs doode tael zoo wel te 23 weten dat-men op welsprekendheyd magGa naar voetnoot23 24 denken, is zeker geene zaek die in de kly-25ne scholen te verhopen is. En joengheydGa naar voetnoot25 26 de welsprekendheyd te willen leeren in een' 27 tael waer-in-ze nog teenemael nieuwelin-Ga naar voetnoot2728gen zyn, en daer-ze nog meer te worste-Ga naar voetnoot2829len hebben met de tael zelf, als met sier-30lykheyd, order, of gedachten, is oessenenGa naar voetnoot30

[pagina 134]
[p. 134]

1 in 't loopen, die nog slegts kan gaen, enGa naar voetnoot1 2 vereysschen het welspreken eer-me nog kanGa naar voetnoot2 3 spreken. Daerenboven, die welsprekend is 4 in d'een' tael is 't daerom niet in d'ander': 5 en wat kan ons de welsprekendheyd in 't 6 Latyn zoo dienstig wezen?

7Dat-men ook in de Latynsche scholen 8 de Nederduytsche en Latynsche rymkonst 9 samen leere. de rymkonst, zeg ik, niet de 10 digtkonst de konst van rymen, niet van 11 dichten te maken want, is 't dat van deGa naar voetnoot11 12 dichtkonst iet leerbaer is, en niet al van deGa naar voetnoot12 13 natuer moet zyn; 't is eventwel te voor-14tydig die te leeren in de klyn' scholen: ge-15lykmisschien ook wel de welsprekendheyd.Ga naar voetnoot15

16Onder d'alderkrachtigste middels waerGa naar voetnoot16 17 zonder twyffel dezen, te weten het Neder-Ga naar voetnoot1718duyts op de theaters te brengen. Dit waer 19 de tael haer' eer en achting wedergeven:Ga naar voetnoot20 20 dit waer-ze stellen op haer' alderaenzine-21lykste plaets; dit waer-ze in de gemoede-22ren van 't volk doen voor iet vaderlandsGa naar voetnoot22 23 van 't eerste belang herkennen, Dit zou-zeGa naar voetnoot23 24 noodzakelyk maken aen 't groot eerst enGa naar voetnoot24 25 vervolgens aen 't gemyn: dit alleen zou-Ga naar voetnoot2526ze doen geacht en geoeffent zyn. Dan zou-27den wy eens hoop hebben van nut te trek-28ken uyt een' zaek die altyd, gelyk twee 29 voorname schryvers van deez' eeuw getuy-Ga naar margenoot28-2930gen, neadeelig is, 't en zy daer eenen geest 31 van Vaderlanderschap heerscht.

[pagina 135]
[p. 135]

1Een zulke verandering kon aen welden-2kende gemoederen niet dan zeer aengenaem 3 wezen. Die-er zouden tegen zyn mogt-meGa naar voetnoot3 4 met reden niet aendragen dan als onrede-Ga naar voetnoot45lyke of kwalyk bedagte lieden, als die deGa naar voetnoot5 6 welke zulk groot belang van Vaderland 7 en konsten niet en kennen of ter kwaderGa naar voetnoot7 8 trouw verachten.

9Voorr ed van toneelstukken te bekomen, 10 en waer geen' zaek van groote moyte. wantGa naar voetnoot10 11 daer en is geen frans stuk 't geen-me nietGa naar voetnoot11 12 en zal overzetten met zeer wynig verlies 13 zyner deugd, en dikwils (mits de beter-Ga naar voetnoot1314heyd onzer tael) met teenemael geen ver-Ga naar voetnoot1415lies. Ook een groot deel van die vertalin-16gen, maer die nogtans veel verbetering 17 noodig hebben, is er reeds gedaen: en menGa naar margenoot+ 18 kon ze voorts gedaen krygen met voorge-Ga naar voetnoot1819stelde pryskens. En deze pryskens zelf wa-Ga naar voetnoot1920ren geen' klyn' stof voor d'aenmoeding der 21 konsten. D er zyn voorts in 't Hoogduyts 22 eenige nieuwe stukken van groote verdien-23ste: die alle, zoo wy willen, d'onze zyn.Ga naar margenoot+ 24 Daer is voorts nog veel voorraed te vin-25den by de Hollanders de welke, waer 'tGa naar voetnoot25 26 zaken ook hunne toneelen bragten op den 27 voet der fransche, en hun meer stelden opGa naar voetnoot27 28 zangstukken, ende dus alle de Nederland-29sche theaters malkanderen konden verzien;Ga naar voetnoot29 30 niet waer-er bekwamer om - haerenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot30

[pagina 136]
[p. 136]

1 hoogsten luyster te kreygen en d'aldernut-2ste te doen wezen aen staet, konsten, en 3 wetenschappen.

4Voorders het Vaderlanderschap, willen 5 wy het wederom niet gants laeten verflou-Ga naar voetnoot56wen oft onderdompelen gelyk het onlangsGa naar margenoot+ 7 nog geweest is, moet gevoed en onder-8houden worden. Daerom dan, daer moes-9ten ook eenige belooningen en aenmoe-Ga naar voetnoot910ding zyn voor onze vaderlandsche kon-11sten. bezonderlyk voor die, die 't vader-Ga naar voetnoot1112landerschap voeden. des te meer, daer men 13 tot hier toe voor zulke soort van ieverig-Ga naar voetnoot1314heden geene belooning, zelfs geen' ont-Ga naar voetnoot1415lasting, maer wel iet erger had te verwach-Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1516ten. En op zulken voet het openbaer goedGa naar voetnoot16 17 te konnen bewerken, en gedoogt eenidersGa naar voetnoot17 18 lot niet. En wat Holland raekt; daer en is 'tGa naar voetnoot18 19 niet beter als hier. want al wat-er voor t Va-20derland is blyft daer ook ongeloont, ende 21 dus belast. Ook zoo by hun, als by ons voorGa naar voetnoot21 22 deze wederzeydsche opgistingen kende-menGa naar margenoot+ 23 nouwelyks den naem van Vaderland.

24Vervolgens moesten zoo hier als daer de 25 Staten der provinciën, die het land welGa naar margenoot+ 26 naeder raken als een Gouvernement of Stad-27houder, uyt's lands middelen een k'ynGa naar margenoot+ 28 deel schikken tot belooning en aenmoedingGa naar voetnoot28 29 van Vaderlandschap en vaderland che kon-30sten. ende dus elke, naer haer vermogen,Ga naar voetnoot30

[pagina 137]
[p. 137]

1 haere klyne vereeringen doen zonder aen-Ga naar voetnoot12zien van staet of provincie, oft het Hol-3landsche oft van onze onderdanen zyn. Zy 4 zouden konnen eenige geleerde mannen 5 nemen oft eenig genootschap oprechten omGa naar voetnoot5 6 hun in deze zaek als raed te konnen die-Ga naar voetnoot67nen en daer zouden-er zeker geen' ontbre-8ken, die, als opregte Vaderlanders, voor't 9 openbaer goed hun hier toe zonder loonGa naar voetnoot9-10 10 zouden verledigen. Die mannen konden ook 11 dienen om ten deele de hier voren opgege-12ve middels uyt te werken. Door hun kon-Ga naar voetnoot1213den ook jaerlyks voorgestelt worden ee-14nige prysjes voot zekere overzettingen,Ga naar voetnoot14 15 als van stukken van welsprekendheyd, van 16 redekonde, staetkonde, toneelstukken enGa naar voetnoot16 17 diergelyke. en zulke prysuytgevingen zou-Ga naar voetnoot1718den wel meer uytwerksel doen als de he-Ga naar voetnoot1819daegs geplogene vragen onzer Academie.Ga naar margenoot+ 20 voor zulke beantwoordingis-er geene machtGa naar voetnoot20 21 van boeken of gantsche bibliotheken noo-22dig: hier van is het meeste van 't volk niet 23 afgesloten: maer staen eeniegelyk ter hand,Ga naar voetnoot23 24 arm en ryk, buyten en in steden: hier toe 25 word ook niet vereyscht eene veelvoudige 26 wetenschap, maer eenige g'oeffentheyd en 27 voorts natuer. 't zyn deze die best zullen 28 dienen om ware begaeftheyd die de tegen-Ga naar voetnoot2829spoedige fortuen zoo dikwils in 't duyster 30 houd, t'ontdekken.Ga naar margenoot+

[pagina 138]
[p. 138]

1Haud facile emergunt, quorum virtutibus ob-2stat 3 Res augusta domi. Juven.Ga naar margenoot+

4Hier door kon-me voorts nog vinden deGa naar voetnoot4 5 gene die-me tot vertaelingen van noodige 6 schoone stukken kon te werk stellen.

7Dat-me dus terstond ook zorge eenige 8 nette overzettingen te hebben van voornae-9me Grieksche, Latynsche, Fransche werken.

10Men ziet zonder twyffel, dat ik hier ook 11 wel bezonderlyk zal vereysschen van bin-Ga naar voetnoot1112nen de Nederduytsche gewesten op te hou-13den van de fransche tael te bevoorderenGa naar voetnoot13 14 in de klyne scholen. Deze zullen hier door 15 niets verliezen. want het is waerschyne-16lyk, dat het meest dit ingevroenge Frans-Ga naar voetnoot1617dom is, 't welk alle de nieuwe Koningly-18ke studien heeft doen vallen of kwynen. ikGa naar margenoot+ 19 zou zelfs verder gaen, en alle openbare 20 fransche scholen verbiden, ende dus die taelGa naar voetnoot20 21 gelyk 't Grieks laeten aen de liefhebbers.

22Dit zyn de middels die my tot hier toe 23 zyn ingevallen. kan-me niet met alle samenGa naar voetnoot23 24 beginnen;men kan met eenige. kan-me niet 25 met de beste; men kan met de gereedste.Ga naar voetnoot25 26 En 't zal schier genoeg zyn te doen zien,Ga naar voetnoot26 27 dat ook onze tael geacht gaet zyn. Mis-Ga naar margenoot+28schien zouden-er ook wel bezondere liedenGa naar voetnoot28 29 gevonden worden, die door iever voor 'tGa naar voetnoot29 30 Vaderland zulke ondernemingen, die niet

[pagina 139]
[p. 139]

1 alle last en schade zouden zyn, by maet-Ga naar voetnoot1Ga naar voetnoot1-22schap of companie zouden handhaven. En, 3 waer't dat-er maer eenige zoo goede Va-Ga naar voetnoot34derlanders waren, die de gene, die iets 5 zullen ondernemen voor de moederlyke 6 tael, alleenelyk maer en zouden onthef-7fen van die boet die-er heden staet op hun-Ga naar voetnoot78nen goeden iever, van de bekostingen vanGa naar voetnoot8 9 drukpers en andere; ik en twyffele niet, 10 oft de natie zou allengskens iet schoons in 11 haere tael gaen zien, allengskens daer-in 12 meer behaegen krygen, en klaerziende wor-13den op d'onheylen uyt de fransche tael.Ga naar voetnoot13

14Men ziet hier voor, dat ik de vereenig-15de Nederlanden aenzie als deel te maken 16 van ons land, en hun met ons als een ee-Ga naar voetnoot1617nig volkdom achte. Zeker wat raetk onzenGa naar voetnoot17 18 Vaderlandschen letterstaet; dezen moetGa naar voetnoot18 19 zonder twyssel niet geschyden zyn van den 20 hunnen. want mits hier van de moederly-Ga naar voetnoot2021ke tael den grondsteen is, en onze tael de 22 zelve is met de hunne; zoo moet ook ons 23 letterdom gants een en 't zelve zyn. EnGa naar voetnoot23 24 het is zeker een gemyn goed wederzydsGa naar voetnoot24 25 tot bevoordering der zelve tael en zelve 26 konsten te werken. Ook het zal my zoo 27 aengenaem zyn aen hun in 't bezonder,Ga naar voetnoot27 28 als aen ons te konnen dienstig zyn.

29Voorders, wy zyn inderdaed het zelve 30 volk, 't zelve in tael, imborst, zeden enGa naar voetnoot30

[pagina 140]
[p. 140]

1 gebruyken Daerom, laet ons gezament-2lyke Nederlanders, schoon wy van staet 3 geschyden zyn, ons ten minsten in de Ne-4derlandsche konsten aenzien als gevader-Ga naar voetnoot45landers en gebroeders. Laet-ons gezamen-Ga naar voetnoot56der-hand ons gevoegzaem NederduytschGa naar voetnoot6 7 handhaven, eeren en versieren: en dat 8 eyndelyk de Tael van den Vrydom ook 9 eens de tael der konsten zy. En 't is aenGa naar voetnoot9 10 U, Staeten der provinciën, Vaders van't 11 vaderland, eerst vooral, hier-in uw' vori-12ge onaendragendheyd te verbereren, uwenGa naar voetnoot12 13 goedkeur te doen blyken, middelen vanGa naar voetnoot13 14 aenmoeding in-te-spannen en uyt-te-ry-Ga naar voetnoot1415ken zonder aenzien van staet of provin-16ciën. Begin-maer, doe-maer ict, hoe wy-Ga naar voetnoot1617nig het ook zy. doe-maer zien dat Gy ver-Ga naar voetnoot1718langt ook onze tael geëert te zien: en zy 19 zal 't wezen.

margenoot+
onacht: het niet achten (Schrant), miskenning.
moederlyke tael: moedertaal; ook Vondel e.a. 17de-eeuwse auteurs gebruikten de uitdrukking.
voetnoot1
vinden: bevinden
voetnoot3
konsten: kunsten
voetnoot4
en: ontkenningswoord, vaak met niet, niets, noch verbonden. Verder met ontk. aangeduid.
voetnoot5
eeniegelyk: iedereen
voetnoot6
houd-zig: acht zich
voetnoot10
overtuygtheyd: overtuiging
voetnoot11
nog: noch
voetnoot12
en: ontk.
voetnoot14
ten aanzien van: ten opzichte van, in vergelijking met
voetnoot1
ontalbaere: ontelbare
margenoot3
Voltaire: eigenlijk François Marie Arouet (1694-1778). Frans letterkundige, tevens een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Verlichting.
Boileau: Nicolas Boileau-Despréaux (1636-1711). Bekend Frans auteur van o.m. de veel vertaalde en nagevolgde Art poétique.
Montesquieu: eigenlijk Charles de Secondat, baron de la Brède et de Montesquieu (1689-1755). Vooraanstaand vertegenwoordiger van de Verlichting in Frankrijk. Zijn invloedrijkste werk was De l'esprit des lois (1748).
margenoot4
Corneille: Pierre Corneille (1606-1684). Bekend Frans dichter en toneelschrijver.
Nolet: Jean Antoine Nollet (1700-1770). Frans priester en geleerde, vooral bekend om zijn veel gelezen werken over natuurkunde.
Rolin: Charles Rollin (1661-1741). Frans humanist en historicus, auteur van Traité des Etudes (1726).
Moliere: eigenlijk Jean-Baptiste Poquelin (1622-1673). Beroemd komedieschrijver.
margenoot5
Raynal: Guillaume Raynal (1713-1796). Frans priester, historicus en filosoof. Auteur van Histoire philosophique et politique des établissements et du commerce des Européens dans les deux Indes (1770). Kantte zich tegen het kolonialisme alsook tegen de overdreven invloed van de Kath. Kerk. Was tevens een opinievormer van het nationalisme in de 18de eeuw.
Linguet: Simon Nicolas Henri Linguet (1736-1794). Begaafd Frans jurist en journalist; om zijn politieke opvattingen verbannen, gaf hij in Londen van 1777 af zijn Annales politiques, civiles et littéraires du xviiie siècle uit. Van begin 1787 af liet hij ze in Brussel verschijnen. Tijdens de Brabantse Omwenteling koos hij de zijde van de patriotten tegen Jozef ii. Werd in 1794 lid van de Franse Conventie, stierf op de guillotine.
Beaumarchais: Pierre Augustin Caron de Beaumarchais (1732-1799). Bekend Frans auteur van Le Barbier de Séville (1775) Le Mariage de Figaro (1784).
voetnoot7
min: minder
voetnoot8
*die: dier(?): van die
allenstond: voortdurend
voetnoot9
iet van 't hun: iets van zichzelf
voetnoot10
ziet-me nietmetallen: ziet men niemendal
margenoot11
Vondel, Cats: Joost van (den) Vondel (1587-1679) en Jacob Cats (1577-1660). Beroemde auteurs uit de Nederlandse Gouden Eeuw.
Pater Poorters: Adriaan Poirters (1605-1674). Zuidnederlands jezuïet. Zeer populair en in de 18de eeuw nog graag gelezen auteur van moraliserende werken (Het Masker vande Wereldt afgetrocken, Den Spieghel van Philagie) in Catsiaanse trant.
voetnoot12
derren: durven
voetnoot13
opstellen: stellen
voetnoot20
algemeyn': algemene
onaendragendheyd: apathie(?)
voetnoot21
diën: die(n)
margenoot24
stichten en collegiën: colleges waren woongelegenheden, gesticht door private weldoeners en bestemd voor de huisvesting en het levensonderhoud van (beurs)studenten. Met stichten worden waarschijnlijk ‘stichtingen’ (beurzen) bedoeld, waarbij de student alleen geldelijke steun genoot en vrij zijn huisvesting koos (de z.g. bursae volantes). Ofwel: sticht = gebouw (zie p. 13, r. 6)?
voetnoot24
beschikt: bezorgd
voetnoot27
bezondere: private personen
keeren: veranderen
standbelden: standbeelden
voetnoot29
merkten: markten
voetnoot30
mildheden: milde gaven
voetnoot1
bezondere lieden: bijzondere personen
die: verwijst naar mildheden
margenoot1-2
Mecenas: Gaius Cilnius Maecenas (65-8 v.C). Raadsman van keizer Augustus (zie p. 14, r. 11-12); had een grote belangstelling voor de schone kunsten, die hij door zijn invloed en met zijn rijkdom steunde.
voetnoot2
verre van daer: integendeel
geenen: geen, niemand
voetnoot4
vinden: menen te moeten
als: dan
voetnoot5
verteer: vertering
voetnoot6
waerby: waardoor, hoe
voetnoot7
iet: iets
voetnoot10
aen: voor
voetnoot12
van: voor
vrydom: vrijheid
voetnoot13
voorlede: vroeger
luysterlyke: luisterrijke
voetnoot16
uytvonden: uitvindingen
voetnoot18
staetwyze: regeringsvorm
voetnoot19
herzedigen: opnieuw beschaven
voetnoot23
uytgeschenen: uitgeblonken, geschitterd
margenoot24
Cesar: Gaius Julius Caesar (101-44 v.C). Romeins staatsman, veldheer en auteur o.m. van De Bello Gallico en De Bello Civili.
margenoot24-25
het hoogst gelegen gedelte van Gallië, d.w.z. het gedeelte dat meer naar het zuiden ligt.
margenoot26
de klockste der Gallen de Zwitzers: Gallen, eigenlijk Galliërs, waren de bewoners van het gebied dat in de Oudheid Gallië genoemd werd en dat ongeveer kan worden omschreven als een gedeelte van het Rijnland, België, Frankrijk en Noord-Italië. Caesar, die blijkbaar ook een gedeelte van Zwitserland tot Gallië rekende, schrijft dat de Helvetiërs de andere Galliërs in dapperheid overtroffen; cfr. G.J. Caesar, De Bello Gallico, boek i, 1, 4.
voetnoot26
kloekste: dapperste(n)
voetnoot27
naer dat: nadat
margenoot27-28
waren de kloekste de Belgen: G.J. Caesar, De Bello Gallico, boek i, 1, 3.
voetnoot29
voor: boven
seffens: dadelijk
voetnoot30
geschalmt: aangewezen
hun: hen
margenoot1
ontwerp van Heerschzugt: Caesar streefde naar de alleenheerschappij in Rome en meteen ook in het Romeinse Rijk. De onderwerping van Gallië kon niet anders dan zijn faam in Rome vergroten en hem dichter brengen bij zijn doel.
margenoot3
Bataven: Germaanse stam die zich in de 1ste eeuw v.C. vestigde in het gebied tussen Rijn en Waal dat men later de Betuwe is gaan noemen. De Romeinen roemden hun dapperheid en atletische aanleg. Een opstand die zij in 69 tegen de Romeinse overheersers begonnen, werd in 70 bedwongen.
voetnoot3
omzigt: omzichtigheid
voetnoot4
hun: hen
aangehaelt: aangelokt
gehouden: behandeld
margenoot7-8
Nederduytsche: in de 18de eeuw in de Zuidelijke Nederlanden de meest gebruikte term voor Nederlands, nu eens in de betekenis Zuidnederlands, dan weer in algemeen-Nederlandse zin.
voetnoot10
De zelve: Dezelfde
margenoot10-11
Over dezelfde onze dapperheid ... getuigt ook Strabo.
margenoot11
Strabo: (64/63 v.C.-23/24 n.C.) Grieks historicus en geograaf. Auteur van de Historika Hypomnemata (Historische Commentaren) en de Geographika. De door Verlooy bedoelde tekst komt voor in Geographika, boek iv, 4, 2-3.
voetnoot12
voorders: voorts, bovendien
voetnoot14
ongeveynst: oprecht
bedied: legt uit
voetnoot16
daer: waar
voetnoot17
strekken: zich uitstrekken, gelegen zijn
voetnoot18
uytkoomt: uitkomt
voetnoot19
daer naer: daarna
margenoot20
Franken: verzamelnaam voor een aantal Germaanse stammen; betekent ‘dapperen’. In de 3de-4de eeuw drongen Franken het noorden van de Nederlanden binnen. In 358 werden zij bedwongen door Julianus de Afvallige, waarna zij zich als verbondenen van Rome in Taxandria vestigden. In de 5de eeuw maakten de Franken zich meester van het huidige België en daarna, vooral o.l.v. Clovis (482-511), van een gebied dat zich uitstrekte van de Pyreneeën in het zuiden tot in Beieren in het noordoosten.
margenoot21
aengetast en verdreven hebben (staat aan het eind van de zin).
voetnoot21
aengetast: aangevallen
voetnoot23
voor: als
margenoot22-24
Koning der dieren: de leeuw; Koning der vogelen: de arend.
voetnoot25
neerstigste: naarstigste
voetnoot26
daer naer: daarna
voetnoot27
opgerecht: opgericht
voetnoot28
staetswyze: regeringsvorm
margenoot29-30
Ambiorix by Cesar: G.J. Caesar, De Bello Gallico, boek v, 27, 3. Ambiorix was het stamhoofd van de Eburonen ten tijde van Caesar (1ste helft van de 1ste eeuw v.C).
voetnoot1
op: over
voetnoot2
aen: op
margenoot3-4
bleyde-inkoomst: in algemene zin: eerste, plechtige intocht van een vorst of een landsheer in een stad. Meer in het bijzonder ook gebruikt voor het grondwettelijk charter dat in 1356 door Johanna van Brabant en Wenzel van Luxemburg aan de inwoners van Brabant werd toegekend en waaraan alle Brabantse hertogen, artikel na artikel, trouw moesten zweren. Verlooy zinspeelt hier op dit charter van Brabant.
margenoot4
huldinge: huldigen betekende eertijds: als leenheer erkennen. Bij die gelegenheid werden door vorsten aloude vrijheden erkend of niewe vrijheden toegestaan.
voetnoot4
*belet: beter
margenoot5
vrydomcharters: charters of oorkonden waarin vrijheden waren opgetekend.
margenoot8
Cicero: Marcus Tullius Cicero (106-43 v.C.). Romeins staatsman, auteur en advocaat. Zijn redevoeringen hebben gedurende eeuwen de redekunst beïnvloed. Zijn wijsgerige verhandelingen droegen ertoe bij, de kennis van de wijsbegeerte van de Oudheid voor het nageslacht te bewaren.
margenoot9-14
Ditzelfde citaat komt voor op de titelpagina van Verlooys Codex Brabanticus. Het is ontleend aan M.T. Cicero, De Re Publica, boek ii, 23, 41.
voetnoot16
vermengelt: gemengd
margenoot17-18
't geen (= dat): verwijst naar vermogens. Bedoeld wordt bijgevolg: het vermogen (in de betekenis van bevoegdheid) van de koning, dat van de vooraanstaanden en dat van het volk.
voetnoot19
vreede: wrede
aerden: naturen
voetnoot20
borgers: burgers
voetnoot21
erger: slechter
margenoot24
hoogere Gallen: zie p. 3, r. 24-25.
voetnoot24
verschollen: verschild
voetnoot25
van hun verschillen van: van hen verschillen in
margenoot27
de Duytsche: waarschijnlijk de Germanen.
Schiten: de Skythen werden tijdens de 7de eeuw v.C. uit het gebied van het Oude Oosten verdreven en vestigden zich in Zuid-Rusland. Levend als nomaden, waren zij gedurende eeuwen gevreesd om hun krijgstochten. De theorie volgens welke de Germanen van de Skythen zouden afstammen, komt reeds voor in de humanistische, door de klassieke auteurs geïnspireerde, geschiedschrijving. Ze is evenwel onjuist. Wel is het zo dat Germanen en Skythen deel uitmaakten van de Indo-europese volkerengroep.
margenoot28
Celten: de Kelten hadden hun stamland in het zuidwesten van de huidige Duitse Bondsrepubliek, in het gebied van Rijn, Boven-Donau, Main. Vandaar verspreidden zij zich over een groot gedeelte van de Oude Wereld, o.a. over het huidige Frankrijk, de Britse Eilanden, het Iberisch Schiereiland, Italië, Oostenrijk, Hongarije, het Balkanschiereiland, Klein-Azië. In Gallië werden zij overwonnen door Caesar. Door de romanisering verloren zij er hun eigen karakter en hun taal, die Indo-europees was. Het Keltisch bleef bewaard in Bretagne, Wales en Ierland.
Noordere: noordelijkere. De opvatting dat de Belgen afstamden van de Noordgermanen, was in de 18de eeuw vrij algemeen verspreid; men vindt haar o.m. ook terug bij J. des Roches, Histoire ancienne des Pays-Bas Autrichiens (2 dln., Antw., J. Grangé, 1787), dl. i, hoofdst. 2.
voetnoot30
wuliger: vlijtiger
voetnoot3
oprechte: waarachtige
voetnoot4
geplogen: zich schuldig gemaakt aan
voetnoot5
meerderdeel: meerderheid
voetnoot6
minderdeel: minderheid
Hier-van: Hierom, om die reden
margenoot7
zoo Cesar zegt: uit de De Bello Gallico blijkt dat Caesar bepaalde verbanden zag tussen de Belgen en de Germanen (‘Duytsche’). Hij schrijft te hebben vernomen dat de meeste Belgen uit Germanië afkomstig waren; cfr. G.J. Caesar, De Bello Gallico, boek ii, 4, 1. Maar daaruit is niet meteen af te leiden dat de Belgen ook Germanen waren, want het kernland van de Kelten lag eveneens in Germanië. Caesar schrijft ook dat de Belgen de Galliërs hadden verdreven (cfr. G.J. Caesar, o.c., boek ii, 4, 1-2) en dat men Belgische stammen, zoals de Condrusiërs, Eburonen, Caerosiërs en Paemanen, Germanen noemde (cfr. G.J. Caesar, o.c., boek ii, 4, 10). Een andere Belgische stam, de Atuatuken, noemt hij afstammelingen van de Kimbren en Teutonen, die Germanen waren (cfr. G.J. Caesar, o.c., boek ii, 29, 4). Wij vonden evenwel in De Bello Gallico geen passage waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de Belgen als groep niet wilden doorgaan voor Gallen (Galliërs), maar voor Duytsche (Germanen). Tacitus daarentegen deelt mede dat de Trevieren en de Nerviërs prat gingen op een Germaanse afstamming (cfr. P.C. Tacitus, De origine et situ Germanorum, xxviii).
voetnoot9
zyn: worden
voetnoot14
bepaelde: beperkte, aan grenzen gebonden
voetnoot18
vinnigheyd: naarstigheid
voetnoot20
uytgeschenen: uitgeblonken, de aandacht getrokken
voetnoot22
slag: soort
voetnoot23
ten hoogsten: uiterst
voetnoot24
van: door
margenoot20-25
G.J. Caesar, De Bello Gallico, boek vii, 22, 1-2, schrijft dat over de Galliërs in het algemeen: ‘Singulari militum nostrorum virtuti consilia cuiusquemodi Gallorum occurebant, ut est summae genus sollertiae atque ad omnia imitanda et efficienda, quae a quoque traduntur, aptissimum.’ (De Galliërs trachtten met allerlei middelen de uitzonderlijke moed van onze soldaten te breken, want dat ras is uiterst vindingrijk en buitengewoon geschikt om alles wat het wordt aangeleerd, na te doen en na te maken). Ook Guicciardini citeert die woorden van Caesar als toepasselijk op de bewoners van de Nederlanden, zonder verder commentaar: L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 28.
margenoot26
Guicciardinus: Lodovico Guicciardini (1521-1589). Zoon van een Florentijns koopman. Hij bereisde een groot deel van West-Europa en hield lange tijd verblijf te Antwerpen, waar hij overleed. Zijn werk Descrittione di tutti i Paesi Bassi (1567) kende een grote verspreiding. Van de vertaling in het Nederlands door C. Kiliaan (1612) bestaan vele uitgaven. Voor de verwijzingen gebruiken wij: L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden ... Overgheset in de Nederduytsche spraecke, door Cornelium Kilianum. Nu wederom met verscheyden Historien ende aenmerckinghen vermeerdert ende verciert door Petrum Montanum, T'Amsterdam, 1612 (reprint: Amsterdam, 1968). De mogelijkheid bestaat dat Verlooy Guicciardini in een Latijnse vertaling las. Wanneer hij hem vermeldt, gebeurt dat onder de naam Guicciardinus. Bovendien citeert hij hem eenmaal in het Latijn (zie p. 32, r. 20). Om praktische redenen verkozen wij evenwel te verwijzen naar een Nederlandse vertaling.
voetnoot29
(kende);: (kende),
zelve: zelfde
gezeg: gezegde
margenoot29-30
dat zelve gezeg van Cesar: L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 28.
voetnoot1
uyt: (blijkt) uit
margenoot3
Caesar vermeldt dat de Nerviërs heel wat overnamen van de Romeinen. Zij lieten zich door Romeinse krijgsgevangenen onderrichten in het bouwen van gevechtstorens en het vervaardigen van breekijzers en schutdaken; cfr. G.J. Caesar, De Bello Gallico, boek v, 42, 1-5. Elders schrijft hij dat hij in bewondering stond voor de torens, schutdaken en verschansingswerken van de Belgen; cfr. G.J. Caesar, o.c., boek v, 52, 2.
voetnoot5
met...: doordat zij...zagen
seffens: dadelijk
voetnoot6
hun: hen
voetnoot7
opschansingen: verschansingen(?)
voetnoot8
diergelijke: dergelijke
voetnoot9
nouw: exact
voetnoot15
verbeldsels: afbeeldingen
voetnoot20
uytnemende wel: bijzonder goed
voetnoot24
trokken: vervaardigden
werkten: bewerkten
voetnoot26
rademakers: wielenmakers
voetnoot29
ketelaers: koperslagers
voetnoot3
wolle-werken: wolgoederen
margenoot1-5
Strabo, Geographika, boek iv, 4, 3.
voetnoot7
voormaels: vroeger
voetnoot8
lakemakerye: het maken van laken
margenoot8-10
De cijfers die Verlooy verstrekt over de lakennijverheid in Leuven, kwamen in het Ancien Régime wel meer voor. W.F. Verhoeven, Historische tyd- en oordeelkundige aenteekeningen, met algemeyne aenmerkingen op de zelve ... (Brussel, 1778), p. 116, vermeldt dat er omstreeks 1350 in Leuven 160 000 wolbewerkers waren. P. Divaeus, Annalium oppidi Lovaniensis (uitgegeven als deel van P. Divaeus, Opera Varia, Leuven, 1757). p. 14. vermeldt achter de datum 1317 dat Leuven toen 4000 lakenateliers kende. J. Lipsius, Lovanium: id est opidi et academiae eius descriptio (uitgegeven als deel van J. Lipsius, Opera Omnia, deel iii, Antwerpen, 1637), p. 771, spreekt over 3000 tot 4000 getouwen en 200 000 inwoners te Leuven in de 14de eeuw, maar vindt deze gegevens zelf overdreven. Het is moeilijk die cijfers over de lakennijverheid en de bevolking van Leuven in de 14de eeuw te controleren. R. van Uytven, Stadsfinanciën en stadsekonomie te Leuven van de XIIe tot het einde der XVIe eeuw (Brussel, 1961), p. 471, schrijft dat het niet mogelijk is vaststaande gegevens te vinden over de Leuvense bevolking vóór 1374. Alhoewel de cijfers die Verlooy verstrekt, sterk overdreven zijn, kan men hem toch in zoverre volgen dat Leuven in de 14de eeuw, in het kader van de Nederlanden, de allure van een grote stad moet hebben gehad. R. van Uytven, o.c., p. 472, schat het aantal inwoners omstreeks die tijd op bijna 20 000.
voetnoot12
deed leven: liet leven, werk verschafte
voetnoot15
voorleden: verleden, voorbije
treurzigtige: treurig om aan te zien
voetnoot17
omtrekken: ommuurde ruimten?
voetnoot20
gelyftens: geliefte = welbehagen.
Hier: gunsten? Of: corporaties?
voetnoot21
*amkachten: ambachten
op: aan
voetnoot22
pyzen: denken
voetnoot24
wollewerkers: wolbewerkers
voetnoot25
borgten: kleine steden
voetnoot27
van: voor
afkomende: aankomende
't geen: dat
voetnoot29
lakemakerye: lakennijverheid
voetnoot1
veewyding: het weiden van het vee, veeteelt
voetnoot11
meynde: meende, dacht
margenoot3-12
In 1301 hielden Filips de Schone, koning van Frankrijk, en zijn echtgenote, Johanna van Navarra, hun blijde intrede in Brugge. Bij die gelegenheid overtrof de kledij van de vrouwen en dochters van de Brugse patriciërs in pracht en praal die van de dames uit het koninklijke gevolg. De woorden die Johanna van Navarra hierbij zou hebben uitgesproken en die door Verlooy worden vermeld, stammen uit een overlevering die geloofwaardig lijkt. Ze komen evenwel niet voor in de bronnen die uit de tijd werden overgeleverd; cfr. L. Delfos, Het avontuur van de Liebaards 1297-1302-1304 (Tielt, 1952), p. 166-167. Vaak werden ze door de auteurs tijdens het Ancien Régime vermeld. Zo b.v. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 9. Zo ook W.F. Verhoeven, Algemeyne inleyding tot de al-oude en middentydsche Belgische historie, voor zoo veel de Togten der Belgen in verre Landen, en hunne Woon-verplaetsingen ofte Verhuyzingen betreft ... (Brussel, s.d. [1780]), p. 328-329.
voetnoot14
vertrokken: verplaatst
voetnoot15
verbreydheyd: uitgestrektheid
voetnoot16
grielde: krioelde
voetnoot17
*ontelkaer: ontelbaar
voetnoot18
behoortig tot: behorend aan(?)
voetnoot20
nouwgebouwde: dicht bij elkaar, op korte afstand van elkaar
voetnoot22
opgemaekte: opgebouwde, opgehoogde, afgewerkte
voetnoot23
geheugen: herinnering (aan)
margenoot26
Hoboken-heyde: Hoboken is gelegen aan de rechteroever van de Schelde, ten zuiden van Antwerpen, waarvan het 6,5 km verwijderd is. Wat de bodem betreft, bestaat de gemeente uit twee delen: de laag gelegen polders en de hoger gelegen heide. Vanaf de 16de eeuw tot het begin van de 20ste eeuw deed een Scheldearm, genaamd de Kille, in Hoboken dienst als haven.
margenoot26-27
d'Abdye van St. Bernards: De St.-Bernardusabdij, een Cisterciënzerstichting uit de 13de eeuw, bevond zich, tot aan haar opheffing in 1797, in Hemiksem aan de Schelde. In de 18de eeuw was Jan Balthasar Bouvaert (1685-1770; kloosternaam Godefridus) er als bibliothecaris, historicus, literair-historicus en dichter werkzaam.
voetnoot27
*vat: van
margenoot29-30
P.J. Harrebomée, Spreekwoordenboek, I (Utrecht, 1858), p. 297: ‘Wanneer men niet gaarne met iemand te doen heeft, wenscht men hem op de heide van Hoboken, een spreekwoord, afkomstig van de uitbreiding, aan de stad Antwerpen gegeven, sedert de koophandel uit Brugge derwaarts verlegd werd, eene uitbreiding zoo groot, dat de schepen in dubbele rij van de stad af tot aan de heide van Hoboken op ontlading lagen te wachten.’
voetnoot31
proef: bewijs
voetnoot2
mogendste: machtigste
voetnoot4
vuering: vuur
voetnoot8
ten behoeve van: ten gunste van
voetnoot11
*gemeed: gemoed
voetnoot13
roerig: roerend; indrukwekkend (?)
blykteeken: bewijs
voetnoot15
proef: bewijs
voetnoot19
dan ter tyd: toentertijd
voetnoot20
stofwerken: weefsels
voetnoot22
Zelfs ik geloove: Ik geloof zelfs
voetnoot24
borgten: kleine steden
voetnoot25
winning: opbrengst
Ook ik heb: Ook heb ik
over: voor
margenoot27
voorste: het zuidelijkste gedeelte van de Antwerpse Kempen, de Zuiderkempen.
margenoot27-30
Het betreft hier gemeenten die gelegen zijn in het zuiden van de Belgische provincie Antwerpen, op één uitzondering na, Aarschot, dat in het noorden van de Belgische provincie Brabant ligt. In feite gaat het om de geboortestreek van J.B.C. Verlooy.
margenoot30
leeger: de term wordt door Verlooy gebruikt in de betekenis van het Latijnse woord inferior, lager (gelegen), beneden. In dit geval bedoelt hij dus: noordelijker.
voetnoot3
blooken: blokken(?)
opgeschote: omhooggeworpen
voetnoot4
grachten: uitgravingen
voetnoot6
ziet-me: zien we
voetnoot8
borreputten: welputten
voetnoot10
openheyd: opening
voetnoot11
den weg geven: toegang geven(?)
voetnoot13
blooksgewys: bloksgewijs (Schrant)
margenoot16-17
als hier boven: zie p. 11, r. 6.
voetnoot19
scherveren: scherven
voetnoot20
opgeëten: opgegeten, verteerd
voetnoot21
onverteerde: niet vergane
voetnoot23
in: op
voetnoot24
*nog dient weg te vallen
voetnoot1
bebouwtheyd: bebouwing, bewerking van de grond
voetnoot3
gesierdste: schoonste
van: in
voetnoot5
mogendste: machtigste
margenoot6-7
Het hertogdom Limburg werd bij Brabant gevoegd na de slag van Woeringen in 1288. In de eerste helft van de 14de eeuw wist Jan iii, hertog van Brabant, verscheidene gebieden te veroveren in het Maasland. In de tweede helft van de 14de eeuw kwam Brabant onder controle van het Huis van Bourgondië; in de 15de eeuw ging het op in het grotere geheel van de Bourgondische staten.
voetnoot7
*Brakand: Brabant
voetnoot8
hun vernouwen: zich te kort, nadeel doen
voetnoot10
verleent: geschonken
voetnoot14
bedrogelingen: bedrogenen
voetnoot16
schatgelden: belastingen
voetnoot19
schik: orde
voetnoot21
toegevendheyd: inschikkelijkheid
voetnoot23
gedoogden: toestonden
margenoot24
Hanze-steden: Hanze is de benaming van middeleeuwse verenigingen van kooplieden die behoorden tot verschillende steden, voornamelijk van het Noordzeegebied, en handel dreven op verre afstand. Hier worden de steden van de Duitse Hanze bedoeld, waarvan Lübeck de belangrijkste was.
margenoot25-26
die van de Portugiessche, die van d'Engelsche natie: bedoeld worden de Portugese en Engelse kooplieden die - vooral tegen het einde van de 15de eeuw en in de eerste helft van de 16de eeuw - te Antwerpen drukke handelsbetrekkingen onderhielden en zich daarbij verenigden in georganiseerde verbanden.
margenoot30
politike: het woord lijkt hier voor het eerst te zijn gebruikt in een 18de-eeuwse Nederlandstalige tekst in de Zuidelijke Nederlanden.
voetnoot30
wezens: eigenschappen, verschijningsvormen(?)
voetnoot4
hielen: hielden
proef: bewijs
margenoot6
stichten: het WNT omschrijft gesticht als ‘naar de thans verouderde opvatting: al datgene wat gemaakt is, hetzij door God of de natuur geschapen, hetzij door den mensch vervaardigd: een maaksel’. Of is sticht = wat gesticht, opgericht wordt, stichting (zie p. 12, r. 27)? De geraadpleegde woordenboeken omschrijven sticht uitsluitend als gebouw, stichting.
voetnoot6
geschikten: passende, geordende
voetnoot8
grond: basis, grondslag
voetnoot10
waer: ware
margenoot11
consulaten: de consulaten ontstonden in de Middeleeuwen. Een consul was (en is nog) een vertegenwoordiger van een staat in den vreemde, vooral bevoegd voor handels- en verkeersaangelegenheden.
margenoot12
den wissel en wisselrechten: een wissel is een gedagtekende brief, waarbij de ondertekenaar opdracht geeft de erin vermelde geldsom op een vastgestelde datum en plaats te betalen aan een erin aangeduide persoon of aan zijn gemachtigde. Het Antwerpse gewoonterecht was een belangrijke bron voor het wisselrecht.
voetnoot14
wezen: verschijningsvorm
margenoot14-16
Borzen: beurzen zijn openbare gebouwen waar handelaars samenkomen ter bespreking van transacties die zonder warenuitstalling plaatsvinden. De naam is waarschijnlijk afkomstig van de Brugse makelaarsfamilie Van der Burse (14de-15de eeuw). Het eerste beursgebouw werd te Antwerpen opgetrokken in de 15de eeuw.
voetnoot16
schikkingen: reglementen
voetnoot17
bestier: bestuur, beheer
voetnoot18
reeden: reden, ankerplaatsen
borgen: bergen
voetnoot20
zeedriften: strandvonden
voetnoot21
het ontmoet: de ontmoeting
voetnoot22
uytreeden: uitrusten
voetnoot26
van: voor
margenoot27-28
... op het handhaven van de interne orde onder de zeelieden, op hun verantwoordelijkheden en plichten...
voetnoot29
in aenzien van: met betrekking tot
voetnoot2
schikkingen: reglementen
margenoot6
de Neny: Patrice-François de Neny (1716-1784). Vooraanstaand ambtenaar in de Oostenrijkse Nederlanden; in 1759 voorzitter van de Geheime Raad. Schreef een verhandeling over het oude Belgische publiekrecht. Hierin heeft hij het o.m. over verordeningen die door Karel v i.v.m. handel en scheepvaart uitgevaardigd werden, verordeningen die de meeste verlichte naties hebben getracht na te volgen of aan te passen aan de eigen gebruiken; cfr. (P.F. de Neny), Mémoires historiques et politiques sur les Pays-Bas Autrichiens et sur la constitution, 3de uitg. (2 dln. in 1 vol., A Amsterdam, m.dcc.lxxv), dl. i, p. 34. Het is inderdaad zo dat de Nederlandse wetgeving in de 16de eeuw toonaangevend was op het gebied van het zeerecht en het zeeverzekeringsrecht.
margenoot9
Lombaerden: Lombarden - de benaming gaat terug op de Noorditaliaanse streek Lombardije - was de naam die gegeven werd aan Italiaanse handelaars die zich van de 13de eeuw af in de Nederlanden vestigden en er wisselkantoren en pandhuizen (lommerds) oprichtten. Het feit dat zij soms woekerwinsten maakten, bezorgde hun een minder goede naam.
margenoot9-10
Caversynen: Caversijnen noemde men geldwisselaars van Franse oorsprong (in Duitse streken had men het in dit verband over Cawertschen). De benaming gaat terug op Cahors, in de Middeleeuwen hoofdstad van de Zuidfranse bankiers en geldwisselaars.
margenoot11-12
Straboos: zie p. 4 r. 11. - Augustus: Gaius Julius Caesar Octavianus, Augustus (63 v.C-14 n.C.). Achterneef, aangenomen zoon en erfgenaam van G.J. Caesar. Eerste Romeinse keizer.
voetnoot12
handelden: handel dreven
voetnoot15
geboden: verordeningen, bekendmakingen
voetnoot17
hun onthielen: zich onthielden
voetnoot19-20
lombaerden, bergen van bermhertigheyd: lommerds, banken van lening
voetnoot22
onderplaetsen: in de plaats komen van, vervangen(?)
voetnoot25
schiptimmer: scheepsbouw
voetnoot27
den genen: degene; die
margenoot28
Carthageniers: Carthago was in de Oudheid een belangrijke havenstad, gelegen nabij het huidige Tunis, op een in zee uitstekende landtong. Gesticht door Feniciërs, werd Carthago de hoofdstad van een uitgebreid maritiem rijk. De Carthagers kwamen in conflict met de Romeinen en werden door deze laatsten vernietigend verslagen tijdens de Punische oorlogen (264-146 v.C.).
voetnoot29
wyten: toeschrijven
voetnoot30
trekt: betrekt
voetnoot11
nederboord: bakboord
voetnoot12
hangmak: hangmat
voetnoot16
ophalen: vertellen
margenoot17
D'uytvinding van 't zeekompas: ook Guicciardini vermeldt dat die uitvinding toegeschreven werd aan de bewoners van de Nederlanden, maar hij drukt ten aanzien van die bewering zijn scepticisme uit; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 4.
voetnoot20
is zeker aen ons niet: is zeker niet aan ons toe te schrijven
voetnoot22
uytvond: uitvinding
zeker: onfeilbaar
voetnoot23
gestadigen: bestendige
voetnoot24
waer: ware
margenoot27
windnamen: benamingen van de windstreken. Ook Guicciardini wijst erop dat die benamingen uit onze gewesten stammen; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 4.
voetnoot1
juygwoord: kreet
voetnoot5
ongestuymigheden: onstuimigheden
voetnoot9
bynaer: bijna
voetnoot12
laeten: nalaten
margenoot7-19
Is niet de letterlijke weergave van de tekst van Guicciardini (misschien een vertaling uit het Latijn?); cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 26-27.
margenoot21
Thuanus: eigenlijk Jacques Auguste de Thou, baron de Meslay (1553-1617). Frans geschiedschrijver en staatsman. Hij was een navolger van Livius en Guicciardini, schreef o.m. Historiae sui temporis.
voetnoot24
voorwete: voorkennis
voetnoot25
naetoe: naartoe
voetnoot27
wegens: vanwege, door
margenoot29
d'Azorische eyladen: de Azoren bestaan uit negen eilanden en enkele klippen, gelegen in de Atlantische Oceaan, ten westen van Portugal (in staatkundig opzicht behoren zij trouwens tot dat land). Op oude Nederlandse kaarten worden de Azoren ook als Vlaamse Eilanden bestempeld. Zij werden nochtans ontdekt door de Portugees Gonzalo Velho Cabral (1431/1432); maar nadat de Portugese koning Alfonsus v (1432-1481) het Azoreneiland Fayal in 1466 aan zijn tante Isabella, echtgenote van de Bourgondische hertog Filips de Goede (1396-1467), voor de tijd van haar leven had afgestaan, vestigden er zich Vlamingen.
voetnoot29
geley: geleide
margenoot30
Betencourt: Thuanus vermeldt Béthencourt als diegene die het eerst de Azoren in bezit nam. Hij noemt hem echter geen Nederlander, wel een Normandische edelman; cfr. J.A. de Thou, Historie universelle depuis 1543 jusqu'en 1607 (vertaald uit het Latijn; A Londres, m.dcc.xxxiv), dl. i, p. 10. Hij vergist zich evenwel: de Normandische edelman Jean de Béthencourt veroverde niet de Azoren, maar maakte zich in 1402-1404 meester van de Canarische Eilanden.
voetnoot2
naer: na
voetnoot4
over genen kant die (dier?): aan de andere kant van die
voetnoot7
letterstand: letterkunde
margenoot10
Erasmus: eigenlijk Gerrit Gerritszoon (1469-1536). Verwierf als Desiderius Erasmus van Rotterdam wereldfaam door zijn scherpe geest, zijn geleerdheid, zijn talrijke en belangrijke publikaties. Was de belangrijkste humanist uit de Nederlanden.
voetnoot11
toegebragt: bijgedragen
voetnoot12
stand: staat
margenoot12-13
Universiteyt van Loven: de universiteit van Leuven werd in 1425 gesticht door Paus Martinus v en hertog Jan iv van Brabant. Ze was de eerste universiteit in de Nederlanden en werd spoedig een centrum van cultuur en geleerdheid. In de 17de eeuw en bij het begin van de 18de eeuw kende de universiteit een vervalperiode; cfr. 550 jaar universiteit Leuven (Lembeke, 1976), p. 152. Ondanks een gedeeltelijke wederopleving in de daaropvolgende decennia herwon ze in de 18de eeuw toch niet meer de glorie van voorheen; de organisatie van de academische bedrijvigheid bleef vatbaar voor verbeteringen; cfr. C. Terlinden, Les avatars de la chaire de droit public à l'université de Louvain au XVIIIe siècle, in L. van der Essen e.a., L'université de Louvain à travers cinq siècles (Bruxelles, 1927), p. 204. Bovendien kreeg de universiteit toen af te rekenen met de inmenging van de Oostenrijkse gezagdragers, een inmenging die in de periode van keizer Jozef ii leidde tot een openlijke strijd.
margenoot14
Lipsius: Joost Lips (1547-1606). Zuidnederlands humanist en klassiek filoloog. Professor in Jena, Leiden en Leuven. Genoot grote faam als tekstcriticus, o.m. door zijn uitgaven van werken van klassieke auteurs.
voetnoot16
weergebragt: teruggebracht
guycheleryen: goochelarijen
margenoot17
Boerhaven: Hermannus Boerhaave (1668-1738). Nederlands genees- en scheikundige die grote bekendheid verwierf met zijn wetenschappelijke werken, die in verscheidene Europese talen en ook in het Arabisch werden vertaald. Schreef Elementa Chemiae en Institutiones Medicae.
Vanzwieten: Gerard van Swieten (1700-1772). Nederlands geneeskundige. Leerling van Boerhaave. Lijfarts van Maria-Theresia en ontwerper van een hervormingsplan voor de universiteit van Wenen. Hij publiceerde o.m. over het werk van Boerhaave.
margenoot20
Van Espen: Zeger Bernhard van Espen (1646-1728). Zuidnederlands r.-k. theoloog. Was tevens een van de grootste autoriteiten op het gebied van het canoniek recht van zijn tijd.
Grotius: Hugo de Groot (1583-1645). Nederlands rechtsgeleerde en staatsman. Grondlegger van het volkenrecht. Sommige van zijn werken (o.m. De jure belli ac pacis) genoten wereldfaam.
Voet: Paulus Voet (1619-1667). Nederlands jurist, bekend om zijn bijdrage tot de ontwikkeling van het internationaal privaatrecht (statutenleer), ofwel - en dat is het waarschijnlijkste - zijn zoon Johannes Voet (1647-1713), befaamd om zijn belangrijke werken over het Oudvaderlandse (Oudhollandse) recht.
Vinnius: Arnoldus Vinnius (1588-1657). Nederlands jurist, volgeling van Donellus en een van de grote kenners van het Romeins recht.
margenoot21-22
Kerkelijk recht of canoniek recht is het recht dat toegepast wordt door de R.-K. Kerk.
voetnoot22
licht: luister
voetnoot25
vond: uitvinding
margenoot27
Haerlem-Antwerpen: de auteur zinspeelt op Laurens Jansz. Coster (1405-1484) uit Haarlem, die volgens Nederlandse overlevering te beschouwen is als de uitvinder van de boekdrukkunst, en vermoedelijk op Christoffel Plantin (ca. 1520-1589), die in Antwerpen een van de grootste en bloeiendste drukkerijen van zijn tijd oprichtte.
voetnoot30
proenkt: pronkt, schittert
margenoot2
Caesar wijdt een volledig kapittel aan de ‘essedum’. Hij verhaalt hoe deze strijdwagen in Brittannië gebruikt werd tijdens de gevechten; cfr. G.J. Caesar, De Bello Gallico, boek iv, 33.
voetnoot5
Naer: Na
voetnoot7
aenveerd: aanvaard
voetnoot9
niet als: niets dan
margenoot9-10
Virgilius: Publius Vergilius Maro (70-19 v.C.). Grootste Romeinse dichter; auteur van de Aeneis, het nationale heldendicht van de Romeinen. In zijn Georgica, boek iii, 204 heeft hij het over de Belgische wagens: ‘... Belgica vel molli melius feret esseda collo...’ (of veeleer zal het, met een volgzame hals, de Belgische wagens voorttrekken...).
margenoot10-12
Cicero heeft het herhaalde malen over de ‘essedum’. Hij gebruikt het woord in de betekenis van reiswagen: Ad Atticum, vi, 1, 25; Philippica II, xxiv, 58; Ad Trebatium, Fam., vii, 7, 1. Toch kent hij het ook in de betekenis van strijdwagen. De essedarius was de wagenmenner van een ‘essedum’ in het gevecht; cfr. M.T. Cicero, Ad Trebatium, Fam., vii, 6, 2.
margenoot12-15
Lucanus: Marcus Annaeus Lucanus (39-65). Neef van Seneca en belangrijk Latijns dichter. In zijn werk over de burgeroorlog vermeldt hij de hier bedoelde wagen; cfr. M.A. Lucanus, De Bello Civili, boek i, 426: ‘... et docilis rector monstrati Belga covinni.’ (... de Belg, voegzame leerling bij het besturen van een krijgswagen...).
margenoot16-17
Nomenclator: de Nederlandse humanist Hadrianus Junius (Adriaen de Jonghe, 1511-1575) is de auteur van een veeltalig woordenboek, Nomenclator omnium rerum propria nomina variis linguis explicata indicans (Antwerpen, 1567), waarvan nog in de 17de en 18de eeuw talrijke, vaak tot twee of drie talen beperkte uitgaven verschenen.
margenoot18-21
Cicero heeft het over de ‘raeda’ in zijn Pro T. Annio Milone, 10, 20 en 21. Tevens handelt hij in dezelfde rede, Pro T. Annio Milone, 10, over de ‘raedarius’, waarmee hij de menner van de wagen bedoelt. Ook Caesar gebruikt het woord ‘raeda’ in De Bello Gallico, boek i, 51 en boek vi, 30.
margenoot23
Wolfgangus Lasius: Wolfgang Lazius (1514-1565). Weense arts, historicus en filoloog, auteur van o.m. De gentium aliquot migrationibus, sedibus fixis, reliquijs, linquarúmq ... (Bazel, 1557), waarin hij, p. 25-36, vergelijkende woordenlijsten van het Duits, het Latijn en het Grieks publiceerde, die moesten leiden tot het besluit dat zijn moedertaal superieur was aan de klassieke talen.
margenoot26
Seeze: sjees (Van Dale: licht, hoog, tweewielig rijtuig met kap), uit het Frans chaise, al blijkt Verlooy die etymologie te verwerpen.
voetnoot29
*vastgemakte: vastgemaekte
margenoot2-31
De ‘essedum’ was een tweewielige strijdwagen van Keltische oorsprong, die de Romeinen bij de Belgen aantroffen. De Romeinen gebruikten hem als reiswagen en lastwagen. De ‘covinnus’ was een strijdwagen die omstreeks dezelfde tijd in Brittannië voorkwam en sterk op de ‘essedum’ geleek. De Romeinen wendden hem aan als reisen renwagen. ‘Raeda’ is een woord van Keltische oorsprong dat te Rome gebruikt werd voor een reiswagen die voorzien was van vier wielen. Deze passage over wagens, met vermelding van auteurs als Caesar, Vergilius en Lucanus, komt ook voor bij L. Guicciardini, die evenwel niet naar Cicero verwijst; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 4. Het feit dat Verlooy Cicero wel noemt en ook de Nomenclator citeert, schijnt er eens te meer op te wijzen dat hij zijn lectuur op zelfstandige wijze verwerkte. Andere auteurs, tijdgenoten van hem, schreven over hetzelfde onderwerp zonder identiek dezelfde gegevens te verstrekken; cfr. W.F. Verhoeven, Algemeyne inleyding (zie p. 9, r. 3-12), p. 37-38 en J. des Roches, Histoire ancienne des Pays-Bas Autrichiens (zie p. 5, r. 28), dl. i, p. 321 en 325.
voetnoot1
buspoeder: buskruit
margenoot4-5
Volgens inlichtingen, ingewonnen te Doornik, is de herinnering aan dit proces er niet bewaard gebleven. Evenmin kent men er in het oude taalgebruik het door Verlooy aangehaalde gezegde. Wel komt daarin voor: ‘Il faut se tenir à carreaux’, wat zoveel betekent als ‘Men moet op zijn hoede zijn’. Het huidige Frans kent nog ‘se garder à carreau’, wat ongeveer dezelfde betekenis heeft. De door Verlooy gebruikte uitdrukking komt in werkelijkheid uit het kaartspel (carreaux = ruiten).
voetnoot14
teerlingsgewys: teerlingvormig
voetnoot16
zoomen: zoals men
margenoot17
Venloo: Venlo, oude Hanzestad aan de Maas, was tot 1867 tevens een vesting. L. Keuller, Geschiedenis en beschrijving van Venlo (Venlo, 1843), p. 97, vermeldt dat er tijdens de 16de eeuw in de stad een demonstratie met bommen plaatsgreep, naar aanleiding van een bezoek van hertog Johan van Kleef. Ten gevolge van een onvoorzichtigheid brak er toen een brand uit. Hetzelfde kan men lezen bij H. Uyttenbroeck, Bijdragen tot de geschiedenis van Venlo, dl. iv (Venlo, 1914), p. 59, die eraan toevoegt dat de ontwerper van de bommen Jan de Bussemaker was. Of de bommen werkelijk uitgevonden zouden zijn te Venlo is niet zeker, al laat L. Keuller, o.c., p. 98 dit vermoeden.
margenoot18
Bommel: Den Bommel is een landbouwgemeente op het eiland Overflakkee (Zuid-Holland). De bewering dat bommen voor het eerst gebruikt werden in Bommel, heeft te maken met de naam van de gemeente; de historische betrouwbaarheid ervan kan evenwel betwijfeld worden. L. Keuller, Geschiedenis en beschrijving van Venlo (Venlo, 1843), p. 97-98, zegt dat de bommen die te Venlo werden vervaardigd, voor het eerst gebruikt werden in Wachtendonk.
voetnoot22
orloziën: uurwerken
voetnoot25
voorders: voor het overige
margenoot20-26
Guicciardini schrijft inderdaad de uitvinding van het horloge toe aan de bewoners van de Nederlanden; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 20), p. 4.
margenoot27-29
Guicciardini looft de muzikale aanleg van de bewoners van de Nederlanden. Hij weidt uit over het feit dat zij verscheidene instrumenten wisten te bespelen en dat de Nederlanden talrijke vooraanstaande componisten telden; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 28.
margenoot3-5
De hoedenmakerij, die uitvinding om de wol door middel van vocht en warmte tot een soort was om te vormen...
voetnoot6
eerstelyk: aanvankelijk, vroeger
nae: naar
drachten: modes
voetnoot8
bekwaem: geschikt
voetnoot10
wezendheyd: werkelijkheid
voetnoot11
een mannelyk hoofd, in afbeldsel: een mannelyk hoofd, als in afbeldsel (afbeelding, portret)
margenoot3-12
Ca. 1680 begon men te zoeken naar een nieuwe, strengere vorm voor de hoed: de grote, breedgerande hoed ontstaat, in stijver materiaal, met lage bol en één of twee randen omhooggerold tot dicht tegen de bol. Naderhand wordt ook de derde rand omhooggebogen en worden de drie randen tegen de bol samengebonden: zo ontstaat de stijve, driehoekige steek, kleiner van formaat, die tot aan de Franse Revolutie in gebruik blijft. Omdat op de hoge pruik een dergelijke hoed moeilijk te dragen was, werd het de gewoonte de steek onder de arm te dragen.
margenoot14-19
De feiten waarop Verlooy zinspeelt en de bron waaraan hij ze ontleende, zijn voorlopig niet te achterhalen. Moet men denken aan bemiddeling via de Oostindische Compagnie?
voetnoot19
voordere: verdere
proef: bewijs
voetnoot24
lonkpypen: microscopen of verrekijkers?
voetnoot28
de gene: die (d.i. de uitvinding)
voetnoot29
huyshoudigen: huishoudelijke
uytvond: uitvinding
voetnoot1
hem: zich
voetnoot5
sleet: afzet, verkoop
vertier: omzet
margenoot6
de leegere Nederlanders: de in het Noorden wonende Nederlanders (cfr. p. 10, r. 30).
margenoot8
Wilem Beukelens: eigenlijk Willem Beukels (14de eeuw). Visser uit Biervliet in Zeeuws-Vlaanderen. Hij verbeterde de techniek van het kaken van haring. Door een eenvoudige ingreep kwam hij ertoe op vlugge wijze de vis van zijn ingewanden te ontdoen.
voetnoot10
naer dat: nadat
margenoot10-11
Boekshering: dialectische vervorming van Zuidned. boksharing = bokking.
voetnoot12
nakoomst: nageslacht
margenoot12-13
Biervliet: zie p. 21, r. 8.
voetnoot13
treffelyke: fraaie
vereert: geschonken
voetnoot15
vinnigheyd: naarstigheid
uytgaet: uitgaat naar, gericht is op(?)
voetnoot16
waer: ware
noodzakelyk: het onmisbare
voetnoot17
heerlykheyd: luister
voetnoot22
diergelyke: dergelijke
margenoot18-24
De valkejacht werd reeds beoefend gedurende de Oudheid in Mesopotamië en in China. Ze kreeg in onze gewesten een grote betekenis in de Frankische tijd. Bepaalde streken, zoals de omgeving van Turnhout en het gebied van Valkenswaard, verwierven faam als centra voor het africhten van roofvogels.
voetnoot26
ontverhouwbaer: niet te houwen, kloven
voetnoot30
vuer: schittering
voetnoot1
nae: naar
margenoot25-22.5
De techniek van het diamantslijpen werd in de 15de eeuw vervolmaakt door de Bruggeling Lodewijk van Berchem. In de 15de en vooral in de 16de eeuw werd Antwerpen een belangrijk centrum van diamantbewerking; cfr. D. Schlugleit, Geschiedenis van het Antwerpsche Diamantslijpersambacht (1582-1797) (Antwerpen, 1935), p. 9. Uit de nieuwe vormen van bewerkte diamanten die in die tijd opdoken, is af te leiden dat er zich toen een evolutie in de diamantbewerking voordeed, die wijst op de kennis van de techniek van het kloven; cfr. J. Walgrave, Geschiedenis van het diamant in Antwerpen, in Antwerp World Diamond Centre (Antwerpen, 1973), p. 196. Op het einde van de 15de eeuw wordt het kloven te Antwerpen reeds als een normale bewerking vermeld; cfr. Diamant, geschiedenis en techniek (Antwerpen, 1968), p. 16. Men mag bijgevolg veronderstellen dat de bloei van de diamantbewerking te Antwerpen in de 15de en 16de eeuw gepaard ging met het tot ontwikkeling brengen van de techniek van het kloven aldaar; cfr. J. Walgrave, o.c., p. 196. Deze techniek werd en wordt in hoofdzaak beoefend in kleine, vaak door gezin en familie bepaalde werkverbanden: vandaar ook het bewaren en overleveren van de geheimen van het vak. Het kloven was, volgens Schlugleit, tijdens het Ancien Régime in Antwerpen een ‘vrije conste’; degenen die het beoefenden, stelden zich zelfstandig op tegenover het diamantslijpersambacht; cfr. D. Schlugleit, o.c., p. 115. Dat wordt bevestigd door G. Lenzen, die noteert dat in 1672 het kloven voor het eerst wordt opgenomen in de gildestatuten als behorende tot het diamantslijpen, wat heftige reacties uitlokte van de klovers: ‘Het clieven van de steenen is eene vrye conste sonder dat men daer in gewoon is te doen eenige proeve’; cfr. G. Lenzen, The history of diamond production and the diamond trade (Londen, 1970), p. 103-104.
voetnoot8
herstelders: die (de kunst) in eer herstelden
margenoot15-16
Jan Van Eyk van Brugge: Jan van Eyck (overleden te Brugge in 1441). Een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de School van de Vlaamse Primitieven. Bij het mengen van zijn verven gebruikte hij lijnolie en notenolie, een techniek die een baanbrekende betekenis had voor de schilderkunst. Ook Guicciardini schreef dat de olieverf in Brugge werd uitgevonden; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 4.
margenoot16
Georgius Vasarius: Giorgio Vasari (1511-1574). Italiaans schrijver, architect en schilder. Zijn werk Le vite dè più eccellenti Pittori, Scultori e Architetti (1550) kende een grote verspreiding in en buiten Italië.
margenoot19
Rubens: Petrus Paulus Rubens (1577-1640). Grootste Vlaamse barokschilder, tevens diplomaat.
voetnoot24
aen: voor
margenoot25
Apelles: (4de eeuw v.C.) uit Colophon. Hofschilder van Alexander de Grote, gold als de grootste schilder uit de Oudheid en als model voor alle latere schilders. Met ‘onzen Antwerpschen A.’ is Rubens bedoeld.
margenoot21-25
Ten tijde van Verlooy werkten M.J. Geeraerts (1707-1791), J.F. Beschey (1717-1799), P.J. Verhaghen (1728-1811), A.C. Lens (1739-1822) en W.J. Herreyns (1743-1827) in Rubensiaanse trant. De Bruggeling Jan Garemijn (1712-1799) schilderde pittoreske, eigentijdse gebeurtenissen, J.F. van Dael (1764-1840) en P. Faes (1750-1814) bloemstukken. Portretschilders waren F.L. Lonsing (1739-1799) en J.J. Lens (1746-1814), landschapschilders J. Antonissen (1737-1794), J.L. Demarne (1754-1829) en B. Ommeganck (1755-1826). De classicistische stijl van David werd nagevolgd door P.N. van Reysschoot (1738-1795), J.B. Suvée (1743-1807) en F.J. Kinsoen (1770-1839); cfr. J. Duverger e.a., Kunstgeschiedenis der Nederlanden, dl. iii (Utrecht-Antwerpen, 1956), p. 86-96, en Grote W.P., Compendia Vlaanderen, p. 223-4.
margenoot26-27
L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6. r. 26), p. 4.
margenoot30
uytnemenden konstenaer: waarschijnlijk wordt hiermee bedoeld de firma Maximiliaan-Emmanuel de Angelis en zonen, die in de 2de helft van de 18de eeuw in Brussel bedrijvig was op het gebied van de glasschilderkunst.
voetnoot2
plaesterkonst: kunst van het stukadoren
voetnoot4
neffens: naast
voetnoot6
aen: voor
margenoot8
Phidias: (Grieks: Pheidias) (5de eeuw v.C.) Atheens beeldhouwer. Werkte mee aan de wederopbouw van de Acropolis, maakte er het bronzen beeld van Athena Promachos voor en het befaamde beeld van Athena Parthenos. Voor de Zeustempel te Olympia schiep hij een 12 m hoog, zittend beeld van de oppergod.
Praxiteles: (4de eeuw v.C.) Atheens beeldhouwer.
voetnoot9
ongeloond: niet beloond, zonder loon
margenoot5-10
Toenmalige beeldhouwers waren in de Zuidelijke Nederlanden o.m. J.J. van der Neer (1718-1794), F.A. Nijs (1724-1805), J. Fernande (1741-1759, de hofbeeldhouwer van de landvoogd Karel van Lotharingen), de bekende G.L. Godecharle (1750-1835), J.F. van Geel (1756-1830) en P.F. Le Roy (gestorven te Brussel); cfr. J. Duverger e.a., Kunstgeschiedenis der Ned., dl. iii, p. 117-173, en Grote W.P., Comp. Vlaand., p. 276-7.
voetnoot10
by ons eerst: vooral bij ons
margenoot13
Oudenaerde: In Oudenaarde, gelegen aan de Schelde in Oost-Vlaanderen, kende de tapijtweverij een grote bloei van de 15de tot de 17de eeuw.
Brussel, sinds de 16de eeuw in bestuurlijk opzicht de belangrijkste stad van de Zuidelijke Nederlanden, werd een belangrijk centrum van tapijtweverij op het einde van de 15de eeuw. In de eerste helft van de 16de eeuw was Barend van Orley er een belangrijk ontwerper van kartons voor tapijten. In de 17de eeuw ging de tapijtweverij achteruit.
margenoot14-15
is in deze Nederlanden uytgevonden: Ook Guicciardini was die mening toegedaan; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 4.
voetnoot20
ontleyd: ontroofd
voetnoot23
volkomingen: vervullingen van wensen, tegemoetkomingen
margenoot17-27
Onder het bewind van Lodewijk xiv werd Frankrijk de machtigste mogendheid op het Europese vasteland. Het kende, vooral op cultureel gebied, een grote uitstraling. Gespecialiseerde arbeiders uit de Zuidelijke Nederlanden werden in die periode door Franse bedrijven aangetrokken, zelfs in die mate dat van officiële zijde werd gereageerd en gedreigd met gerechtelijke vervolgingen tegen diegenen die naar Frankrijk wilden uitwijken; cfr. H. Pirenne, Geschiedenis van België van het begin tot heden (vertaald o.l.v. dr. A. van Loey, Brussel, s.d.), dl. iii, p. 41. Brussel werd in die periode door de Fransen beschoten (1695) en samen met de rest van het land ook gedurende jaren door hen beheerst. Het was de tijd van de oorlog van de Liga van Augsburg (1688-1697) en de Spaanse Successieoorlog (1700-1713).
voetnoot27
gebreken: ontbreken
voetnoot28
in zyn uyterste: op zijn uiterste, stervende
margenoot27-31
Omstreeks 1770 ging het laatste atelier in Oudenaarde dicht. In Brussel bleef het atelier Van der Borght tot omstreeks 1794 werkzaam.
voetnoot6
daer: waar
voetnoot7
geestigheyd: vernuft
margenoot6-10
L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 28.
voetnoot10
Europische: Europese
voetnoot11
zeywerkerye: zijdeweverij
voetnoot15
*wonderschynen: wonder schynen
herstelling: herstel, wedergeboorte
margenoot22-23
op den goeden voet gestelt (hebben): een stevige grondslag gegeven, tot bloei gebracht (hebben)? P.J. Harrebomée, Spreekwoordenboek (zie p. 9, r. 29-30) vermeldt, zonder nadere verklaring: Het staat op goede voeten.
margenoot20-30
Verlooys woorden zijn een persoonlijke parafrase of vertaling van de tekst van Guicciardini; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 28.
voetnoot1
proef: bewijs
redens: argumenten
wetenschap: kennis
voetnoot6
aengehaelt: aangelokt
margenoot30-25.1-8
L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 28.
voetnoot9
vinnige: naarstige
voetnoot10
vorens: voren
opgehaelde: wat werd vermeld
voetnoot12
achtergebleven:nagelaten
hun: hunne
voetnoot15
over: voor
voetnoot18
op: met
spellewerk: speldenwerk, kantwerk
voetnoot21
gebied: gezag
margenoot29
Land van Waes: ingesloten tussen Durme en Beneden-Schelde, bestond het Land van Waas in de Middeleeuwen uit 19 dorpen. Heden ten dage is St.-Niklaas er de belangrijkste plaats. De aanwezigheid van klei in de ondergrond, dicht bij de oppervlakte, heeft tot gevolg dat het Land van Waas een vochtige en vruchtbare bodem heeft.
voetnoot30
oordeelryke: oordeelkundige
ryzers: reizigers
margenoot2-3
Kempen: geografische streek in het noordoosten van België, die zich over een groot gedeelte van de provincies Antwerpen en Limburg uitstrekt. De bodem is er overwegend samengesteld uit grof zand, zodat hij over het algemeen weinig vruchtbaar is. Toch bleef de landbouw er de belangrijkste economische bedrijvigheid tot in de 20ste eeuw.
voetnoot4
moeten: danken (Fr. doivent)
voetnoot5
wezen: voorkomen(?)
voetnoot6
niet verwonderen: er zich niet over verwonderen
voetnoot8
treffelyk: behoorlijk
voetnoot9
bunderen: bunders: vlaktemaat
daer: waar
voetnoot10
d'enkele: alleen maar de
voetnoot12
derven: missen, afstaan
voetnoot15
een huyshouden hebben: een huisgezin te onderhouden hebben(?)
voetnoot16
daer: waar
nog: noch
voetnoot17
en: ontk.
voetnoot20
niet: niets
als: dan
kordewagen: kruiwagen
voetnoot21
schup: spade
Daer: Waar
margenoot22
schoren: ontbreekt in de woordenboeken en idiotica; synoniem van poozen: rustpozen, onderbrekingen van de werktijd.
voetnoot22
en: ontk.
voetnoot23
hekel: werktuig bij de vlasbewerking
voetnoot26
hof: tuin
voetnoot28
zyssel: zeis
voetnoot3
en: ontk.
pyze: denke
voetnoot4
en: ontk.
voetnoot5-6
waer 't zaken (ware het zake = indien) my den tyd gebeurde (= te beurt viel?), daer waer (= ware) veel by-te-vindent (= meer te ontdekken)
voetnoot9
nutte: nuttige
uytvonden: uitvindingen
voetnoot13
vryzugtigheyd: zucht naar vrijheid(?)
margenoot19
Linguet: zie p. 2, r. 5.
voetnoot19
diergelijke: dergelijken
margenoot23
In Cesars, tyden: zie p. 6, r. 7.
voetnoot27
onootmoedige: niet ootmoedige
voetnoot29
Vriezen: Friezen
voetnoot2
naer: na
bevraging: navraag
voetnoot5
op: ten opzichte van
margenoot29-28.9
Deze anekdote werd ontleend aan Tacitus; cfr. P.C. Tacitus, Annales, boek xiii, 54. Ook J. des Roches vermeldde ze in zijn werk; cfr. J. des Roches, Histoire ancienne des Pays-Bas Autrichiens (zie p. 5, r. 28), dl. i, p. 289.
voetnoot11
fabriken: gebouwen
voetnoot17
volslage: volledige, complete
voetnoot18-19
dan waren wy zeker zoo kruypende niet achter de Fransche: toen kropen wij de Fransen zeker niet zo achterna
voetnoot21
nog: noch
voetnoot25
voor: voorop
voetnoot26
vinden: bevinden
voetnoot27
Waerby: Waardoor
voetnoot28
gedeyst (cfr. deinzen): achteruitgegaan
voetnoot30
afneming: verzwakking
margenoot1
't huys van Burgondiën: in 1363 schonk de Franse koning, Jan ii (1350-1364), Bourgondië aan zijn jongste zoon, Filips de Stoute. Die huwde in 1369 Margareta, dochter van de graaf van Vlaanderen. Hij werd de grondlegger van de macht van het Bourgondische Huis in de Nederlandse gewesten. De hertogen van Bourgondië verwezenlijkten tijdens de 15de eeuw in grote mate de territoriale en bestuurlijke eenmaking van de Nederlanden. Bij het creëren van nieuwe instellingen werden zij geïnspireerd door het Franse voorbeeld en bekleedden zij talrijke ambtenaren van Franse herkomst met belangrijke functies. Onder hun beleid won de Franse taal aan betekenis in de Nederlanden. Dat de ‘vernedering van onzen volksaerd’ met de komst van het Bourgondische Huis begon, is in de loop van de 18de eeuw een telkens weer gehoorde opvatting (bij de Brugse dichter J.P. van Male, bij W.F.G. Verhoeven, bij J.N. Paquot), die het eerst geformuleerd werd door de 16de-eeuwse humanist Meyerus (J. de Meyer(e)).
voetnoot4
nagesleept: achter zich gesleept
margenoot4-6
Het (Bourgondische Huis) voerde dadelijk het Frans als voertaal in...
margenoot5-6
d' eerste raden: de belangrijkste instellingen op bestuurlijk en juridisch gebied.
voetnoot7
voegen: schikken
nae: naar
margenoot8
de schrijfwijze raeden naast raden (p. 29, r. 6 en p. 29, r. 17) is waarschijnlijk een ingreep van de zetter; een dergelijke ingreep is in oudere teksten een regelmatig toegepast middel om gelijke regels te vormen.
voetnoot9
iet: iets
voetnoot10
wulig: bezige, drukke
voetnoot12
bediendens: ambtenaars
voetnoot13
trekken: aantrekken
voetnoot18
aenveerd: aanvaard
voetnoot19
kon niet misschen (= missen): kon niet anders dan; moest wel
voetnoot21
acht: achting
voetnoot23
by de welke: waardoor
voetnoot24
hebben: zijn
voetnoot26
heeft: is
voetnoot29
dichterye: dichtkunst
voetnoot1
heeft: is
voetnoot2
seffens: dadelijk
voetnoot4
aentedragen: bekommerd te zijn om(?)
margenoot4-5
van vremd gevallen op vremd: de Zuidelijke Nederlanden kenden de ene vreemde overheersing na de andere.
voetnoot5
vremd: vreemd
voetnoot9
voorhebben: voordeel hebben
voetnoot12
de voorhand geven: (kaartspel) de eerste kans geven, laten voorgaan
margenoot12-17
Hierdoor dan moeten wy ... ons ... onder den fransman honden: ... ons minder achten dan ...
voetnoot17
hier van: daarvandaan
voetnoot18
overttuygtheyd: overtuiging
van aerdswegen: van nature
voetnoot19
slechter: geringer
voetnoot20
verachternis: teruggang
voetnoot21
gemeyn: volk
inbelding: gedachte
voetnoot23
volherden: volharden
voetnoot25
ongebruyk: niet gebruiken
voorders: verder
voetnoot26
(halen);: (halen),
buyten plaats: overbodig(?)
voetnoot28
opzigtigheden: verhouding(en)
voetnoot30
hun: zich
margenoot2
Nederduytsche: zie p. 4, r. 7-8.
voetnoot4
walsche: Waalse
begrypt: omvat
margenoot5
onze tegenwoordige Nederlanden: de Oostenrijkse Nederlanden.
voetnoot7
niet: niets
uytgenomen: uitgezonderd
margenoot8
Gelder: Gelderland. Het vorstendom Gelderland bestond uit vier ‘kwartieren’. Het kwartier van Roermond (Overkwartier, Opper-Gelre) bleef bij de Spaanse, later de Oostenrijkse Nederlanden behoren.
margenoot12
de voordere wedergegeve landstukken: het Doornikse was een gebied, bestaande uit een 75-tal dorpen, dat tot 1314 gedeeltelijk zelfstandig was, gedeeltelijk beheerst werd door Vlaanderen. Daarna kwam het in het bezit van de Franse kroon. In 1521 wist Karel v de sterke vesting Doornik en het Doornikse te veroveren: het was zijn eerste stap naar de verdere territoriale eenmaking van de Nederlanden. Doornik bleef vanaf dat ogenblik deel uitmaken van de Nederlanden, al werd het nog af en toe door Frankrijk bezet.
voetnoot13
*Bra: Brabant
margenoot15-16
toelandekens: bedoeld worden waarschijnlijk de gebieden ten oosten van de Maas die Brabants bezit waren (Het Land van Overmaze). Behalve om het hertogdom Limburg gaat het om het Land van 's-Hertogenrade, het graafschap Dalhem en het Land van Valkenburg. Het laatste werd na de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) verdeeld tussen de Verenigde Provinciën en de Spaanse Nederlanden.
voetnoot20
naeder: dichter (bij)
voetnoot23
mits: wegens
margenoot23-24
d'oneenigheyd over de Schelde: verwezen wordt hier naar de pogingen van Jozef ii (1780-1790) om de Schelde te openen voor het handelsverkeer op Antwerpen. Die pogingen strandden op de zogenaamde ‘Keteloorlog’. Zie p. 55, r. 4.
margenoot30
zoo naer (nader = nabij) hebben: zodat de taal van de Luxemburgers even sterk verwant is aan het Nederduits (= Nederlands) als aan het Hoogduits.
margenoot3
't Duytsch Limborg: het gebied van het huidige (Belgisch en Nederlands) Limburg lag verspreid over de Verenigde Provinciën (Gelderland), de Oostenrijkse Nederlanden, het prinsbisdom Luik en Pruisen. Kleinere delen behoorden nog aan andere soevereinen. Er was ook het hertogdom Limburg aan de Vesder dat in 1288 door Brabant werd ingelijfd en deel uitmaakte van de Oostenrijkse Nederlanden.
voetnoot3
en: ontk.
voetnoot4
plegen: zich bedienen van
voetnoot11
fransche: Fransen
hun: hen
en: ontk.
margenoot12-13
die schier binnen ons land gezeten zyn: het prinsbisdom Luik, dat van oudsher een eigen staatkundig leven leidde - en waartoe ook Nederlandssprekende gebieden (o.m. het graafschap Loon) behoorden -, grensde aan de Oostenrijkse Nederlanden.
margenoot19-20
L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 385: ‘... die van Luyck spreken ghemeynlijck Fransoysche tale / maer seer bedorve / gebroken ende vreemdt...’. Het Latijnse citaat komt letterlijk voor in de Latijnse edities van Guicciardini's werk.
voetnoot23
toegebragt: aangebracht
voetnoot24
als: toen
voetnoot2
ontrent: in de omgeving van
voetnoot3
naebuerte: buurt
voetnoot5
wooning: het wonen
dier: duur
voetnoot7
wulig: bedrijvig
dobbel: dubbel
margenoot4-10
binnevestan: de eerste omwalling van de Brusselse stadskern, beëindigd in de 13de eeuw, 4 km lang;
buytevesten: de tweede omwalling van Brussel, beëindigd in het laatste kwart van de 14de eeuw, 8 km lang;
den grooten en klynen Zavel: twee pleinen gelegen in het zuidoostelijk en hoger gelegen gedeelte van de Brusselse binnenstad, van elkaar gescheiden door de Zavelkerk;
Hoogstraet: verbindt de Hallepoort, in de 18de eeuw nog een poort op de ‘buytevesten’, met de Kapellekerk die meer centraal, naar de binnenstad toe, ligt. Tussen de Hoogstraat, de ‘buytevesten’, de Grote en de Kleine Zavel ligt de zone waarin in de 19de eeuw het gerechtshof zou worden opgetrokken.
voetnoot11
palen: grenzen
voetnoot15
helligt: helft
voetnoot18
nae: naar
gissing: raming
voetnoot20
maken: uitmaken
voetnoot24
gemengelt: gemengd
voetnoot28
dat: die
voetnoot1
*-dete: -dere
voetnoot3
en: ontk.
voetnoot5
frans te rekenen: als Franstalig te beschouwen
waer-z'ook: ware ze ook
voetnoot8
eendeels: gedeeltelijke
voetnoot18
spraek: taal
voetnoot23
enkel: zuiver
voetnoot26
Duyts: Nederduits
Wals: Waals
voetnoot27
voor wat deel: in welke verhouding
voetnoot30
gemeyne: gemeenschappelijke
margenoot9-10
d'overige veertien: bedoeld zijn de ‘veertien duyzent’, cfr. p. 35, r. 5; - dry: Limburg draagt een vierde van Brabant, d.i. drie (duizend) guldens, bij.
margenoot10-15
16 (zestienduizend guldens voor Vlaanderen) + (12 × ¾) (voor Brabant) + (3 × ⅔) (voor Limburg) = 27 voor 't Nederduyts. (12 × ¼) (voor Brabant) + (3 × ⅓) (voor Limburg) = 4 voor 't Wals.
margenoot15-16
Den overschot van elf: 14-3; cfr. de tekst p. 35, r. 9-10.
voetnoot17
gehalft: gehalveerd
voetnoot22
leste: laatste
iet: iets
voetnoot24
overtreffing: (overtreffen = in aantal te boven gaan; vandaar) verschil
margenoot25-30
d'overige elf (zie p. 35, r. 15-16) - twee = negen. Negen wordt ‘gehalft’ (gehalveerd) tussen beide talen, wat ‘vier en een half’ geeft. Voor het Nederlands wordt het totaal: 27 (cfr. de tekst p. 35, r. 14) + 4,5 = 31,5; voor het Frans: 4 (cfr. p. 35, r. 15) + 4,5 + 2 (cfr. p. 35, r. 25) = 10,5.
voetnoot3
bedrag: belang
voetnoot5-6
is op...gelegen: ligt verspreid over
voetnoot7
*versterkt: verstrekt: uitgestrekt
voetnoot8
bezonderste: voornaamste
voetnoot10
grielt: krioelt
voetnoot14
Ipren: Ieper
margenoot15
Ruremonde: Roermond: zie p. 31, r. 8.
voetnoot16
niet als: niets dan
voetnoot17
niet: niets
voetnoot19
nog: noch
voetnoot20
en: ontk.
gelegendheden: toestand(en)
voetnoot23
overweerweegt: zetfout voor overweegt, of contaminatie met overen-weer?
beleyden: bekennen
voetnoot24
opneming: inventaris
voetnoot25
te kort gedeylt: te weinig bedeeld
voetnoot26
verstrektheden: uitgestrektheden
voetnoot28
zwang: gebruik
geachtheyd: het geacht zijn
ophalen: vermelden
voetnoot2
nog: noch
wegens: vanwege
voetnoot3
gemeyn: algemeen
voetnoot5
zyn: worden
voorgestaen: verdedigd
voetnoot6
gemeyne: gemeenschappelijke of gewone
voetnoot7
nae: naar
margenoot4-8
Schrant voegt hier in zijn uitgave van de Verhandeling, p. 38, een voetnoot aan toe: ‘Dit is onwaer. In de achttiende eeuw hadden de Hollanders hunne letterkunde te veel op Fransche leest geschoeyd. Zy was minder oorspronkelyk, maer meer beschaefd en regelmatiger als te voren.’
voetnoot9
zelve: zelfde
voetnoot13
andersints: anderszins
voetnoot14
letterkonstschryvers: letterkundigen
voetnoot17
daer: waar
voetnoot19
daer: waar
voetnoot21
bedieden lang te zyn: aanduiden als lang
voetnoot23-25
vereyscht ... de langheyd der vocalen ... te doen merken: vereist ... dat men de lengte van de vocalen ... merkt
voetnoot26
wullen: wollen
voetnoot28
wuelen: woelen
voetnoot30
*tumnltuari: tumultuari
belyde: beken
voetnoot1
waer: ware
voetnoot2
uytneming: uitzondering
voetnoot5
als: (beter) dan
voetnoot9
hebben: zijn
voetnoot13
voortgestrekt: uitgestrekt
voetnoot19
van: door
voetnoot22
Waer het zaken: Indien
voetnoot24
*gemakt: gemaekt
voetnoot26
merkelijk: aanmerkelijk, groot
voetnoot27
oordeel: oordeel (ik)
oud: oude
voetnoot29
beraemt: ontworpen
voetnoot4
niet: niets
voetnoot5
weet: kent
voetnoot6
gemyn: volk
voetnoot7
Brusseler: Brusselaar
voetnoot8
beleyden: bekennen
sermoon: preek
voetnoot11
*vemeyd: vermeyd: beschaamd
voetnoot13
alwillens: opzettelijk
kwalyk: slecht
voetnoot14
*fans: frans
voetnoot15
kaffehuyzen: cafés
hertnekkig: hardnekkig
voetnoot17
belemmernis: het gehinderd zijn
margenoot22
Juvenalis: Decimus Junius Juvenalis (60-140). Romeins satirendichter.
voetnoot22
zelve: zelfde
voetnoot25
spotde: spotte
margenoot26-40.5
D.J. Juvenalis, Saturae, vi, 185-191.
voetnoot6
aen: op
voetnoot8
haer: zich
voetnoot10
myt: meid
voetnoot11
Kempeners: Kempense
voetnoot12
al: als
voetnoot14
*tal: tael
voetnoot16
*zorg jes: zorgjes
margenoot18
men ... in 't frans: Lat. concumbere = slapen met, omgang hebben met
voetnoot20
van: door
Nog: Noch
margenoot20-21
hoogschool van Loven: de Universiteit van Leuven; Brusselsche Academi': de in 1771 door keizerin Maria-Theresia opgerichte ‘Académie impériale et royale des sciences et belles-lettres de Bruxelles’.
margenoot22
voor haar ooit meer gedaan dan ze niet te verwerpen. Aan de Leuvense universiteit was het Latijn de taal van alle onderwijs; voor de Franse taal bestond wel vanouds een leerstoel, voor het Nederlands niet. Voor de Academie, zie de inleiding, p. 7.
voetnoot23
gevestigt: vastgelegd
voetnoot24
en: ontk.
margenoot24-26
... heeft nog die beschaving (= het schaven, verfijnen) niet ondergaan van de zijde van een openbaar gezag, een beschaving die de Franse taal [al wel] heeft ervaren (gekend) ...
margenoot26-27
Schrant, Verhandeling, p. 42, voegt hier in noot aan toe: ‘Ofschoon in 1788 de spelling in Holland nog niet door openbaer gezag gevestigd was, vertoonde zy zich echter regelmatiger als de Vlaemsche.’
voetnoot28
niet: niets
voetnoot29
slegtigheden: minderwaardige dingen
waer: ware
voetnoot1
aenzinelykste: aanzienlijkste
voetnoot3
bynaer: bijna
voetnoot4
dagelyksheden: dagelijks verschijnende publikaties(?)
voetnoot8
groote: groten, grote heren
margenoot9
(het zyn zy die) onze journalisten, onze gazettiers (zyn). De woorden journalist en gazettier zijn in de 18de eeuw ongeveer synoniem en betekenen: opsteller, uitgever en verspreider van bladen.
voetnoot10
wulen wy: bewegen wij ons
voetnoot20
schandboet: schandelijke boete of boete voor iets schandelijks
voetnoot23
eygentlyk: naar haar wezen
voetnoot24
herkennen: erkennen
voetnoot26
hun: hen
van: om
margenoot29
Aulus Gellius: (2de helft van 2de eeuw). Romeins oudheidkundige en auteur. Hij schreef Noctes Atticae.
voetnoot1
verschooning: verontschuldiging
voetnoot2
op diën (Zuidnederl. voor dien): daarvoor
voetnoot3
en: ontk.
margenoot29-42.5
A. Gellius, Noctes Atticae, boek xi, 8.
voetnoot5
wist (te zijn)
voetnoot9
naer: na
voetnoot13
eygendommen: eigenschappen
voetnoot15
eenigelyk: iedereen
voetnoot27
pyze: overwege
voetnoot28
en: ontk.
voetnoot1
Brusselers: Brusselaars
voetnoot5
nae: naar
voetnoot8
onlust: verdriet, kwelling
voetnoot9
uytstaen: dulden
voetnoot11
uytgeschuyffelt: uitgefloten
voetnoot16
loving: het loven
voetnoot18
voortgedaen van: begunstigd door(?)
margenoot19
Bultos: Alexander Florentijn Bultos (+ 20 sept. 1787). Was van Brusselse afkomst en verwierf, als acteur en theaterdirecteur een grote populariteit. Samen met zijn broer Herman nam hij tijdens de laatste twee decennia van het Ancien Régime verscheidene leidende functies waar in het Brusselse theaterleven. Zij stichtten o.m. het kindertheater, ‘Petit-Spectacle’, dat later het ‘Théâtre du Parc’ werd, en baatten het ‘Grand Théâtre’ of ‘Théâtre de la Monnaie’ uit.
voetnoot21
en: ontk.
voetnoot22
eyge: eigen
margenoot24
des Roches: Jan des Roches (1740-1787). Kwam uit 's-Gravenhage op jeugdige leeftijd in Antwerpen terecht, werd er schoolmeester, schreef in die functie zijn Nederduytsche Spraek-konst (1761) en stelde een Nieuw Nederduytsch en Fransch woorden-boek op, dat vele uitgaven kende. Nadat hij met Franstalige verhandelingen driemaal door de Académie van Brussel was bekroond, werd hij eerst tot lid en vervolgens tot secretaris van de geleerde instelling benoemd. Hij genoot het vertrouwen van de Oostenrijkse gezagdragers: bij de reorganisatie van het onderwijs werd hij secretaris van de ‘Commission royale des études’, later algemeen inspecteur; in 1786 werd hij in Wenen door keizer Jozef ii ontvangen. In het raam van de onderwijshervorming schreef hij verscheidene schoolboeken, o.m. de door Verlooy (p. 43, r. 29-30) vermelde, onvoltooid gebleven Histoire ancienne des Pays-Bas Autrichiens (1787). In zijn onderscheidene functies heeft des Roches niet zozeer zijn moedertaal als wel het Frans begunstigd.
voetnoot24
joengs: jongs
voetnoot25
gehandelt: gehanteerd
voetnoot27
beleyd: bekent
voetnoot1
ontschuldigt: verontschuldigt
op diën: daarvoor
margenoot28-44.2
Histoire ancienne des Pays-Bas Autrichiens (zie p. 5, r. 28), Préface (niet genummerd, p. 1): ‘J'écris dans une langue qu n'est pas la mienne’. En op de volgende bladz.: ‘espérons que la délicatesse Françoise n'exercera pas sur un étranger cette sévérité excessive qui fait trembler les auteurs de la nation [...;] envers moi on sera plus indulgent.’
margenoot3
den Heer De Neny: zie p. 14, r. 6.
voetnoot4
opgebracht: opgevoed
voetnoot6
naer: na
voetnoot8
letterstaet: letterkunde
margenoot5-10
Den Heer Paquot: Jean Noël Paquot (1722-1803). Studeerde aan de Leuvense universiteit en werd in 1746 tot priester gewijd. Historiograaf van keizerin Maria-Theresia (1762), later bibliothecaris van de universiteit (1769) en van de hertog van Arenberg. Lid van de Brusselse Académie. Zijn belangrijkste werk zijn de achttien-delige Mémoires pour servir à l'histoire littéraire des dix-sept provinces des Pays-Bas (Leuven, 1763-1770), een nog steeds uiterst waardevol bio-bibliografisch repertorium, waarmee hij het werk van Valerius Andreas en Foppens voortzette.
voetnoot12
netheyd: zuiverheid
voetnoot13
eygenschap: eigenheid
margenoot8-14
Paquot, Mémoires, dl. 1, Préface, p. xxvi-xxvii: ‘Avant de venir aux objections qu'on a déja [sic] faites contre ces Mémoires, j'en préviendrai une...; c'est celle qui regarde le stile, dont on ne manquera pas de rélever l'incorrection, la monotonie, la sécheresse, & les autres défauts. On perdra ses peines à me les reprocher; j'y en reconnois plus qu'on n'en pourra reprendre, & je passe condamnation sur ce chapitre. Les Wallons, mes compatriotes, ne se piqueront pas d'une extrème délicatesse à cet égard: les François auront quelque indulgence pour un Etranger qui n'a jamais demeuré chez eux; c'est du moins ce que j'attends des uns & des autres.’
margenoot14-15
Linguet en de ‘jaerboeken’ (= Annales): zie p. 2, r. 5; nieuwelyks hernome (= onlangs opnieuw verschenen) is een aanduiding voor het moment waarop Verlooy zijn Verhandeling schreef.
voetnoot15
en: ontk.
bewimpelt: verheelt
voetnoot19
meynden: meenden
Gouvernement: regering
voetnoot21
wisten: kenden
voetnoot27
over: voor
voorgestelt: als onderwerp voor een prijsvraag voorgelegd
voetnoot29
onnut: niet nuttig
margenoot24-30
Bedoeld is het academielid du Chasteler die - zoals hij meedeelt in zijn Mémoire et lettres sur l'étude de la langue grecque (Brussel, 1781), p. vj - zijn Eloge de l'Abbé Suger niet durfde in te zenden als antwoord op een prijsvraag van de Franse Académie, omdat hij er zich van bewust was ‘combien un étranger est loin d'atteindre à cette perfection de stile, que l'Académie Française regarde avec raison comme son objet principal’.
voetnoot30
in te geven: in te zenden
voetnoot1
zoo: zoals
voetnoot2
eygenschap: eigenheid
margenoot5-6
Staten: staten = standen. Het woord werd in de Middeleeuwen reeds gebruikt voor standenvergaderingen, d.z. representatieve vergaderingen van de standen. Hier worden bedoeld: de Provinciale Staten van de Oostenrijkse Nederlanden, d.w.z. provinciale vergaderingen waarin vertegenwoordigers van de drie standen zetelden.
voetnoot7
bezondere lieden: private personen
margenoot11-12
Officiaelsplaets in de Financie: ambt in de administratie van de openbare financiën.
voetnoot12
wird: werd
voetnoot13
aenveerdde: aanvaardde
voetnoot18
comptoir: handelskantoor
voetnoot19
*noh: noch (nog)
onderblyven: achter blijven, onderdoen
voetnoot21
iet: iets
voetnoot23
verdooltheyd: vergissing
voetnoot24
Dat-ze dit is: Dat dit is, ze
voetnoot26
weten: kennen
net: zuiver
nog: noch
eygentlyk: naar haar wezen
voetnoot28
(hoop) van: op
voetnoot4
haer: zich
voetnoot5
*Nederdnytsche: Nederduytsche
voetnoot6
daer: waar
margenoot7
middelmatig: Verlooy moet deze beperking aanbrengen, omdat hij ervan uitgaat dat men een vreemde taal niet ‘eygentlyk’ kan kennen (cfr. zijn tekst p. 41, r. 22-24).
voetnoot12
naer dat: nadat
voetnoot13
*(en zyn).
voetnoot14
onleerbare: niet te leren
voetnoot15
fynigheden: subtiliteiten
voetnoot16
ontvlieden: ontgaan
voetnoot19
vloedigheyd: vloeiendheid
betreffen: verwerven
voetnoot20
onvermeydden: niet verlegen
voetnoot23-24
Moeten wy...; alle onze konsten zyn gekrenkt: Als wij ..., dan wordt al onze kunsten schade toegebracht
voetnoot26
deze: nl. de welsprekendheid
voetnoot27
zedekonde: zedekunde
voetnoot1
naest: het nauwst
voetnoot2
rechtsweegs: rechtstreeks
voetnoot3
borgerlyke: burgerlijke
voetnoot4
reden: rede
voetnoot5
vervoegzaemheyd: voegzaamheid
voetnoot6
bevoorderen: bevorderen
toegepast: aangepast
voetnoot7
meeste menigte: grote massa
eenigelyk: iedereen
voetnoot8
vorige: voorafgaande
voetnoot9
en: ontk.
voetnoot10
afkeeren: afkerig maken
voetnoot12
joengheyd: jeugd
voetnoot13
gemyn: volk
voetnoot15
pyzen: denken
voetnoot19
deze (wetenschappen)
voetnoot20
hy is- er ook van begonst: hij (de wasdom) is er ook mee begonnen
voetnoot23
raekt: aangaat
voetnoot25
niet: niets
vizer: vreemder, wonderlijker
voetnoot26
nouwspeuriger: nauwkeuriger(?)
voetnoot28
*(gedaen),
voetnoot30
maten: versmaten, metrum
voetnoot1
*is in redevoering
voetnoot2
*hoofd springen
voetnoot4
verschilligheden: verschillen, nuances
voetnoot5
gevoelen: aanvoelen
voetnoot6
Alwaer 't: Al ware het
voetnoot7
krenkte: schade toebracht
voetnoot8
door diën dat: daardoor dat, doordat
voetnoot12
voor: alvorens
voetnoot13-14
hoe meer spraken wy ons noodzaken voor (= om) te leeren: tot het leren van hoe meer talen wij ons verplichten
voetnoot14-15
hoe meer wy ons de konsten verwyderen: hoe meer wij voor ons de kunsten op afstand houden(?)
voetnoot16
en: ontk.
margenoot19-20
noodzakelykheyd van 't Grieks: noodzakelijkheid van de kennis van het Grieks.
margenoot24
Abéscholen: Het Frans middelbaar onderwijs was tijdens het Ancien Régime grotendeels in handen van de geestelijkheid (Jezuïeten, Oratorianen e.a.). Het kende in de tweede helft van de 18de eeuw een zekere expansie. Vooral werd het toen gekenmerkt door een vernieuwing van de onderwijsprogramma's, waarbij aan het Frans meer belang werd toegekend ten nadele van het Latijn; cfr. M. Glatigny, Histoire de l'enseignement en France (Paris, 1949), p. 68.
voetnoot24
hun: zich
voetnoot26
noch: nog
waer 't: ware het
voetnoot30
*schynen: schyden (scheiden)
middelbare: gemiddelde, doorsnee-
voetnoot2
gemeyn: volk
bestgemoedde: bestgezinde
voetnoot5
teenemael: helemaal
voetnoot6
en: ontk.
weten: kennen
voetnoot7
moyelykheyd: moeilijkheid
voetnoot8
gezogte: gewilde, bewuste
margenoot10
De betekenis is: de kunsten, die altijd aan elkaar hangen, worden door het gebruik van het Frans van elkaar losgemaakt, ont-ketend, zodat de ene kunst de andere niet meer kan volgen, steunen en volmaken.
margenoot13-14
die der penn': de schrijvers;
die van de hand: de schilders, beeldhouwers, architecten.
voetnoot16
voor: voor de tijd van
voetnoot22
boven natuer gedrevene: hoger dan de natuur verheven, de natuur overtreffende(?)
beldingen: uitbeeldingen, voorstellingen
margenoot23
verzien: Schrant, Verhandeling, p. 50, wijzigt in voorzien. - Verzien = verzorgen, voeden(?)
margenoot25
Homerus: (Grieks: Homeros) (ca. 9de eeuw v.C.) Grieks dichter aan wie de beide grote heldendichten, de Ilias en de Odusseia, worden toegeschreven.
margenoot24-28
zie p. 23, r. 8.
voetnoot28
vervaerde: bevreesd maakte
voetnoot30
(uytvoeren);: (uytvoeren),
voetnoot4
zwertgewangbrouwd': zwart-gewenkbrauwde
voetnoot6
toewink: wenk
gedoog: toestemming
voetnoot10
Eenwillig: Een van wil
margenoot12-13
onzen Antwerpschen Apelles: zie p. 22, r. 25.
voetnoot13
bedrift: geïnspireerd
margenoot14
Hertog van Mantua: in 1600 naar Italië vertrokken, trad P.P. Rubens er in dienst van Vincenzo Gonzaga, hertog van Mantua.
margenoot15-16
't gevecht van Turnus en Eneas: Aeneas, de held van Vergilius' Aeneis, vluchtte uit Troje, dat door de Grieken was veroverd en in brand gestoken. Na een lange tocht belandde hij in het gebied van koning Latinus, de koning van Latium. Hier vocht hij met succes een tweegevecht uit met Turnus, de koning van de Rutuliërs. De inzet was de hand van Lavinia, de dochter van koning Latinus.
margenoot19
P. Vergilius Maro, Aeneis, boek x, 198.
voetnoot20
geleerde: geleerden
voetnoot21
staet: toestand
voetnoot24
laten: nalaten
margenoot25-26
deez' opgehaelde (= besproken) onmogelykheyd (om in het Frans te schrijven).
voetnoot26
herkennen: erkennen
voetnoot28
voorsteeds: voortdurend(?)
hun: zich
margenoot27-28
uytgeputheyd van de konsten in die tael: in die zin dat een zo groot aantal Frans-schrijvenden de kunsten hebben uitgeput, dat er in die taal geen lauweren meer te oogsten vallen voor de Zuidnederlanders.
voetnoot29
houden: achten
voetnoot30
hun: zich
voetnoot2
(begeven);: (begeven),
voetnoot4
deze: nl. ‘d'edelste en grootste verstanden’
voetnoot10-11
d'eygelingen van een' tael: degenen voor wie een taal de eigen taal (de moedertaal) is
voetnoot13
iet: iets
voetnoot15
nog: noch
en: ontk.
daer: waar
voetnoot16
hem: zich
Mogt-me: Mochten we, mocht men
voetnoot17
(verwachten);: (verwachten),
voetnoot18
niet: niets
voetnoot19
dog: toch
voetnoot21
dan: dus
voetnoot22
aentreffelyk: zetfout of contaminatie van aantrekkelijk en treffelijk?
voetnoot26
die-me: die men
voetnoot28
nedersmyten: neergooien
voetnoot2
t'oeffenen: te beoefenen
voetnoot6
palen: grenzen
voetnoot12
muzikanten: musici
voetnoot14
nouwste: scherpste, nauwkeurigste
proef: bewijs
deugd: waarde
voetnoot15
aenwekzel: opwekking
van: voor
voetnoot16
al waer maer ang (= ange: angel, prikkel) in steekt: al waar maar pit in zit of al wie maar initiatief wil nemen (?)
voetnoot23
moet: is verschuldigd (Fr. doit)
voetnoot27
om: omwille van
voetnoot30
toegepast: aangepast
voetnoot2
doch, zulken aerd, zulke zeden: maar zo'n aard betekent ook zulke zeden...
voetnoot3
hertstogten: hartstochten
voetnoot4
tot: met, bij
voetnoot6
waer 't: ware het, indien
voetnoot8
waer: ware
voetnoot11
overgehaelt: over de hekel gehaald, gehekeld(?)
voetnoot13
begeert: gewenst
voetnoot14
wierd: werd
voetnoot18
welgezedigde: goed van zeden
voetnoot19
waer: ware
margenoot23
In zijn Lettre sur les spectacles (J.J. Rousseau à M. d'Alembert, de l'Académie Française, sur son article ‘Genève’, dans le 7e vol. de l'Encyclopédie, et particulièrement sur le projet d'établir un théâtre de comédie en cette ville) (1758) verzet Rousseau zich tegen de door d'Alembert gedane suggestie om een theater op te richten in Genève. Hij komt daarbij o.m. tot de conclusie dat, op zichzelf gezien, de morele invloed van het toneel nooit goed kan zijn; cfr. J.J. Rousseau, Lettre à M. D'Alembert sur les spectacles (uitgave door L. Brunel, Paris, 1922), p. 89.
voetnoot27
verbeld: verbeeld
margenoot30
Sardanapalus: een legendarische figuur. Volgens een Griekse legende de laatste Assyrische koning, wat geenszins met de historische werkelijkheid overeenstemt. Sardanapalus werd steeds voorgesteld als een vorst die zich aan uitspattingen en losbandigheid overgaf. Na de val van zijn hoofdstad Nineve zou hij voor zichzelf en zijn harem de verbrandingsdood hebben verkozen.
margenoot30-54.1
Messalien: Valeria Messalina (24-48). Romeinse keizerin, echtgenote van keizer Claudius (41-54). Ze was berucht om haar schandelijke levenswijze.
margenoot1
Vatinius: P. Vatinius (1ste eeuw v.C.). Romeins politicus, partijgenoot van Caesar. Bracht het in 59 v.C., toen Caesar consul was, tot volkstribuun. Hij maakte zich bij sommigen ongeliefd door misbruiken bij de uitoefening van de ambten die hij waarnam. De slechte naam die hij verwierf, is echter in grote mate toe te schrijven aan Cicero die hem aanviel in een rede, In Vatinium.
voetnoot1
redens: redevoeringen
margenoot2
Cato: Marcus Porcius Cato de Oudere (234-149 v.C.). Romeins staatsman, bekend om zijn strenge opvattingen en zijn voorkeur voor de oude Romeinse zeden.
Lucrees: Titus Lucretius Carus (99-55 v.C.). Romeins didactisch en lyrisch dichter. Auteur van De Natura Rerum.
voetnoot3
verbelden: uitbeelden
voetnoot5
waer: ware
voetnoot8
proefstuk: bewijs
voetnoot10
gustie: smaak
voetnoot11
iet: iets
't haer: het hare
te voren: naar voren
voetnoot12
uytschynelyke: opvallende(?)
gants: geheel
voetnoot13
trekt: betrekt
haer: zich
voetnoot14
ten onderen geven: onderwerpen
voetnoot18
gemisschen: missen
voetnoot20
opgehaelde: behandelde
voetnoot21
frans verwaentheyd: ijdele ingenomenheid met het Frans, gallomanie
voetnoot22
leyden: lijden
margenoot24-25
leste opgistingen: jongste woelingen. Verlooy zinspeelt op de reactie van de bevolking op de gerechtelijke, administratieve en godsdienstige hervormingen van Jozef ii: de feiten grepen plaats in de eerste helft van 1787. Ook deze tekst is een aanwijzing voor de periode waarin de Verhandeling werd geschreven.
voetnoot30-55.1
als 't vaderlandschap buyten 't geval is van gedurig getergt te zyn: als de eigenheid (vaderlandsliefde?) niet voortdurend op de proef wordt gesteld
voetnoot1
(zyn);: (zyn),
voetnoot3
zelfs: zelf
margenoot4
hier en in Holland: voor het Zuiden kan hierbij gedacht worden aan de tragikomische ‘Keteloorlog’. (1784), waarbij Jozef ii (1780-1790) tevergeefs poogde de opening van de Schelde voor het havenverkeer naar Antwerpen te bewerkstelligen. De ‘Keteloorlog’ - zo geheten omdat een ketel op het dek van een van de twee schepen waarmee de keizer de doorvaart wilde afdwingen, getroffen werd - betekende voor hem en het Zuiden een duidelijk verlies aan prestige. Verlooy had het nog over de Keteloorlog; zie p. 31, r. 23-24. Voor het Noorden wordt misschien de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) bedoeld, tijdens welke de Republiek ernstige verliezen leed.
voetnoot4
geproeft: ervaren
voetnoot8
gesierder: schoner(?)
voetnoot16
begeest: bezield
wegens: door
voetnoot19
samenstandig: samengaande, in overeenstemming met
voetnoot20
daer-van: daarop
voetnoot21
Daer: Waar
margenoot24
Valerius Maximus: (1ste eeuw) Romeins historicus. Schreef Facta et Dicta Memorabilia. 18de-eeuwse Zuidnederlandse vertalingen ervan zijn niet bekend, wel twee Amsterdamse uitgaven, van 1721 en 1729), van de van hand van A. Bógaert (Gedenkwaardige voorbeelden).
voetnoot24
verleden: opgesteld
voetnoot26
staetsbediende: staatsambtenaren
voetnoot27
hervaren: ervaren
margenoot29
die: de Grieken.
voetnoot1
taelmans: tolken
voetnoot4
van: voor
voetnoot5
plegen: gebruiken
bedied: verklaart
voetnoot6
hoogweerdigheyd: hoge waardigheid, verhevenheid
voetnoot8
raek: aanraking, beïnvloeding
vloedendheyd: vloeiendheid
voetnoot11-12
op dat-er niets Rooms ergens-in onder 't vremd en waer: opdat er nergens iets Rooms onder (= ondergeschikt aan) het vreemde ware (= zou zijn)
margenoot24-56.12
V. Maximus, Facta et Dicta Memorabilia, boek ii, 2, 2.
voetnoot14
minderheyd: mindere waarde
voetnoot15
ongeschaeft: ruw
voetnoot16
ongeregelt: zonder vaste regels
schik: orde
voetnoot18
zoo: zoals
zelfs: zelf
belyden: bekennen
margenoot19
Valerius: Valerius Maximus, zie p. 55, r. 24.
voetnoot19
vloedende: vloeiend
margenoot20
Seneca: Lucius Annaeus Seneca (4 v.C.-65 n.C.). Romeins wijsgeer en senator. Opvoeder van keizer Nero (54-68), die hem tot zelfmoord dwong.
Lingua volubilis: een vloeiende taal.
voetnoot21
onverzien: niet voorzien
voetnoot26
aldergesierdste: allerprachtigst (?)
margenoot27
latium: Latium is een streek in Midden-Italië, grenzend aan de Tyrrheense Zee. Rome maakte zich van het gebied meester gedurende de 4de eeuw v.C.
voetnoot27
door: over
margenoot1-2
De lezer zou verwachten: volmaekter als d'eyge.
voetnoot2
d'eyge: de eigen (taal)
voetnoot6
iveriger: ijveriger
vinniger: naarstiger
bezonder: bijzonder, eigen
voetnoot7
gemeyn: gemeenschappelijk
voetnoot9-10
alles boogen voor de mogendheyd van Eenen: alles ondergeschikt maakten aan het gezag van een enkeling (of is alles een zetfout voor allen?)
voetnoot10
(Eenen);: (Eenen),
voetnoot12
republieksche: van de republiek
ingenomendheyd tot: behagen in
margenoot14
Brutus: Lucius Junius Brutus (6de eeuw v.C.). Een van de eerste twee consuls van Rome. Toen in Rome een samenzwering ontdekt werd ten voordele van de verdreven koning Tarquinius en Brutus vernam dat zijn beide zonen erbij betrokken waren, veroordeelde hij hen zelf ter dood en was hij aanwezig bij de uitvoering van het vonnis.
voetnoot15
rechter: als rechter zitten, rechtspreken
margenoot17
Curtii: naam van een Romeins geslacht dat legendarisch werd om zijn vaderlandsliefde. In 362 v.C. zou M. Curtius zich te Rome vrijwillig in een kloof gestort hebben, nadat voorspeld was dat de kloof zich slechts zou sluiten als Rome zijn edelste bezit zou offeren. M. Curtius bracht het offer, omdat dat edelste bezit naar zijn mening bestond uit wapens en heldenmoed.
margenoot18
Decii: de Decii vormden een Romeins geslacht van plebejische oorsprong, waarvan sommige leden in de tijd van de republiek beroemd werden om hun heldenmoed.
margenoot19
Scipio: Publius Cornelius Scipio Africanus de Oudere (ca. 235 v.C.-183 v.C.). Romeins veldheer. Hij overwon het Carthaagse leger o.l.v. Hannibal bij Zama en streed, samen met zijn broer Lucius, tegen Antiochus iii (224-188 v.C.), koning van Syrië, die met Hannibal een verbond tegen Rome had gesloten. Toen hij werd aangeklaagd wegens verduistering van gelden en omkoperij, trok hij zich vrijwillig buiten Rome terug.
voetnoot19
grouwel: schrikbeeld
margenoot20
Hannibal: (246-182 v.C.) Carthaags veldheer en staatsman. Onderwierp Spanje, trok over de Alpen naar Italië en overwon de Romeinen aanvankelijk in enkele bekende veldslagen. Hij vermeed Rome en trok zich terug naar Zuid-Italië. Nadat hijzelf door de Romeinen verslagen was bij Zama (202 v.C.), vluchtte hij naar het Nabije Oosten, waar hij zich aan de uitlevering onttrok door zelfmoord te plegen.
margenoot21
Antiochus: Antiochus iii de Grote (242-187 v.C.). Koning van Syrië (224-188 v.C); laatste grote vertegenwoordiger van het huis der Seleuciden. Tegenstander van de Romeinen die hem, o.l.v. Lucius Cornelius Scipio Asiaticus, versloegen bij Magnesia (190).
voetnoot24
mogendheyd: macht
bezorgt: verwezenlijkt
margenoot25
Regulus: Marcus Attilius Regulus (3de eeuw v.C.). Romeins consul en legeraanvoerder. Streed tegen de Carthagers, maar werd gevangen genomen. Volgens de legende zou hij daarna naar Rome gezonden zijn met een vredesvoorstel. In de Romeinse senaat zou hij echter zelf de afwijzing van dit voorstel bewerkt hebben en daarna, zoals hij onder ede had beloofd, naar Carthago teruggekeerd zijn, waar hij dan de marteldood zou zijn gestorven.
voetnoot25
verbeurte: verlies
raeden: aanraden
voetnoot28
tot: naar
margenoot29
Consuls: waarschijnlijk een toespeling op Lucius Quinctius Cincinnatus (5de eeuw v.C.) die, bij het begin van de republiek, Rome redde, toen het aangevallen werd door een naburige volksstam, de Aequi. Volgens de legende werd hij bij die gelegenheid achter de ploeg weggehaald, kreeg hij dictatoriale macht en versloeg hij de vijand. Daarna keerde hij naar de arbeid op het veld terug. Achteraf werd hij nogmaals voor een tijd als dictator aangesteld.
voetnoot29
die, die: zij die
voetnoot1
naer: na
op hunnen keer: op hun beurt
voetnoot6
vermeyd: beschaamd
margenoot3-7
Valerius Maximus (zie p. 55, r. 24) verhaalt in zijn Facta et Dicta Memorabilia, boek 11, 10, 8, hoe Marcus Porcius Cato de Jongere (bijgenaamd Uticensis, 95-46 v.C.), achterkleinzoon van Cato de Oudere, een integere en deugdzame Romeinse ambtenaar, door het Romeinse volk werd verzocht de Floralia te verlaten, omdat het de acteurs en de actrices niet durfde vragen zich te ontkleden tijdens zijn aanwezigheid. Toen hij op het verzoek inging, werd hij door het volk om zijn houding toegejuicht.
voetnoot9
daer nae: daarna
nederige: lage, onderdanige
eyge-min: eigenliefde
voetnoot13
eenigelyk: iedereen
voetnoot14
redens: gesprekken
voetnoot17
geplogen: gebruikelijk
voetnoot20
gespreek: gesprek
voetnoot21
Ook: Dus
voetnoot22
drachten: modes
voetnoot23
die ons in alle dit herkent zyne ...: die ons in dat alles herkent als zijn ...
voetnoot25
seffens: dadelijk
niet: niets
voetnoot26
en: ontk.
voetnoot29
naboetzers: nabootsers
voetnoot30
geschaefde: beschaafde
voetnoot2
boogen: buigen
voetnoot4
Europisch: Europese
voetnoot5
dwalende gevolktens: nomaden
voetnoot6
schamen: ons schamen over
voetnoot7
vermeydelyk: beschaamd
voetnoot11
waer 't dat: waer het dat, als
voetnoot14
plegten: gebruiken
voetnoot16
verschydendheyd: verscheidenheid
voetnoot20
dragten: modes
voetnoot21
plechten: gebruiken
margenoot23
Tartersche overwelding: Tataarse, Mongoolse verovering. De Tataren waren een Mongoolse volksstam. Onder leiding van Temoedsjin, de Dzjengis Khan, veroverden de Mongolen in de 13de eeuw Noord-China; in de tweede helft van die eeuw werd heel China aan hun heerschappij onderworpen.
voetnoot26
*vad: van
hair: haar
voetnoot29
onverdragelykheden: onuitstaanbare handelingen
margenoot30
Peeter den grooten: tsaar Peter i de Grote van Rusland (1672-1725).
voetnoot2-3
het gebrek van onze tael te weten: het ontbreken van de kennis van onze taal
voetnoot3
weten: kennen
voetnoot6
bekwamen: geschikte
voetnoot8
te bannen: uit te bannen
voetnoot9
uytschynendheyd: het opvallend zijn(?)
voetnoot12
op: bij
voetnoot13
klynachting: minachting
voetnoot14
grootachting: waardering
voetnoot15
hier van: hierdoor
voetnoot17
gedreventheyd: neiging
voetnoot18
schoon: ofschoon
voetnoot19
ontieveren: ontmoedigen
voetnoot22
konst-en-stof-werken: kunstwerken en weefsels
voetnoot23
en (doen wy)
slegtigheden: slechte, waardeloze dingen
in weerde zyn: gewaardeerd worden
voetnoot24
staet te: moet
banwinkel: verplichte (ver)koopplaats
margenoot26
het: nl. Frankrijk.
voetnoot27
op: ten opzichte van
wekelykheden: wekelijke zaken
voetnoot28
en: ontk.
voetnoot29
nogtans niet
voetnoot30
*(lykheyd).
voetnoot1
*, die den
voetnoot2
zyn zelven: zichzelf
voetnoot3
zyn eygen: zichzelf
voetnoot5
derren: durven
voetnoot12
loozen: bedrieglijke, sluwe
handel: gedrag
voetnoot15
en: ontk.
*aennememen: aennemen
margenoot7-17
des Roches: zie p. 43, r. 24 - citaat in Histoire ancienne des Pays-Bas Autrichiens (zie p. 5, r. 28), 1, p. 288: ‘Il est d'autres traits du caractere [sic] des Germains, que l'on doit reconnoître dans les Belges, avec d'autant plus de raison qu'un long espace de temps n'a pu les effacer: l'ingénuité, la bonne foi, la fidélité.’ En p. 290-1: ‘Ce n'est guère que depuis une vingtaine d'années qu'on a vu l'astuce et les pratiques frauduleuses se glisser en quelques endroits; et tout le monde sait que c'est à l'adoption des moeurs étrangeres que l'on doit ce changement. Avant cette époque, ce que les Belges appellent manlyke waerheyd, en Nederlandsche trouwe, étoient, je ne dis pas des proverbes, mais des axiomes sacrés dans les Pays-bas.’
margenoot19
het eenvoud: de geraadpleegde 18de-eeuwse woordenboeken en woordenlijsten geven als genus m. of v., nooit o.
voetnoot19
*Nedrlandsch: Nederlandsch
voetnoot20
wandeugd: ondeugd
voetnoot21
voorledentheden: vroegere dingen, tradities?
margenoot25
Auto da fé: een Portugees woord, afgeleid van het Latijn actus fidei, dat geloofsdaad betekent. Het woord auto-da-fé (in het Spaans auto-de-fé) werd tijdens het Ancien Régime gebruikt voor de plechtige bekendmaking en uitvoering van vonnissen van de inquisitie op het Iberische schiereiland.
voetnoot27
tooveraers: tovenaars
voetnoot28
onplicht: onschuld(?)
voetnoot29
niet meer: niet anders meer
voetnoot1
bestroeit: bestrooid
jeugdig: jong
voetnoot2
lochten: luchten
voetnoot3
met: van
margenoot1-4
Zinspeling op het religieuze gebruik van de processies.
margenoot6-7
goeden man: bedoeld is J. des Roches.
margenoot8
Lipsius: zie p. 17, r. 14.
margenoot7-8
Moribus nostris...Moribus antiquis: Lat., volgens onze gebruiken...volgens oude gebruiken.
margenoot9
goedwilligen vaderlander: bedoeld is nogmaals J. des Roches.
voetnoot12
veerder: verder
margenoot14-20
gy had gezien, dat een volk gebracht op den voet van drachten...en al wat [het] 't meest uytwendigs heeft [,] te trekken van den vremden...: gij hadt gezien dat een volk, eens ertoe gebracht dat het modes, kledij, taal, toneel, liedjes en al wat het het meest aan uiterlijke verschijningsvormen heeft, van een vreemdeling overneemt, niet anders kan dan ook de zeden van die vreemdeling over te nemen.
voetnoot21
daer: waar
voetnoot24
*aehter: achter
voetnoot25
Nederduytsch: Nederlander
onvolleerbaer: niet volmaakt te leren
voetnoot26
herkende: erkende
margenoot28
schaemlooze voorbicht: een voorbeeld van dergelijke ‘voorbicht’, zie p. 43, r. 28-p. 44, r. 2.
voetnoot28
voorbicht: bekentenis vooraf
voetnoot29
peysde: denkt
margenoot1
Gellius: zie p. 41, r. 29 en p. 41, r. 29-p. 42, r. 5.
voetnoot3
valsstemmigen: die vals zingt
voetnoot7
houden: inhouden
voetnoot8
als-me: als men
voetnoot10
als-me-z-er: als men ze er
heeft-me: heeft men
voetnoot11
van: om
voetnoot12
alwillens: vrijwillig
't geen-me: wat men
voorsteeds: voortdurend(?)
voetnoot14
Bouffon: nar
voetnoot16
nalaetsels: erfgoed
margenoot19-21
de wetten op de ... leenen: hiermee wordt waarschijnlijk het leenrecht bedoeld dat de betrekkingen regelde tussen de leenheer of senior en zijn leenman of vazal. Dit leenrecht bleef nog levend recht, lang nadat de periode van de feodaliteit voorbij was.
margenoot21
erfverkryg by doode handen: goederen in de dode hand behoren toe aan - meestal - kerkelijke genootschappen en stichtingen. Hun naam ontlenen ze aan het feit dat ze, door hun gebondenheid aan een vaste bestemming, aan de vrije omloop van de goederen onttrokken zijn. Door verordeningen van o.m. Karel v en Filips ii verwierf de overheid tijdens het Ancien Régime in de Nederlanden een recht van toezicht bij het overmaken van goederen in de dode hand door particulieren.
voetnoot22
plytwyzen: procesrecht
voetnoot23
gerechtschappen: gerechtelijke instellingen
voetnoot24
*stukkeu: stukken
voetnoot25
*gondvestingen: grondvestingen
margenoot26
zeevaert - wissel - en - krygsrechten: gebruiken en gewoonten die in de 15de en 16de eeuw in Antwerpen tot ontwikkeling kwamen inzake beursoperaties, zeerecht en zeeverzekeringsrecht. De plaatselijke costumen of gewoonterechten, alsook verordeningen van het openbaar gezag bevatten de neerslag ervan. Ze golden naderhand als voorbeeld voor andere handelscentra als Hamburg en Keulen. Anderzijds had een werk als H. de Groots De jure belli ac pacis (Over het recht van oorlog en vrede) een grote invloed op het volkenrecht. De bewering van Verlooy volgens welke het zeevaart-, het wissel- en het krijgsrecht oorspronkelijk Nederlands zouden zijn, is evenwel te weinig genuanceerd.
voetnoot27
oorsproenglyk: oorspronkelijk
voetnoot28-64.1
wetstellingen ... ondergaen hebben: wetsbepalingen, die de hoogste toets van de doeltreffendheid bij het allergrootste deel van de vroegere bevolking hebben doorstaan
voetnoot3
schik: orde
voetnoot7
verdoempelen: dompelen
voetnoot8
zal-me: zal men
voetnoot9
ongebruyk: het niet gebruiken
voetnoot15
aftrek: oorsprong, stempel(?)
voetnoot18
begonst: begonnen
voetnoot19
wals: Waals
voetnoot20
niet met allen: niemendal
voetnoot22
eygenschap: eigenheid
voetnoot23
als: dan
margenoot25-27
de hier voor opgehaelde getuygenissen van den Heer Paquot en andere: zie p. 44, r. 5-14 en p. 44, r. 24 - p. 45, r. 4.
voetnoot27
voorders: bovendien
voetnoot28
Fransgeleerden: kenner van het Frans
voetnoot1
vertooningen: vertogen
voetnoot5
taelbanners: die de eigen taal verbannen
aenmerken: erop letten
margenoot5-7
dat zij met die verfransing niets anders zouden bereiken dan dat...
voetnoot8
omgezetene: omwonende
landzaten: bewoners
voetnoot9
winningen: voortbrengselen van de grond
voetnoot14
heerd: haard, huis
taelmans: tolken
voetnoot17
uytlandingen: emigraties
voetnoot19
jonstjes: kleine gunsten (ironisch)
voetnoot22
over de: meer dan
voetnoot23
over: voor
voetnoot26
tref: aanzien, achting
margenoot23-30
Guicciardini schrijft dat velen in de Zuidnederlandse gewesten Frans spraken; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 27. In verband met Antwerpen spreekt hij over de Franse taal de mening uit dat ze er ‘alsoo verbreydt wordt dat zy hier binnen corten tyde soo ghemeynlijck over al ghesproken sal worden als de eyghene moederlijcke spraecke’; cfr. L. Guicciardijn, o.c., p. 88.
voetnoot2
Gouvernement: Regering
voetnoot4
iet: iets
gemyne: gemeenschappelijke
voetnoot6
aenzinelyksten: hoogste
voetnoot7
't geen al is: wat alles is
margenoot10-11
den tyd van Guicciardinus: de 16de eeuw; zie p. 6, r. 26.
voetnoot11
over: voor
voetnoot12
dan: toen
voetnoot13
Waer 't zaken: Indien
voetnoot17
opgehaelde: besproken
margenoot18-19
Ierland: voor Ierland stond de regering van de Engelse koningen George i (1714-1727) en George ii (1727-1760) gelijk met een halve eeuw onderdrukking, verval en wanhoop. De Engelse heersers legden er zich op toe het Ierse nationale element zoveel mogelijk uit te schakelen.
voetnoot24
niet: niets
voetnoot26
naeste: meest voor de hand liggende
voetnoot28
boven: behalve
*onmogelykhekd: onmogelykheyd
voetnoot29
in 't werk: ten uitvoer
voetnoot3
schoon: hoewel
voetnoot5
*gekruykt: gebruykt
margenoot3-7
De Engelse onderdrukking in Ierland ging tijdens de eerste decennia van de 18de eeuw (zie p. 66, r. 18-19) gepaard met een achteruitgang van de literatuur in de oorspronkelijke Ierse taal, het Keltische Iers-Gaelisch. Maar in de tweede helft van de 18de eeuw deed zich een reveil van die literatuur voor, mede onder invloed van de Schot J. MacPherson (1736-1796), die over het Keltisch publiceerde. De jongere generatie van Ierse literatoren die achter dit reveil stond, leunde niet meer zo sterk aan tegen de aristocratische bovenlaag, maar meer bij het volk.
voetnoot9
dat-me: dat men
voetnoot10
vlekke: dorp
voetnoot14
zey-taelen: spreektalen(?)
voetnoot18
over: voor
*verberbeterden: verbeterden
margenoot16-19
L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 385.
voetnoot22
nae: naar
voetnoot23
Grossiers Flamands: lompe Vlamingen
voetnoot26
gekrenkt: verzwakt, geschaad
bottelyk: domweg
margenoot29
onlangs: verwijzing naar de volksbeweging tegen de hervormingen van Jozef ii: zie p. 54, r. 24-25.
voetnoot5
hier naer: hierna
voetnoot6
oorspronglyke: niet uit een andere voortgekomen
margenoot6-7
Een opvatting die men in de hele humanistische literatuur kan terugvinden. Petrus Montanus schrijft in zijn aanvullingen bij Guicciardini dat het Nederduits ‘een oude oorspronckelijcke tale is by nae van den beginsel der Wereldt ghebruyckt’; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 28.
voetnoot7
*diə: die
margenoot8
Cesars: zie p. 3, r. 24.
voetnoot10
nedergeslagen: gevestigd
margenoot14-15
Cesar: zie p. 3, r. 24.
Cicero: zie p. 5, r. 8.
Quintilianus: Marcus Fabius Quintilianus (ca. 35-95). Romeins redenaar en leraar, uit Spanje afkomstig, schreef Institutio Oratoria, een leerboek in 12 delen over de welsprekendheid.
Plinius: Caius Plinius Secundus de Oudere (23/24-79). Romeins auteur, schreef een encyclopedisch werk: Naturalis Historia.
margenoot22-23
Hulster-ambacht, Axel-ambacht: ambacht = heerlijkheid. Hulst, Axel, Assenede en Boekhoute vormden de ‘Vier Ambachten’, die deel uitmaakten van het vroegere Staats-Vlaanderen, sinds 1814 Zeeuws-Vlaanderen genoemd.
margenoot23-27
Een dergelijke mening kan men al, terloops, in de Twe-spraack van Spieghel verwoord vinden. In zijn Uytspraeck vande weerdicheyt der duytsche tael, de befaamde inleiding tot de Beginselen der Weegconst (1586), verklaarde Simon Stevin dat het ‘Duytsch’ (Verlooy gebruikt dezelfde term) de oorsprong is van alle ‘bastaardtalen’, zoals het Frans, het Italiaans en het Spaans.
voetnoot6
*oorspongelyk: oorsprongelyk
voetnoot13
verstrekt zig: strekt zich uit
voetnoot15
*Hollandsehen: Hollandschen
margenoot15-16
een groot deel van 't Luyks: zie p. 32, r. 12-13.
voetnoot16
voordere: vooraanliggende(?), verdere(?)
margenoot17-18
de Landstreke beneden de vereenigde Nederlanden: dat Verlooy met ‘vereenigde Nederlanden’ de Verenigde Provinciën (Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Overijssel, Groningen) of, meer algemeen, de Noordelijke Nederlanden bedoelde, blijkt uit p. 99, r. 14-16. Moeilijker is te achterhalen wat hij op het oog had met de landstreek ‘beneden’ die Verenigde Provinciën. H.J. Elias, Geschiedenis van de Vlaamse gedachte 1780-1914 (Antwerpen, 1963), dl. 1, p. 132 (2de druk, 1970, ibidem) suggereert dat het gaat om ‘de gewesten die liggen tussen ons en de Verenigde Provinciën (i.e. de Generaliteitslanden!)’: Verlooy zou dus gedacht hebben aan Staats-Vlaanderen, Staats-Brabant en Staats-Limburg. De moeilijkheid is dan echter dat al deze gewesten Nederlandssprekend waren, terwijl Verlooys tekst spreekt over ‘eenige voordere deelen’ van dit gebied. L. Simons, De Landstreke beneden de vereenigde Nederlanden, in Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 36 (1977), nr. 1, kol. 33-36, - zich baserend op een kaart van de Nederlanden, die getekend werd door Petrus Kaerius en die voorkomt in de uitgave van Guicciardini's Beschryvinghe van alle de Nederlanden... uit 1612 - is van oordeel dat Verlooy verwijst naar de westelijke grensgebieden van het Duitse Rijk waar nog Nederlands gesproken en geschreven werd, d.w.z. ‘van het Gulikse en het Keulse gebied in het zuiden via het hertogdom Kleef en de graafschappen Lingen en Bentheim tot Oost-Friesland in het noorden’. De kaart van Kaerius is nl. westelijk georiënteerd - een oriëntatie die meer voorkwam in de vroegere kartografie -, zodat de landstreek ten oosten van de Verenigde Provinciën er onderaan, dus ‘beneden’, op voorkomt. Blijft de vraag waarom Verlooy die ‘Landstreek’ apart plaatst en niet rekent bij ‘'t Keyzerryk’, waartoe ze behoort en dat hij vlak tevoren vermeldt. O.i. gebruikt hij de term ‘beneden’ in dezelfde betekenis als ‘leeger’ (d.i. Lat. inferior, hier: noordelijker; cfr. p. 10, r. 30): zo opgevat, wordt met ‘de Landstreke beneden de vereenigde Nederlanden’ de laagvlakte in het noorden van het Duitse gebied (cfr. p. 69, r. 24-27) bedoeld. ‘Oostwaerts’ (p. 69, r. 19) verwijst dan naar ‘'t Keyzerryk’, ‘Noordwaerts’ naar de ‘Landstreke’. Zie in dit verband ook p. 89, r. 14-16, en p. 90, r. 6-10. - Over deze tekstinterpretatie: J. Van Den Broeck-J. Smeyers, ‘De Landstreke beneden de vereenigde Nederlanden’, in Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 36 (1977), nr. 4, kol. 213-220, met Naschrift door L. Simons in id., kol. 220-222.
voetnoot21-22
op wat plaets het Hoogduytsch schyd van 't Nederduytsch: waar de scheiding ligt tussen het Hoogduits en het Nederduits
margenoot22-25
Dit gegeven komt voor in de door Petrus Montanus aan het werk van Guicciardini toegevoegde commentaar; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 27.
margenoot24-25
Gravelingen: Grevelingen (Frans: Gravelines), stad in Frans-Vlaanderen, in 1659 bij Frankrijk ingelijfd; Dantzig: het huidige Gdansk, was een vrije stad onder Poolse soevereiniteit, een van de grote havensteden en graanmarkten van Europa; Pommeren; landstreek aan weerszijden van de Oder, waarvan het westelijk deel in de 18de eeuw aan Zweden, het andere aan Pruisen behoorde.
margenoot26
Hanze-steden: p. 12, r. 24.
voetnoot29
hun: hen
voetnoot30
daer-ze: waar hen
Opperhoogduytsch: Hoogduitser
voetnoot31
en: ontk.
voetnoot3
gesierdste: schoonste
konstrykste: kunstrijkste
margenoot1-4
Die mening werd eveneens vooropgesteld door Petrus Montanus in een ‘Byvoeghsel’ bij de tekst van Guicciardini; cfr. L. Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden (zie p. 6, r. 26), p. 27-28.
voetnoot5
joenger: jonger
zy: is
voetnoot7
articuli: lidwoorden
voetnoot10
beteekening: betekenis
voetnoot19
ontrent gelyk: ongeveer zoals
voetnoot20
*zyto: zy to
daer: waar
voetnoot23
sillaeb: syllabe
preterita: verleden tijd(en)
voetnoot28
nemen...opzigt: slaan...acht
voetnoot29
vernederen: doen dalen, niet-beklemtonen
voetnoot30
verheffen: doen stijgen, beklemtonen
voetnoot15
tette, mamme: mem, borst
voetnoot19
aessem: adem
margenoot22-24
Met den algemeynen costuemboek van Brabant is bedoeld: J.B. Christyn, Brabandts Recht dat is de generale costumen vanden lande ende hertogdomme van Brabandt..., 2 dln., Antwerpen 1682. Grimben is een vervorming van Grimbergen, een gemeente in Belgisch Brabant, gelegen ten noorden van Brussel aan het Kanaal van Willebroek. Het landcharter van Grimbergen dat in 1275 afgekondigd werd, komt voor in bovenvermeld werk, dl. 1, p. 334-350.
Logen-strepen (= iemand voor een leugenaar uitmaken) wordt gebruikt in art. 1 van dit landcharter: ‘Inden eersten soo wie iemanden logen-strept vloecke oft leelycke woorden gave, oft alsulcken Injurieusige woorden gave...’.
voetnoot30
kreft: kreeft
voetnoot4
sperre: dakspar, spantrib
voetnoot6
schamp: hoon
fluyme: slijmachtige stof
voetnoot10
eysschelyk: ijselijk
voetnoot12
laek: beek
voetnoot14
leeder: ladder
voetnoot19
roenken: ronken
voetnoot20
uyder: uier
voetnoot2
tammen: temmen
voetnoot5
prazelen: bazelen
voetnoot7
darren, derren: durven
voetnoot9
op te haelen: te vermelden
wytloopiger: uitvoeriger
opgezamelt: verzameld
margenoot10-11
van Leeuwen en Wolfgangus Lasius: Simon van Leeuwen (1626-1682). Bekend Noordnederlands jurist en oudheidkundige, auteur o.m. van Batavia illustrata, ofte Verhandelinge vanden Oorspronk, Voortgank, Zeden, Eere, Staat en Godtsdienst van oud batavien (1685), waarin hij zijn opvattingen over de ouderdom en de superioriteit van het Nederlands illustreert aan de hand van aan W. Lazius ontleend materiaal. Over W. Lazius, zie p. 18, r. 23.
voetnoot12
seffens: dadelijk
margenoot13
kwade oog: slechte naam? P.J. Harrebomée, Spreekwoordenboek (zie p. 9, r. 29-30), geeft de uitdrukking Al te ligt heeft men een kwaad oog, maar verklaart deze niet.
voetnoot13
min: minder
diepzinnige: geleerden
voetnoot14
ongeregeltheyd: gemis aan vaste regels
voetnoot15
ongesiertheyd: gemis aan sierlijkheid
voetnoot16
ondeugd: ondeugdelijkheid, gebrekkigheid
voetnoot17
schoon: hoewel
verschilliglyk: verschillend
voetnoot21
ingevalle: in geval
voetnoot22
aendragen: aandacht besteden aan (aendragen);: (aendragen),
voetnoot27
vestigen: vastleggen
voetnoot30
letterkondige: letterkundigen
naer: na
margenoot1
Cicero: zie p. 5, r. 8.
margenoot2
Suetonius: Cajus Suetonius Tranquillus (ca. 70-ca. 130). Romeins geschiedschrijver. Schreef De Vita Caesarum, een levensschets van de eerste twaalf Romeinse keizers, en De Viris Illustribus, een slechts gedeeltelijk bewaard gebleven verzamelwerk over grammatici, redenaars en dichters.
voetnoot5
schavingen: verbeteringen, verfijningen
geleden: ondergaan
voetnoot8
geregelder: meer door vaste regels geordend
voetnoot12
uytnemingen: uitzonderingen
voetnoot17
letterkonst: grammatica
voetnoot20
verschillig: verschillend
voetnoot6
door den neus vergalmt: genasaleerd
margenoot7
somtyds d'eerste als de tweede: soms onder de eerste (als by ons) zowel als onder de tweede vorm (door den neus vergalmt).
voetnoot14
*allen: alleen
voetnoot16
menige: talrijke
voetnoot18
*nit: niet
voetnoot20
uytnemingen: uitzonderingen
voetnoot28
op: voor
diergelyke: dergelijke
voetnoot2
ongeregeldheyd: het gemis aan vaste regels
voetnoot3
ongelykbaer: onvergelijkelijk
voetnoot4
overregeldheyd: het te zeer aan regels gebonden zijn
voetnoot6
uytnemingen: uitzonderingen
onbeterbaer: onverbeterbaar
voetnoot8
hier naer: hierna
voetnoot9
haer eygen: zichzelf
voetnoot11
naer: na
voetnoot15
letterkonst: grammatica
voetnoot21
en: ontk.
voetnoot23
hun: zich
voetnoot29
en: ontk.
voetnoot30
als: tenzij
voetnoot1
mindersoort: mindere soort
voetnoot5
niet: niets
voetnoot6
en: ontk.
van: door
voetnoot7
gesierdelyk: sierlijk
margenoot12
Plautus: Titus Maccius Plautus (ca. 250-184 v.C.). Romeins blijspeldichter van wie een twintigtal stukken bewaard werden.
Terentius: Publius Terentius Afer (190-159 v.C.). Latijns blijspeldichter uit Carthago afkomstig.
voetnoot12
streken: grappen(?)
voetnoot14-15
Ook alle taelen moeten...: Ook moeten alle talen...
voetnoot16
wegens: vanwege, door
voetnoot17
dichtryken: rijk aan poëzie
margenoot18
Gellert: Christian F. Gellert (1715-1769). Hoogleraar aan de universiteit van Leipzig; was een van de populairste 18de-eeuwse Duitse auteurs, schrijver van blijspelen en Fabeln und Erzählungen.
margenoot19
Frederik van Pruyssen: Frederik ii (1712-1786). Koning van Pruisen (1740-1786); verlicht despoot, die in grote mate bijdroeg tot de verdere ontwikkeling van Pruisen op politiek en territoriaal gebied en als ‘Der alte Fritz’ in de legende trad.
voetnoot20
gevoegzaemheyd: buigzaamheid, geschiktheid
voetnoot23
iet: iets
slegtigheden: slechte dingen
voetnoot25
spraek: taal
voetnoot28
gemyn: gewone volk
voetnoot29
voorkomen: vooringenomen(?)
voetnoot30
in haer eygen: op zichzelf
voetnoot1
aen: voor
voetnoot3
(vremde);: (vremde),
voetnoot4
oorsprongelyke: oorspronkelijke
voetnoot5
als-men: toen men
voetnoot6
gewys: gebaar
voetnoot7
bediet: betekend
naegedaen: nagebootst
voetnoot9
grouwel: gruwel
voetnoot11
mogendheyd: macht
voetnoot12
zwert: zwart
voetnoot14
gouwigheyd: vlugheid, beweeglijkheid
voetnoot16
flidderen: fladderen
wispelen: heen en weer bewegen
voetnoot17
spertelen: spartelen
voetnoot19
bersten: barsten
voetnoot20
vringen: wringen
voetnoot21
krochen: kuchen, kreunen
voetnoot24
vleyiger: vleiender
voetnoot27
Met: Door
naeder: dichter
voetnoot28
aen: bij
voetnoot29
haer: zich
voegen: schikken
voetnoot30
nouwe: nauwkeurige
verbeldingen: uitbeeldingen
voetnoot3
veronteygent: ontdaan van het eigene
voetnoot5
waer: ware, zou zijn
voetnoot14
verschillig: verschillend
voetnoot15
daer: waar
voetnoot16
uytgedrukt: uitgesproken
voetnoot24
daer: waar
voetnoot1
deugd: degelijkheid, waarde
ondeugd: gebrekkigheid
voetnoot4-5
zy laet daerom niet ... te zyn: ze is daarom niet minder...
voetnoot6
wel: goed
voetnoot7
neffens: naast
voetnoot8
gemeynelyk: gewoonlijk
voetnoot10
van diën dat: doordien, doordat
voetnoot16
verdobbelen: verdubbelen
margenoot21
Hexametra: de hexameter, de versregel bij uitstek in de Griekse en Latijnse epiek, is opgebouwd uit zes dactylen (-υυ); behalve in de vijfde voet kunnen de twee korte syllaben (υυ) door één lange (-) worden vervangen en de zesde voet bestaat steeds uit twee syllaben (-υ of--). Op die wijze kan het aantal syllaben variëren van 13 tot 17. Bij uitbreiding wordt ieder zesvoetig vers een hexameter genoemd.
voetnoot23
gemeyne: gewone
voetnoot24
iet: iets
gevoeligs: voelbaars, merkbaars
margenoot26
hier voor: nl. in de tekst van p. 39, r. 26 tot p. 40, r. 18.
margenoot27
Juvenalis: zie p. 39, r. 22.
voetnoot5
byde: beide
margenoot7
J. des Roches (zie p. 43, r. 24) gaat in zijn Histoire ancienne des Pays-Bas Autrichiens (zie p. 5, r. 28) uitvoerig in op de taal die de oude Belgen zouden hebben gesproken en wijst daarbij op het feit dat talen aan elkaar ontlenen: ‘Le François et le Flamand ne se ressemblent en aucune maniere, et cependant les François...ont emprunté des Flamands les noms de vents...et beaucoup de termes de marine...’ Dan vervolgt hij: ‘les Flamands de leur côté n'ont que trop farci leur langue riche et copieuse d'une infinité de mots François dont elle n'avoit nul besoin’. (deel 1, p. 67) - Niettegenstaande die of voor het Nederlands had hij zich toch, enkele bladzijden tevoren, bij zijn lezers om zijn voorbeelden uit die taal verontschuldigd: ‘Je demande pardon à mes lecteurs François: leurs oreilles délicates seront blessées par le rude choc des consonnes, et fatiguées par les sourds accents des voyelles...’
margenoot9
Tacitus: Publius Cornelius Tacitus (ca. 55-118). Romeins geschiedschrijver, schreef o.m. De origine et situ Germanorum en Historiae.
Cesar: zie p. 3, r. 24.
Cicero: p. 5, r. 8.
voetnoot10
verworderen wy: zijn wij verwonderd
voetnoot11
omgangen: omwegen
voetnoot12
daer: waar
nauw: nauwkeurig
voetnoot13
seffens: dadelijk
voetnoot14
en: ontk.
voetnoot17
uyt diën: daaruit(dat)
voetnoot18
gevoegzaem: geschikt
voetnoot19
een: één
voetnoot21
naedoen: navolgen, nabootsen
te boven gaen: overtreffen
voetnoot23
naeder: dichter
margenoot25
Lucretius: zie p. 54, r. 2.
Descartes: René Descartes (1596-1650). Frans wijsgeer en wiskundige, auteur o.m. van de beroemde Discours de la méthode (1637).
margenoot29
Homerus: zie p. 49, r. 25.
margenoot30
Batrachomyomachia: (waarsch. 5de eeuw v.C.) is een komisch heldendicht van een 300-tal verzen, bedoeld als een parodie op de Ilias en ten onrechte aan Homerus toegeschreven. Het verhaalt de ootlog tussen de kikvorsen en de muizen, waarbij ook de goden worden betrokken.
voetnoot1
venlust: lust van het ven (= klein meertje)
voetnoot3
morzelvatter: eter (grijper) van de kruimels
voetnoot4
leekemeulen: lik-molen
voetnoot12
porreyeter: prei-eter
voetnoot13
moortreder: modder-treder
voetnoot16
uytzoeking: uitzoeken
voetnoot17
achterlaeting: overslaan
voetnoot21
seffens: dadelijk
voetnoot22
hun: hen
voetnoot23
saemvoegsels: samenstellingen
voetnoot26
te voren koomt: voor de geest komt
voetnoot28
naer: na
voetnoot6
diergelyke: dergelijke
voetnoot8
helligt: helft
voetnoot10
omspreuken: omschrijvingen
margenoot+
hier voor: nl. p. 50, r. 4-5 (daar staat: Dan gaf den grooten god).
voetnoot20
sprekelijk: te spreken, welgezind
gespreekzaem: spraakzaam
margenoot+
herspreken: niet in woordenboeken en idiotica.
voetnoot25
tusschespreken: bemiddelen, onderhandelen
voetnoot3
onderspreken: afspreken, bespreken
margenoot+
on.overgrooten: komt in de woordenboeken en idiotica niet voor.
voetnoot8
begrooten: schatten
voetnoot13
Zwert: Zwart
voetnoot21
ontoogen: van het gezicht beroven
voetnoot3
hun: hen (de Fransen)
voetnoot9
nadrukkelyk: krachtig, beslist(?)
margenoot+
Het woord volkziekte komt inderdaad in de uitgaven van het Nieuw Nederduytsch en Fransch woorden-boek van J. des Roches voor; het woord dierziekte niet.
voetnoot13
hun eygen: zichzelf
bronwoorden: oorspronkelijke woorden(?)
voetnoot14
gemeyns: gemeens(chappelijks)
voetnoot16
moyelyker: moeilijker
hun: hen
voetnoot18
konnen: kennen
voetnoot19
er nevenslaen: zich vergissen
voetnoot20
lest: laatst
margenoot+
de bekende veeziekte en ... hoorneveeziekte: de veepest was in de tweede helft van de 18de eeuw een gevreesde plaag in de Oostenrijkse Nederlanden. Verscheidene verorderingen werden uitgevaardigd met het doel de ziekte te bestrijden. Er werden ook publikaties aan gewijd, o.a. door J.P. Vilain xiiii.
voetnoot23
uyt: met
voetnoot27
hebben: waard zijn
voetnoot2
wyt: ver, erg
verschillige: verschillende
naburige: elkaar gelijkende(?)
margenoot+
Gesner: de Zwitser Salomon Gessner (1730-1788) werd met zijn in ritmisch proza geschreven Idyllen (1756-1772) in heel Europa beroemd. Rousseau vertaalde ze in het Frans.
margenoot+
Die Schiffahrt komt voor op p. 22-23 van de [neue] Idyllen, die het vijfde deel vormen van Sal. Gessners Schriften (Zürich, bey Orell, Gessner, Füesslin u.C., 1772). Op deze uitgave berusten de bij Verlooys versie door ons in de woordverklaring aangebrachte correcties.
voetnoot7
schif: Schiff
voetnoot9
ufer fuehrt.: Ufer führt!
voetnoot10
zephir: Zephir
voetnoot12
liebes goetter dich.: Liebesgötter dich!
voetnoot13
wellen, hupfet: Wellen, hüpfet
voetnoot14
Sanft ums schif: sanft ums Schiff
voetnoot15
nur ihr suesser: nun ihr süsser
voetnoot16
blick: Blick
voetnoot17
spielen: Spielen
voetnoot18
(ruht): (ruht),
voetnoot19
(Ach): (Ach),
voetnoot21
ufers schatten: Ufers Schatten
voetnoot23
Ietst ieder vogel zu: Jetzt jeder Vogel zu;
voetnoot24
schilf und straeuche: Schilf und Sträuche
voetnoot26
sanften wind: sanftem Wind
beweegt: bewogen
voetnoot27
see: See
voetnoot29
traegst das schoenste: trägst das schönste
voetnoot30
kind,: Kind
voetnoot31
fluten: Fluten
voetnoot32
(traut),: (traut);
voetnoot33
sonnebild,:Sonne Bild
der: het
voetnoot1
spie-: Spie-
voetnoot3
Schoen: Schön
voetnoot4
(einst),: (einst)
voetnoot5-6
sie aus weissem schaum hervor: sie, aus weissem Schaum hervor,
voetnoot7
musschel: Muschel
mossel: schelp
voetnoot8-9
wassergoetter die sie sahn: Wassergötter, die sie sahn,
margenoot+
verzucht: komt niet in de woordenboeken en idiotica voor. Verlooy vertaalt het Duitse woord niet correct. Wilde hij een letterlijke, klanknabootsende overzetting geven?
voetnoot10
entzuekt: entzückt
voetnoot11
plaetscherndspiel: plätschernd Spiel
plasschespel: spel in het water
voetnoot13
schilfbekraentzte: schilfbekränzte
voetnoot15
eifersuchtgen: Eifersüchtgen
voetnoot16
blick: Blick
voetnoot17
laechelnd wincken: lächelnd Winken
winken: wenken
voetnoot18
(nicht): (nicht);
voetnoot19
suesse goettin: süsse Göttin
voetnoot20
(nur): (nur),
margenoot+
Schrant, Verhandeling, p. 87, wijzigt: Tot dat z'aen d'oever steeg.
voetnoot21
aus ufer': ans Ufer
voetnoot23
verzien: voorzien
voetnoot24
waer 't: ware het
voetnoot26
naetevolgen: na te volgen
margenoot+
want dan hebben wy nog al eene te veel: zie daarover uitvoeriger de opvatting van Verlooy op p. 48.
voetnoot6
verzien: voorzien
margenoot+
8 Ciceroos: zie p. 5, r. 8.
Virgilii: zie p. 18, r. 9-10.
Voltaires: zie p. 2, r. 3.
voetnoot10
grootte: grootheid
voetnoot14
betrede: betreden
voetnoot15
werkingen: werkzaamheden
voetnoot18
(maken): (maken).
voetnoot20
bedrift: geïnspireerd
voetnoot21
toe te varen: toe te springen(?)
voetnoot26
proenkt: pronkt, schittert
voetnoot27
by: door
voetnoot29
gebrek: ontbreken
voetnoot30
voorige: vroegere
voetnoot2
theater: toneel; ruimte(?)
voetnoot8
gemyn: algemeen
voetnoot10
dat: nl. het lot
voetnoot12
onwilde: beschaafde
voetnoot13
verstrektheyd: uitgebreidheid
margenoot17
onze Bataefsche broeders: de Noordnederlanders.
margenoot19
dry andere deelen der wereld: Amerika, Afrika, Azië- Oceanië.
voetnoot20
waer 't zaken: ware het zake, indien
voetnoot23
voet: manier
(wezen);: (wezen),
margenoot23-24
die leegere ter zee gezetene Duytsche: cfr. in de tekst, p. 69, r. 25-28; voor leegere: p. 10, r. 30.
voetnoot25
aentrekken: tot de hunne maken
voetnoot1
moyte: moeite
margenoot3
Vrydom: men mag redelijkerwijs aannemen dat Verlooy met het begrip vrijdom niet alleen de aloude vrijheden uit het verleden op het oog had, maar ook de modernere, meer democratisch geïnspireerde vrijheidsgedachte, die verdedigd werd door de vooruitstrevenden in de 18de eeuw. Hij bleef het woord vrijdom trouwens gebruiken in de Franse tijd, toen hij zich opstelde achter de opvattingen en het nieuwe staatsrecht van de revolutionairen.
voetnoot3
verachtbaer: verachtelijk
voetnoot7
verstrekt op: uitgestrekt over
margenoot8-10
cfr. wat Verlooy schrijft p. 69, r. 13-28.
den Luykschen: zie p. 32, r. 12-13.
Lubeck: zie p. 12, r. 24.
Dantzig: zie p. 69, r. 24-25.
voetnoot11
verschillig: verschillend
voetnoot13
volmogendheyd: alleenheerschappij
margenoot15-16
die 'k nooit met onze fransverwaende zal schamen: waarover ik me nooit, zoals de Fransgezinden (wel doen), zal schamen.
voetnoot22
(beste): (beste),
voetnoot23
slagofferen: slachtofferen
margenoot24
een klyn vierde van 't land: zie in de tekst, p. 36, r. 1-2.
voetnoot26
en: ontk.
voetnoot29
tegenspoedige: ongelukkige
voetnoot1
geerne: graag
voetnoot2
spraek: taal
voetnoot4
voorgangen: voorbeelden
voetnoot10
gedaen: getroffen
voetnoot16
ingegreffent: ingeënt
voetnoot17
onderplaetst met: vervangen door
margenoot8-18
In 1786 werd de Zweedse Academie opgericht, o.m. met het doel de ontwikkeling van de Zweedse taal te bevorderen.
Catharina ii van Rusland stichtte in 1782 een Academie waarvan uitsluitend Russische auteurs lid mochten zijn en die, naar het voorbeeld van de Franse Academie, belast werd met het opstellen van een woordenboek en een grammatica.
Frederik ii (zie p. 77, r. 18-19) had geen belangstelling voor het Duits en de Duitse letterkunde, verving in de door hem in 1743 opnieuw opgerichte Academie het Latijn door het Frans en schreef en correspondeerde zelf in die taal (o.m. met d'Alembert, Voltaire en andere Franse literatoren en geleerden). Het is niet duidelijk waarop Verlooy zinspeelt met ‘voor zyne dood begon hy daer van weer te komen’; E. Brunot, Histoire de la langue française, dl. viii, 1re partie, p. 572, schrijft dat Frederik ii tot het eind van zijn leven zijn voorliefde voor het Frans trouw bleef. Zijn neef en opvolger, Frederik Willem ii, plaatste in de Berlijnse Academie het Duits op gelijke voet met het Frans, verving de Franse ambtenaren in de bestuurslichamen en steunde het Duitse theater.
voetnoot19
hebben: zijn
voetnoot20
leste: laatsten
voetnoot22
achterhaelen: inhalen, evenaren
derr': durf
voetnoot23
al: alles
voetnoot25
t'En zy: Tenzij
gevaderlanders: medeburgers
voetnoot30
waer: ware, zou zijn
margenoot1
gelyk gemeld is: cfr. in de tekst, p. 73, r. 12-14.
voetnoot4
nog: noch
gevestigt: vast
voetnoot5
verschillige: verschillende
voetnoot7
hun eygen: zichzelf
voetnoot9
ongeregelde: niet door vaste regels geordende
voetnoot11
joengheyd: jeugd
voetnoot13
beginsels: grondslagen
margenoot17
gotieke letters: benaming voor het hoekige, opgesierde monnikenschrift, dat in de latere Middeleeuwen in gebruik kwam en ook in oudere gedrukte boeken werd gebezigd (Van Dale). Vooral in volksboeken en schoolboekjes, waarvan inhoud én zetsel vaak op de vorige eeuw teruggaan, vindt men in de 18de eeuw dit lettertype terug, soms binnen hetzelfde boek afwisselend met andere lettertypes.
voetnoot17
gotieke: barbaarse, ouderwetse
voetnoot18
gevroenge: gewrongen
voetnoot19
enkele: enkel, alleen(?)
margenoot15-23
Kritiek op de 18de-eeuwse schoolboeken vindt men o.m. in de Verbeterde vlaemsche spraek- en spel-konste (Brugge, 1775) van ‘taelmeester’ B. Janssens en in de Oordeelkundige Verhandelingen op de noodzaekelijkheijd van het behouden der nederduijtsche taele (1780) van W.F.G. Verhoeven (zie over hem en over zijn ms. de inleiding). Beiden reageren vooral tegen de in het lager onderwijs als schoolboek gebruikte, verouderde, niet aan de jeugdige lezers aangepaste volksromans.
voetnoot23
voorgegeven: voorgesteld
voetnoot25
gestut: gestuit
joeng: jeugdig
verwert: verward
voetnoot26
alderdweerste: allerdwarste, aller-verkeerdste
*wangeloovighe: wangeloovighe-
voetnoot28
Den: Het
voetnoot29
letterkonst: grammatica
margenoot3
De ‘Latynsche scholen’ waren de door de geestelijkheid geleide colleges, waarin een sterk op het Latijn gestoelde humanioravorming werd gegeven. Van 1777 af, na de sluiting van de Jezuïetencolleges en de door keizerin Maria-Theresia doorgevoerde schoolhervorming, hoorden ook de door het Oostenrijks bestuur opgerichte ‘koninklijke (Theresiaanse) colleges’ daartoe. De ‘klyne scholen’ (waarover Verlooy het p. 93, r. 24-25 en p. 94, r. 14 heeft), ‘les petites écoles’, ook ‘Duytsche scholen’ genoemd, waren lagere scholen. De z.g. ‘Franse scholen’ waren onderwijsinstellingen met een programma dat het midden hield tussen lager en humaniora-onderwijs.
margenoot4-5
figuren, grammatica en syntaxis: benamingen voor verschillende klassen in het humaniora-onderwijs. De eerste twee jaren heetten grote en kleine figuur, dan volgden grammatica, syntaxis, poësis en rhetorica.
margenoot5
prosodia: in zijn Vlaemschen Prosodia (Mechelen, 1791) omschrijft W.J. C(laes) het begrip als ‘de manier van elke syllabe alleen genomen en aenzien (= beschouwd) volgens accent, aspiratie en quantiteit (= duur), vereyscht door een zeker buyging der stem die zig verheft, of zig laat vallen’. Prosodie is, volgens Van Dale, de leer van het gebruik van de woorden en lettergrepen in de versbouw van een taal (te onderscheiden van metriek, leer van de versbouw).
margenoot6-7
alleen de rymkonst en niet de dichtkonst: op p. 94, r. 9-15 gaat Verlooy daarop verder in.
voetnoot8
naer: volgens
order: rang, stand(?)
voortgang: vordering
voetnoot12
iet: iets
voetnoot13
bezonderste: voornaamste
standwetten: constitutionele charters
margenoot14
Brabandsche blyde-inkomst: zie p. 5, r. 3-4.
margenoot21
boven d'onmogelykheyd: dat heeft Verlooy geargumenteerd op p. 46, r. 8-22.
voetnoot23
weten: kennen
op: aan
voetnoot25
joengheyd: jonge mensen
voetnoot27
teenemael: helemaal
voetnoot28
daer: waar
voetnoot30
order: orde
voetnoot1
die: wie
slegts: maar, amper
voetnoot2
eer-me: eer men
voetnoot11
is 't: al is het
voetnoot12
iet: iets
al: alles
voetnoot15
*gelykmisschien: gelyk misschien
voetnoot16
waer: ware
voetnoot17
dezen: dit
voetnoot20
alderaenzinelykste: alleraanzienlijkste
voetnoot22
iet: iets
voetnoot23
herkennen: erkennen
voetnoot24
aen: voor
't groot: de hogere standen
voetnoot25
gemyn: gewone volk
margenoot28-29
twee voorname schryvers van deez' eeuw: een van die twee schrijvers is J.-J. Rousseau (zie p. 53, r. 23). Naar de naam van de andere kan men gissen. Misschien is het Ch. Rollin die van oordeel was dat toneel in schoolverband af te raden was; cfr. Ch. Rollin, Traité des études (nieuwe uitg., Paris, m.dcccxviii-m.dcccxix), dl. 11, p. 636-642. De 18de eeuw heeft een stortvloed van geschriften voor en tegen het theater opgeleverd. Een interessant, alhoewel zeker niet volledig overzicht ervan vindt men in Lettres sur les spectacles; avec Une Histoire des Ouvrages pour & contre les théatres [sic]. Par M. Desprez de Boissy, een tweedelig werk waarvan de zevende editie te Parijs in 1780 het licht zag en dat zelf uit het kamp van de tegenstanders van het theater stamt. De eerste brief erin (Lettre de M. Desp. de B**, Avocat au Parlement, à M. le Chevalier de***) verscheen voor het eerst in 1756, de tweede (Lettre de M. le Chevalier de***, à M. de C.***), geen reactie maar een supplement op de eerste, in 1759. Van 1769 af werden ze samen herdrukt en aangevuld met een tweede deel, dat de Histoire des Ouvrages pour & contre les théatres bevat.
voetnoot3
Die-er: Wie er
mogt me: mocht men
voetnoot4
aendragen: aanklagen
voetnoot5
kwalyk bedagte: onnadenkende
voetnoot7
en: ontk.
voetnoot10
en: ontk.
waer: ware, zou zijn
voetnoot11
en: ontk.
't geen-me: dat men
voetnoot13
mits: omwille van
beterheyd: het beter zijn
voetnoot14
teenemael: helemaal
margenoot+
cfr. de inleiding p. 24.
voetnoot18
voorgestelde: uitgeloofde
voetnoot19
pryskens: kleine prijzen
margenoot+
Doelt Verlooy op werk van Lessing, op de eerste stukken van Goethe (Götz 1773, Clavigo 1774, Stella 1776, Iphigenie auf Tauris, 1e prozaversie 1779) of Schiller (Die Räuber, 1781, Kabale und Liebe 1784, Don Carlos 1787 - de Catalogue des livres défendus, Brux., 1788, vermeldt Die Räuber als verboden), of op toneelwerk van mindere goden als Friedrich Müller, Karl Ph. Moritz, Jakob M.R. Lenz, Friedrich M. Klinger? In de 18de-eeuwse Zuidnederlandse bibliotheken schijnt de Duitse literatuur haast niet aanwezig te zijn geweest.
voetnoot25
waer 't zaken: indien
voetnoot27
voet: grondslag
hun: zich
voetnoot29
malkanderen: elkaar
verzien: voorzien (in de behoeften)
margenoot+
Schrant, Verhandeling, p. 95-96, wijzigt deze tekst als volgt: Daer is voorts nog veel voorraed te vinden bij de Hollanders, waer het zake zy ook hunne tooneelen bragten...Van 30 maakt hij een nieuwe zin: Niets waer er bekwamer om ze op haren...Bedoelt Verlooy met alle de Nederlandsche theaters de Noord- én de Zuidnederlandse? z' in om-z' verwijst wel naar de taal.
voetnoot30
niet: niets
waer-er: ware er
voetnoot5
verflouwen: verflauwen
margenoot+
6 onlangs: zie p. 55, r. 4.
voetnoot9
aenmoeding: aanmoediging
voetnoot11
(konsten).: (konsten),
voetnoot13
ieverigheden: inspanningen, bezigheden(?)
voetnoot14
ontlasting: ontheffing, vrijstelling (van belasting)
margenoot+
iet erger: spot van de kant van de medeburgers? Dichters klagen voortdurend over onbegrip, spot, kritiek (Momus in de graag gebruikte mythologische beeldspraak).
voetnoot15
iet: iets
voetnoot16
voet: manier
voetnoot17
en: ontk.
voetnoot18
raekt: betreft
voetnoot21
hun: hen
voor: vóór
margenoot+
wederzeydsche opgistingen: in het Noorden kende men in 1787 de opstand van de Patriotten, die staatkundige veranderingen eisten. In het Zuiden ontstond er in hetzelfde jaar een revolutionaire volksbeweging tegen de hervormingsplannen van Jozef ii; zie p. 54, r. 24-25 en p. 67, r. 29.
margenoot+
Staten: zie p. 45, r. 5-6.
margenoot+
Gouvernement of Stadhouder: bedoeld worden de centrale gezagdragers (gouvernement voor het Zuiden, stadhouder voor het Noorden), die uiteraard niet zo nauw in contact staan met de bevolking van de onderscheiden gewesten als wel bepaalde plaatselijke bestuursinstanties.
voetnoot28
schikken: bestemmen
aenmoeding: aanmoediging
voetnoot30
elke: ieder (van de Staten)
haer: hun
voetnoot1
vereeringen doen: geschenken geven
voetnoot5
oprechten: oprichten
voetnoot6
konnen: kunnen
voetnoot9-10
hun verledigen tot: zich bezighouden met
voetnoot12
hun: hen
voetnoot14
*voot: voor
overzettingen: vertalingen
voetnoot16
redekonde: redeneerkunde
voetnoot17
prysuytgevingen: het bekend maken van prijzen, het uitschrijven van prijsvragen(?)
voetnoot18
doen: geven
*he-: heden-
margenoot+
de he(den)daegs geplogene vragen onzer Academie: ieder jaar schreef de Académie (zie p. 40, r. 20-21) twee prijsvragen uit, de ene over een historisch, de andere over een wetenschappelijk onderwerp.
voetnoot20
*beantwoordingis-er: beantwoording is-er
voetnoot23
eeniegelyk: iedereen
voetnoot28
tegenspoedige fortuen: ongelukkige lot
margenoot+
hier van (r. 22), hier toe (r. 24), deze (r. 27) verwijzen naar de ‘stukken van welsprekendheyd, van redekonde, staetkonde, toneelstukken en diergelyke’ (r. 15-17).
margenoot+
D.J. Juvenalis, Saturae, iii, 164-165: ‘Degenen van wie de kracht verlamd is door de bekrompenheid van hun huiselijk leven, treden niet gemakkelijk naar voren.’ Juven. = Juvenalis: zie p. 39, r. 22.
voetnoot4
kon-me: kon men
de gene: degenen
voetnoot11
vereysschen: vragen
van: om
voetnoot13
van: met
bevoorderen: bevorderen
voetnoot16
ingevroenge: ingewrongen, opgedrongen
margenoot+
cfr. de inleiding. p. 8 - de nieuwe Koninglyke studien: zie p. 93, r. 3.
voetnoot20
verbiden: verbieden
voetnoot23
kan-me: kan men
voetnoot25
gereedste: gemakkelijkste, het meest voor de hand liggende
voetnoot26
schier: bijna
margenoot+
Schrant, Verhandeling, p. 98, wijzigt het begin van deze zin in ‘En zal het schier genoeg zyn...’, maar dat maakt hem niet duidelijker. Kan men omschrijven: ‘Het zal haast voldoende zijn de aandacht te wekken en onze taal zal worden geacht’?
voetnoot28
bezondere lieden: private personen
voetnoot29
iever: ijver
voetnoot1
alle: allemaal
voetnoot1-2
by maetschap of companie: door middel van een vereniging
voetnoot3
waer 't: ware het
voetnoot7
boet: boete
voetnoot8
bekostingen: kosten(?)
voetnoot13
uyt: voortspruitend uit
voetnoot16
eenig: enkel
voetnoot17
volkdom: volk
*raetk: raekt
voetnoot18
letterstaet: letterkunde
voetnoot20
mits: vermits, omdat
voetnoot23
letterdom: letterkunde
voetnoot24
gemyn: gemeenschappelijk
voetnoot27
hun: hen
voetnoot30
imborst: aard
voetnoot4
gevaderlanders: vaderlanders, landgenoten
voetnoot5
gezamender-hand: allen samen
voetnoot6
gevoegzaem: passend, geschikt
voetnoot9
't is aen U: het is uw taak
voetnoot12
onaendragendheyd: apathie(?)
voetnoot13
goedkeur: goedkeuring
doen: laten
voetnoot14
aenmoeding: aanmoediging
in-te-spannen: tot stand brengen
voetnoot16
iet: iets
voetnoot17
doe-maer zien: laat maar blijken

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Verhandeling op d'onacht der moederlyke tael in de Nederlanden