Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
D'Amstelsche zang-goddin (1660)

Informatie terzijde

Titelpagina van D'Amstelsche zang-goddin
Afbeelding van D'Amstelsche zang-goddinToon afbeelding van titelpagina van D'Amstelsche zang-goddin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (2.99 MB)

ebook (3.19 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

D'Amstelsche zang-goddin

(1660)–F. Verloo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 190]
[p. 190]

Leander Op de geboorte van syn min.

 
O! albeziende Zon, die met uw gulde wagen
 
Auroras stappen volgt, ay! wilt te rugwaert jagen,
 
Eer dat de felle gloedt, die in mijn boezem blaakt,
 
Met haar ontoomb're vlam de taye assen raakt
 
Van uw vergulde koets, of anders zult gy dalen
 
Eer dat uw vluchtig rot de middag komt te halen:
[pagina 191]
[p. 191]
 
Of waant gy dat uw vuur is krachtiger als 't mijn'?
 
Ik zeg u andermaal, gy zult bedrogen zijn:
 
Want zelfs de helsche brandt kan by mijn brandt niet halen.
 
De nacht die kan uw gloedt noch voor een wijl bepalen,
 
Wanneer gy in den schoot van Thetis gaat te rust;
 
Maar 't mijn en wordt door nacht, door zee noch vloedt geblust:
 
Geen vliet, hoe snel ter drift, die met 'er zilv're stroomen,
 
Al waar 't den Oceaan, mijn blakent vuur kan toomen.
 
Den Thanais en d'Euphraat, de snelle Thermodon,
 
Zy konnen al te maal gedogen dat de Zon
 
Op zijn gezette tijdt haar boorden komt genaken;
 
Maar zo mijn minste vlam haar stranden quam te raken,
 
Zy zouden al te maal, ja in een oogenblik,
 
Terstondt aan 't zieden slaan. de Nyl die zou, van schrik,
 
Verplaatzen uit 'er steê, door vreze van verdroogen,
[pagina 192]
[p. 192]
 
Door 't ongemeene vuur, 't welk glinstert uit mijn oogen:
 
Een vuur dat my verteert, een vuur dat my bezielt;
 
Een vuur dat my herschept, en wederom vernielt.
 
Een vuur, eerst voort-gebracht door d'oogen van Argenis,
 
Die, als een Celia, in alles ongemeen is,
 
In kuisheit een Lukreets, in wijsheit een Minerf,
 
In schoont' een Zemiraam. Argenis, ach! ik sterf,
 
En zonder dat gy 't weet dat ik om u versmachte.
 
Rampzaal'ge minnaar! ay! hoop nu een berg van klachten
 
En zuchten op malkaêr, waar langs gy klav'ren moogt
 
Tot voor den Elpen-troon, van waar de Min-godtoogt
 
Op al het wonder doen der min-geboeide slaven.
 
Mijn klachten, tza! wel aan, wilt daatlik opwaarts draven,
 
En vraagt dien dwingelandt met reden, waarom hy
 
U heeft verlieven doen op zo een Vrouw, die gy,
 
Schoon gy een Pelus waart, niet waerdig zijt te minnen
[pagina 193]
[p. 193]
 
Een vrouw, met recht gestelt by 't puik der Koninginnen,
 
Om wie de dapp're Griek de Hellespontze zee
 
Met kielen heeft bevloert, en verfde strandt en reê
 
Met helden bloedt, om Menelaus met die Schoone,
 
Die om haar af-zijn treurt, als op een nieuw te kroonen?
 
Zo gy tot antwoordt krijgt dat het zijn wille is,
 
Zo vraagt hem, of de Goôn met wil 't bederfenis,
 
Van dees elendige, rampzalig heeft beslooten?
 
En vraag...; vertoef: blijf staan: gy wordt om laag gestoten.
 
Weerloze, hoe! wilt gy der Goden wil weêrstaan?
 
O hemel! raadt my toch, wat dient 'er dan gedaan?
 
Ik kan die felle vlam niet meer verborgen dragen.
 
Ik Moet sterven, of Argeen mijn droevig lijden klagen.
 
Mijn tranen maakt u reê; mijn klachten stelt u schrap;
 
Mijn zuchten gy voor uit, doet gy de eerste stap,
 
Mijn oogen zullen u terstondt behulpig wezen;
[pagina 194]
[p. 194]
 
Mijn sidderende tong, al stamelend van vreze,
 
Zal, met de Hoop verzelt, u volgen achter aan.
 
De Wanhoop, in 't verschiet, die zal gewapent staan,
 
Zo gy, mijn oorlogs volk, wordt in den strijdt verslagen,
 
Om dan uw Veld-heer straks ten afgrondt in te dragen,
 
Tot straf dat hy zo stout dees anval derft bestaan.
 
Hoe stout! 'k moet wel, de pijn die dwingt me; val maar aan.
 
'k Zal sterven in den strijdt, of zegen mede brengen.
 
Ikarus, daal, ay! daal, gy zult uw vleugels zengen
 
Aan zulk een heldre zon; uw wieken zijn van was:
 
Ik bid u, ziet om laag, wat voor een water-plas,
 
Van eeuwig naberouw, waar in gy zult versmooren.
 
Helaas! mijn hoop, zo dra gestorven als geboren,
 
Laat my in zulk een staat als ik te voren was.
 
Zal ik dan, door de min, verbranden gantsch tot as,
 
En, als een weêrloss kindt, geen tegenweer bedrijven?
[pagina 195]
[p. 195]
 
O neen! ik weet noch raadt. Wat raadt? ik zal 't haar schrijven;
 
Maar eer dat gy begint, zo roept de Goden aan:
 
Want zonder Goden hulp en wordt niet groots gedaan.
 
O Venus! zo gy oit tot deernis zijt bewogen
 
Door smeken en gebeên, zo bid ik slaat uw oogen,
 
Van uw verheven Troon, op dezen Offeraar,
 
Die u ten offer stookt op 't vlak van uw altaar,
 
Gedwongen door de min, een ongemeenen offer,
 
Geen rozen varsch geplukt, geen wierook uit het koffer
 
En schat-kist van Araab', vermengt met myrthe-blaên,
 
Maar een ontelbaar tal van zuchten en getraên,
 
Die elk om 't yverigst ten hemel opwaarts steig'ren,
 
Op hope dat gy zult aan haar geen bystandt weig'ren.
 
Goddin, gy hebt wel eer Pigmalions beeldt bezielt,
 
Gy hebt wel eer de trots van Spartens pronk vernielt,
[pagina 196]
[p. 196]
 
En door uw Zestus kracht betovert ziel en zinnen,
 
Dat zy de Trooize Prins voor Griekens Vorst moest minnen.
 
Gy hebt, door uwe gunst, d'ondankb're Hippomeen
 
Doen winnen Atalant, hoewel 't onmooglik scheen,
 
Doet my die zelfde gunst, terwijl ik aan Argenis
 
Zal zenden een geschrift, hoe dat 'er nergens geen is
 
Die my genezen kan als zy, door wiens gezicht
 
De min my heeft gewont als met een wrede schicht.
 
Groot-mogende Goddin, ay! leer haar zinnen buigen,
 
Wanneer mijn stomme tolk, mijn Engel, zal betuigen
 
Hoe ik niet langer kan verbergen in mijn hart
 
De brandt, die door haar hett' de gloedt van AEtna tart,
 
Hoe dat nu in het boek staat van 'er wil geschreven,
 
Mijn lijden of mijn vreugt, mijn sterven of mijn leven:
 
Dat dezen dag zal zijn mijn allerlaatsten dag,
 
Zo ik de gunste van haar hert niet winnen mag:
[pagina 197]
[p. 197]
 
Ik bid u voor het laatst, hebt deernis met mijn tranen,
 
Hecht aan mijn slaafsche schicht verwinnaars zege-vanen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken