Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het avontuur van den Geest (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het avontuur van den Geest
Afbeelding van Het avontuur van den GeestToon afbeelding van titelpagina van Het avontuur van den Geest

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.80 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/filosofie-ethiek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het avontuur van den Geest

(1947)–Matthijs Vermeulen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

De plaats van den mens in dat avontuur


Vorige Volgende
[pagina 21]
[p. 21]

6

Ik bezit vanaf mijn vroegsten aanvang als mens nog een derde hoedanigheid welke mij onderscheidt van het dier, van alles wat leeft, van alles wat is.

De inwendige aandacht voor de wereld welke dieren, bloemen, planten, bomen moeten hebben terwille van hun behoud, hun welzijn, en de uitwendige sensaties welke zij van de wereld ontvangen door middel hunner zintuigen, leerden dieren, bloemen, planten, bomen lezen in de dingen, leerde hun zich rekenschap geven van de dingen, en gaf hun een verstand van de dingen, dat wegens zijn uiterste vernuft en scherpzinnigheid het mijne minstens evenaart, dikwijls overtreft, en waardoor ik mij steeds kan laten onderwijzen. Op menigvuldige trappen van schranderheid, zeer lage en zeer hoge, bekijken en voelen dieren, bloemen, planten en bomen de dingen zoals ik dat doe of zou kunnen doen. Zij wikken en wegen het voordeel en nadeel, het nut of onnut der dingen. Zij bemijmeren en bepeinzen ze. Sprakeloos redeneren zij erover. Zij regelen hun reacties en reflexen volgens den invloed die van de dingen uitgaat en volgens het begrip dat zij van de dingen verwierven. Zij vormen zich ideeën van de dingen, en zij vormen zich die ideeën naar gelang de omstandigheden waarin de dingen hun verschijnen. Dieren, bloemen, planten en bomen stellen premissen en trekken conclusies. Zij maken inducties en deducties. Zij trekken consequenties. Met hun inwendige aandacht en hun uitwendige zintuigen voeren zij een groot aantal verrichtingen uit welke operaties zijn der hersenen, operaties van een werkenden geest door middel der hersenen, en die ik instinct noem, maar welke ik niet

[pagina 22]
[p. 22]

anders zou mogen noemen dan denken, wanneer ik dieren, bloemen, planten en bomen slechts kon horen denken. En inderdaad denken zij. Inderdaad hebben zij een intelligentie, want volgens de strikte betekenis van dezen term lezen zij in de dingen, kiezen zij tussen de dingen. Zij hebben een soortgelijke intelligentie als de mijne, zij denken op dezelfde wijze als ik, met dezelfde logica, dezelfde dialektiek, dezelfde methode, dezelfde juistheid. Ik versta hun denken, ook als het zwijgend is. Zij tonen mij, de dieren tenminste, dat zij mijn denken begrijpen. Misschien zelfs, maar dat weet ik niet, kunnen zij, gelijk ik, denken dat zij denken, denken hoe zij denken, misschien kunnen zij daarenboven, gelijk ik, zich zien denken dat zij denken, zich zien denken hoe zij denken. Doch als de wijze waarop dieren, bloemen, planten en bomen verband leggen tussen hen en de dingen, dus denken, analoog is aan de mijne, ik kan mijn denken toepassen in een ruimte welke het gans verschillend maakt van het hunne. De gedachten der dieren, bloemen, planten en bomen zijn gebonden aan de stoffelijke verschijning, waarin en waarmee zij hun zichtbaren vorm kregen, en die gedachten worden uitsluitend gedetermineerd door de behoeften, de omstandigheden, de noodzakelijkheden van dat omhulsel. Hun intelligentie, zeer laag of zeer hoog, kan nimmer een wijdere ruimte bestrijken dan de zorg voor dat omhulsel, dan de zorg voor de toekomst van die stoffelijke verschijning. Hun denken reikt nooit verder dan de noden van den vorm waarin het vertoeft. Hun geest, hun intellect kan niets anders beramen en bezinnen dan de handelingen, welke door de levensvoorwaarden der gestalte waarin het verblijf houdt, worden gevorderd. Het denken van dier, bloem, plant en boom

[pagina 23]
[p. 23]

is onverbreekbaar vergroeid, verstrengeld met het organisme waarin en waarvoor het fungeert. Zijn gezichtseinder wordt bepaald door de materie met welke het zich vervlocht, waaraan het dienstbaar is en welke het bestuurt tegelijk. Dieren, bloemen, planten en bomen kunnen hun gezichtskring niet verbreden; zij kunnen hem niet overschrijden. Zij kunnen niets denken dan zichzelf. Zij liggen omsloten in de gedaante welke zij zich gaven, machtig genoeg om haar te doen duren, maar onmachtig om er aan te ontsnappen, om te treden buiten zichzelf, om meer te verlangen dan zichzelf.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken