Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het avontuur van den Geest (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het avontuur van den Geest
Afbeelding van Het avontuur van den GeestToon afbeelding van titelpagina van Het avontuur van den Geest

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.80 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/filosofie-ethiek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het avontuur van den Geest

(1947)–Matthijs Vermeulen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

De plaats van den mens in dat avontuur


Vorige Volgende

5

Ik bezat nog een tweede hoedanigheid welke mij onderscheidde van alles dat zich rondom mij bewoog. Menig dier had een geluid, een kreet, een schreeuw, een zang, waarmee het te kennen gaf wie het was, hoe het was, en wat er in zijn binnenste roerde van lust, vreugde, zorgen, angst of leed. Op den dag toen het zijn gestalte aannam, toen het op de aarde verscheen in de gedaante welke het gedurende onafzienbare tijden in zijn voornaamste trekken en tekenende eigenschappen zou behouden, op den dag toen het voor de eerste maal zijn stilte verbrak, zich hoorde en zich horen liet, had die kreet, die schreeuw, dat geluid, opwellend uit de aandoeningen zijner ingewanden, zich als 't ware in zijn keel gegrift, onverzettelijk en onherroepbaar. Het dier kan de uitingen zijner inwendige roerselen nuanceren, moduleren, kleuren naar den aard der innerlijke impulsen welke drijven tot geluid. Maar het kan den vorm van zijn grondtoon niet wijzigen.

[pagina 18]
[p. 18]

Het is gevangen in zijn kreet, in zijn schreeuw. Zoals het paard op zijn eersten dag hinnikte, de leeuw brulde, de ezel balkte, de kikker kwaakte, de gans snaterde, de olifant trompette, het rund loeide, de muis piepte, het schaap blaatte, de mus, zwaluw, kip, haan, pauw, krijsen, kraaien, kakelen, kwetteren, tjilpen, zo zal elk hunner het immer en overal doen, met de kenmerken van zijn typischen klank, tot het van de aarde verdwijnt en verstomt. Elk soort van klinkend dier is slechts een fractie, een moment der stem, welke uit het levend organisme opstijgt als tolk zijner innerlijke natuur, zijner gewaarwordingen van buiten of van binnen, en dit moment der algemene stem stolde bij ieder diersoort in een onveranderbare formule, alsof ieder soort haar indicatief kreeg, haar signalement.

Ook ik, sedert mijn aanvang als mens, had, gelijk de sonore dieren, een adem, een larynx, een tong, de middelen tot klank. Ik had vanaf mijn eersten dag in een grot, in een boom der wildernis, zonder twijfel een geluid. Hoe het was is slechts door de fantasie benaderbaar, want er bleef van dien vergeten oer-tijd geen enkele herinnering dan wat beenderen, wat schedels, en brokken silex. Mijn eerste geluid was vermoedelijk ongearticuleerd, zelfs in mijn krachtige jaren, als dat van het pasgeboren wicht. Ik had stellig geen taal, geen spraak, in mijn spelonk, in den hogen kruin van mijn boom. Ik was onbeschreven, ongeformuleerd, blank als de lucht, meer nog dan nu de mens is die ter wereld komt, en van alle wezens, welke een stem bezitten, was ik de eerste en enige die onbeschreven, ongeformuleerd op de aarde verscheen. Om kenbaar te maken wat mij innerlijk doorvoer, wat mij uiterlijk zo raakte, dat het als een golf on-

[pagina 19]
[p. 19]

bedwingbaar naar mijn keel vloog om zich te vertolken in klank, moest ik alles verzinnen. Waarschijnlijk vormde ik, zoals de dieren, aanvankelijk een kreet, een schreeuw, of een serie kreten, schreeuwen, signalen. Misschien deed ik dit zelfs volgens het voorbeeld der dieren. En wanneer ik, die, steeds dezelfde, duizenden generaties doorlopen ging, enkel een voortbrengsel ware geweest van louter physieke omstandigheden en factoren, dan had zich mijn stem ongetwijfeld en onfeilbaar gefixeerd in een kreet, of in een serie van kreten en signalen, tot den huidigen dag, want niets in alles wat geluidmakend mij vergezelde, kon mij iets anders leren dan een kreet, een signaal.

Onloochenbaar dus ben ik gesuggereerd, ben ik gedwongen geworden door een oorzaak, agerend in mijzelf, onafhankelijk van iederen uiterlijken invloed, in opstand zelfs tegen iederen uiterlijken invloed, toen ik de grens overschreed van den schreeuw, toen ik de kluisters verbrak van kreet en ongearticuleerden klank, waarin al het levende geboeid lag. De innerlijke drang welke mij noopte tot geluid, was bij mij niet van een andere natuur dan bij het dier. Ik onderging de dingen, ik voelde vreugde of leed, angst of kommer welke mij van de dingen gewerden, ik zei ze gelijk het dier, met dezelfde waarachtigheid, met dezelfde intensiteit. Maar wanneer de natuur van het innerlijk wezen dat zichzelf en zijn aandoeningen te kennen wilde geven door geluid, bij mij en bij het dier niet verschilde in essens, bij het dier was deze natuur gebonden en beperkt, bij mij was zij vrij en onbegrensd. Ik had in mijn binnenste buikholte eenzelfden vreemden, gloeienden, dwingenden prikkel als het dier om door klanken te getuigen van mijn bevindingen,

[pagina 20]
[p. 20]

maar ik voelde dien radieerenden impuls in een oneindige macht en in oneindige mogelijkheden. Ik begon met een kreet en met mommelend gestamel, doch zij waren niet genoeg om weer te geven wat daar diep en onbegrijpelijk in mij woelde, bonzend, borend en schurend een uitweg zocht. Al wat ik hoorde rondom mij kon ik nabootsen, maar het was mij nimmer voldoende, en steeds wilde ik meer. Terwijl ik alles gevangen zag in zijn tekenend geluid, verzon ik mij eigen klanken. Nooit raakten mijn innerlijke wensen bevredigd, nooit uitgeput. Ik beproefde altijd nieuwe, altijd nieuwere. Onophoudelijk drong het onbekende uit mijn innerlijk op naar bekendheid, het onbestaande naar bestaan. Zonder enig onderrichtend voorbeeld rondom mij, zonder enige andere aansporing dan de vonk van mijn inwendig wensen en willen, schakelde ik mijn klanken op maten en in wisselingen van kort en lang. Ik ontdekte, ik schiep het rhythme, en begeerde tegelijk myriaden verscheidene combinaties van rhythme. Al wat ik hoorde was begrensd. Al wat ik verzon was grenzeloos en eindeloos. Om de dingen te kennen en te herkennen ging ik ze noemen, en ieder ding kreeg van mij een klank waarin het ik aanvoelend bevatte. Met de weinige standen en plooien in welke ik mijn keel, mijn tong, mijn lippen kon zetten, schiep ik mij honderden talen, duizenden dialecten, millioenen woorden. Altijd weer nieuwe talen, dialecten en woorden. Mijn eigen klinken beluisterend schiep ik tientallen muzieken, en steeds weer verschillende muzieken. Mijn innerlijke levende vonk, die zich onvergankelijk en onsterfelijk geweten had, wist zich ook vrij, en eindeloos, grenzeloos in hare vrijheid.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken