Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van Zon-zaliger. Door hem zelf (ca. 1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van Zon-zaliger. Door hem zelf
Afbeelding van Van Zon-zaliger. Door hem zelfToon afbeelding van titelpagina van Van Zon-zaliger. Door hem zelf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (5.69 MB)

ebook (3.76 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Illustrator

Edmond van Offel



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van Zon-zaliger. Door hem zelf

(ca. 1920)–René Vermandere–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 11]
[p. 11]


illustratie

Een gast uit de andere wereld.

- Zij zijn weg, lispelde er iets, lijzig en zacht als de tromp van een mug in den versten hoek van de kamer. En toch schoot ik plots wakker, als ware Klokke Roeland in persoon, brand komen kleppen aan mijn oor.

Ge kondet de duisternis vastpakken, zoo donker was het me daar!

Ware de dood over mijn ruggraat gekropen, het zweet zou niet killer over mijn gelaat gebiggeld zijn.

[pagina 12]
[p. 12]

Dit hiernamaals, door vader en zoon zoo roekeloos uitgedaagd, stond nu daar tastbaar vóór mij.

Zooeven hadden de geloovigen der spirietenkerk elkaar verdrongen aan de buitenpoort der eeuwigheid, om door het sleutelgat amperkes een hoeksken te zien van de geduchte woonst waar zij eensdaags deze overlange pacht zullen moeten teekenen, en nu wierp Van Zon de deur in eens open. Ik stond, eer dood als levend, te rillen en te schudden voor het ontzaggelijk somber kasteel!

O de zielenangst die mij martelde!

Al wat in gruwel sluipt of dagschuw den boozen nacht doorvliegt, al de gluiperige geheimzinnigheid der spelonken en heksenkrochten, al de ijselijkheid die verdoken zit in vervallen torens en burchten, waar uilen blazen in de duisternis en walgelijke padden langzaam over den natten grond kruipen, werd in eens gesmeten op mij, armen moedernaakten sterveling, die zoo onbezonnen aan de bel had getrokken van het spokenhuis!

Zou vader nu nog beweren dat het onbewoond was?

- Pardon... excuus... als 't u belieft... Van Zon, vergeef het mij, bibberde ik, het was zoo niet gemeend...

- Gij hebt mij geroepen, klonk het, wat wilt gij van mij weten?

[pagina 13]
[p. 13]

- Langs waar ik buiten kan, Mijnheer Van Zon...

Het spook lachte op een zonderlinge wijze, dooden eigen, en die de grootste letterkundigen tot hiertoe niet konden beschrijven.

- Moest gij mij daarvoor uit het rijk der geesten roepen? spotte de gewezen bakker.

- Neem het niet kwalijk, Mijnheer Frans, doe mij geen kwaad. Is de Dood bij u?

- Toch niet, bij u, zei Van Zon, zoo onverschillig alsof hij mijn tanden niet hoorde klepperen.

- Genade... Frans.., heb compassie met mijn vrouw en kinderen, riep ik uit, en wilde op mijn knieën vallen. Verloren moeite! De schrik hield mij letterlijk aan mijnen stoel genageld.

- Wees gerust, klonk het, vriendelijk ditmaal. Zoo sterk als ooit is het haarken waaraan uw leven hangt, en dat ik tot u kom, geldt als beste bewijs dat gij daarboven nog zoo spoedig niet verwacht wordt.

Op dit oogenblik schoof de maan de wolken weg en piepte eens met de gauwte tusschen de vensterbehangsels de kamer binnen. Ik spalkte mijn oogen open om den geest te kunnen gewaar worden. Verloren moeite, ik zag er dweers door.

Zonderling! De klaarte dreef opeens den angst uit mijn hert en de nieuwsgierigheid nam hare plaats in. Zou de geest mij soms iets vertellen van ginder hoog?

[pagina 14]
[p. 14]

Denkt eens, al dat wetenschap heet ligt soms jaar en dag gebogen over een steen die, zonder dat men wete hoe of waarom, uit de lucht valt, en nu was 't een mensch die er uit viel; 't scheen er zelfs een die genegen was de geheimen van 't hiernamaals te verklappen.

- Hoe is 't daarboven? vroeg ik op luchtigen toon.

Van Zon scheen zich een oogenblik te bedenken.

- Daarboven, sprak hij, is het teenemaal anders dan gij het u hier op aarde voorstelt. Gij suft allen, wijzen en dwazen, gelijk de bedronken voerman die van de sterrenwacht weten wilde hoe het met den hellewagen gestaan en gelegen was, ‘omdat hij toch ook iets kende van rijden.’

Geloof mij, vriend, er is meer verwantschap tusschen een dissel en een teleskoop, dan tusschen uwe opvatting van het toekomstig leven en de mijne. Bovendien heb ik zelve schaars een enkel woordje mogen lezen in het Boek der Wijsheid. Ik ben nu in mijne studiejaren.

- Wel sapperloot, sprong het onwillekeurig uit mijnen mond, nogal examen daar hoog?

- Een mensch is nooit te oud om te leeren, gaf Van Zon voor antwoord. Zijt gij burger geworden van de bovenwereld, tien jaar lang moet ge de oogen gevest houden op de onderwereld, tien jaar moet ge

[pagina 15]
[p. 15]

handel en wandel van de menschen gadeslaan, hun hert en geest zoo scherp doorpegelen, dat ge hun doen en denken, hunne geheimste gevoelens, als het kristal eener bronne doorschouwt. Dat is de weg die leidt tot de geheimenissen van het hiernamaals, de voorbereiding tot de eeuwige en eenige Wetenschap.

't Sloeg tegen. Ik begreep terstond dat hier te vroeg mosselen werd geroepen: de geest zou mij enkel van 't ondermaansche spreken, en wie weet met welke minachting dan nog, hij die onze aarde van uit zulke hoogte aanschouwt dat zij er zoo klein uitziet als een meezenei.

- Er blijft op de wereld zooveel af te piepen, sprak hij, en alles neemt een ander uitzicht aan als de gordijn voor den blik der geesten openschuift.

Een helder hoofd wordt er toe vereischt om de dingen te bemerken die gedurig voor u staan. Wij zijn door 't dagelijksch verkeer als 't ware vergroeid met onze omgeving. Onze oogen worden blind, onze ooren doof, en den slinger van ons uurwerk hooren wij niet meer tikken. Zijt gij er op belust, zoo zullen wij een uurken keuvelen over 't geen de menschen dag voor dag bekijken zonder het te zien.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken