Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van Zon-zaliger. Door hem zelf (ca. 1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van Zon-zaliger. Door hem zelf
Afbeelding van Van Zon-zaliger. Door hem zelfToon afbeelding van titelpagina van Van Zon-zaliger. Door hem zelf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (5.69 MB)

ebook (3.76 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Illustrator

Edmond van Offel



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van Zon-zaliger. Door hem zelf

(ca. 1920)–René Vermandere–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 81]
[p. 81]


illustratie

De lijkdienst.

Hoor, hoor, de klokken luiden nu voor Van Zon. Heel zijn leven hebben zij hem doodgezwegen, maar pas ligt hij verslagen, of met drie te gelijk verkondigen zij zijne nederlaag. Nu eerst verstond ik hun lied, en 't verwonderde mij dat met drie noten zooveel kan gezegd worden. ‘Daar is een mensch gestorven, galmden zij, en u allen die nog aan 't dolen zijt op aarde, zullen wij even als dezen, eens bezingen. Sedert wij hier hangen, bamden wij tienmaal de stad ledig. Onze stem werpt de verschuwde raven als stukken rouw over kerk en huizen. Luistert, luistert naar ons, eer wij uw eigen uitvaart luiden. Niemand

[pagina 82]
[p. 82]

kan ons ontvluchten. Onze meester is ook de uwe en de dood leeft langst van al.’

Alsof het nog te klaar mocht zijn in mijn eng berdkamerken, werd er een zwart laken over geworpen, waarop men guldengroote zilveren tranen geweend had.

‘Links, heeren!’ klonk, kort en gebiedend als een kommando, de stem van den lijkbidder tot degenen die over mijnen dorpel stapten. Tucht in de gelederen houden was het ordewoord. Voor mijnen zwart afgezetten deurpost, stond de straat proppensvol menschen. Bijna allen naar wier begrafenis ik zelf zou gegaan zijn, had hun uur vóór het mijne geslagen, brachten mij een laatste bezoek en verdrongen elkaar om in de rouwkamer toegelaten te worden. Tot getuigenis hunner droefheid, legden zij een gedrukt kaartje neer in een groote zilveren schaal.

Plotselings verblind door het verschil tusschen Gods volle zonnelicht en de zwarte behangels der rouwkamer, zochten zij tastvoetend den weg, en waren zoo bezorgd geene kandelaars om te loopen dat zij bijna vergaten wie daar onder de betraande lijkwade omgeloopen lag. Zoo menigmaal nochtans had de overledene hunne hand gedrukt en zijn glas tegen het hunne gestooten. Zoo dikwijls was hij met hen op begrafenissen verschenen, en lachend en pratend ervan

[pagina 83]
[p. 83]

met hen teruggekeerd. Ontelbare malen hadden zij de klokken hooren luiden, zoowel op sterf- als op kermisdag, op Vastenavond als op Allerzielen. Nu galmde nog eens hun zware stem en van alle kanten kwamen meer en meer vrienden en kennissen op. Sommige onder hen had ik nooit gezien: waarschijnlijk kwamen ze mij vereeren in vaders plaats, die geen tijd of het flerecijn had.

Al die lieden zagen er ernstig uit, maar niet een zal mijne begrafenis diep ontroerd hebben. Gewis waren zij juist zoo droef als ik wel zelf zou geweest zijn, had ik hun lijk, niet zij het mijne, ter kerke begeleid. En toch, dit onrecht betoog ergerde mij eenigszins. Ik was nog te zeer ‘mensch’. Men bedenke dat het mij, zes weken vroeger, nog zou verontweerdigd hebben een valsch halffranksken tusschen mijn pasgeld te vinden, al had ik het ook zelf in omloop gebracht.

De priesters kwamen aan in wit gewaad en twee paar gearmdgaande rouwknechten droegen mij buiten dit huis waar ik eens het licht aanschouwde en waar nu mijn oogen zich gesloten hadden voor altijd.

Zoo ontsteekt moeder de tooverlanteern, en draait ze weer uit als de kleinen zich in slaap hebben gekeken.

Men schoof mij in een gulden wagen, die korts daarop zoo zacht voortgleed dat ik het schaars mer-

[pagina 84]
[p. 84]

ken kon: nooit werd ik levend zoo voorzichtig behandeld.

De stoet trok kerkewaarts, bij de tonen van een Latijnsch lied dat eer geweend scheen dan gezongen.

Mijne vrouw had wel voor duizend frank droefheid besteld; zelfs de peerden hadden een zwarten rok aangetrokken en deden gedurig de rouwpluim boven hunnen kop waggelen als snikten zij van medeleed. Vier mannen in 't zwart stapten van weerzijds en treurden elk voor 2.60 fr.

Aan den voet van den toren viel de wagen van zelf stil, zoo gewend waren de peerden daar te staan en te poozen. De vier man die mij zooeven buiten brachten, hielpen mij voor de laatste maal onder dak, en gevolgd door de plichtplegende vrienden, trok ik de hooge kerk binnen.

Het gedommel der klokken stierf weg onder het geween van het orgel en het gedruisch der stappen op den blauwen vloer. Dezelfde droefheid die zooeven hare klachten liet dreunen door de vrije lucht, vervulde nu de tempelbogen met zoete eentonigheid.

Eerst kwam ik de doopvont voorbij, waar de Kerk eens den zwakken strijder had bijgewonnen dien zij nu verloor. Reeds dan plaveiden zware zerksteenen den bodem, en die mij ten doop leidden schreden

[pagina 85]
[p. 85]

over dezelfde vergankelijkheid als die mij nu ten grave brachten.

De stoutopgeschotene beuken en het hoog gewelf bezaaid met gouden sterren waren voor mij verlaagd tot een houten dak dat mijnen schedel drukte.

Blauwe wierookwalmen stegen omhoog, gekleurd door de zon die hare stralen door de geschilderde ramen priemde, en in den gebalsemden dampkring trilden weemoedig de gewijde gezangen. Doch schaars werden die gehoord door die kerk vol vrienden: mijn arm zieltje deed een karigen oogst op van echte gebeden; hoogstens kwam het tot een ijdelen voorraad van stroodor geprevel: geen gebed des herten, maar onverschillig gebruik van geplogenheden.

Bij de offerande ontstond op eens groot gedrang om vooraan te geraken. De vrienden, met brandende waskeersen in de hand, wandelden mijn uitgeblazen levenslicht voorbij, en zoo zeer trof hen deze droeve optocht dat zij in allerhaast hun hoed van den stoel namen, en dat de kerk in een oogenblik bijna leeg geloopen was.

Het grootste deel der offergaanden keerde onverwijld terug naar de dagelijksche bezigheid. Voor mij alleen, niet voor hen, was van nu voort de tijd geen geld meer weerd. Zij hadden hun plicht gekweten jegens Bakker Van Zon en snelden terug naar het

[pagina 86]
[p. 86]

strijdveld des levens waar hij heden werd uitgedragen. De anderen gingen verstrooiing zoeken in de herbergen der kerkbuurt, alsof dooden begraven het dorstigste werk van bermhertigheid bleef.

De kliek der ton was den ‘Ooievaar’ binnen getrokken en gooide er met teerlingen wie het gelag betalen zou. In de kerk bleven er, buiten de priesters, ten hoogste nog een zestal personen die niets verdienden aan de treurige plechtigheid. Wellicht wilden mijn vrienden mij aan de eenzaamheid gewennen.

De lijkdienst verliep in aloude wijze, en de Kerk zong mij, armen doode, het paradijs toe en al de heerlijkheden welke nooit menschenoog zien mocht.

In den ‘Ooievaar’ had kluchtige Pauwels het al alleen te zeggen: Nooit verwierf zijn grappigheid zooveel bijval, en allen hingen aan zijn lippen tot dat eensklaps, hoog in de blauwe lucht, de klokken weer aan 't jammeren vielen en het blij gezelschap kwamen herinneren aan den armen vriend voor wien het lachen uit was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken