Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van Zon-zaliger. Door hem zelf (ca. 1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van Zon-zaliger. Door hem zelf
Afbeelding van Van Zon-zaliger. Door hem zelfToon afbeelding van titelpagina van Van Zon-zaliger. Door hem zelf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (5.69 MB)

ebook (3.76 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Illustrator

Edmond van Offel



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van Zon-zaliger. Door hem zelf

(ca. 1920)–René Vermandere–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 87]
[p. 87]


illustratie

Kerkhofwaard.

Mijn laatste rit was begonnen; nu trokken de knikkende peerden mij naar 't graf. Alle voorbijgangers ontblootten het hoofd en hij die daar tusschen vier befloersde lanteerns naar zijn ander huis voer, werd zoo eerbiedig bejegend als een relikwie. Een prins rijdt het leven niet luisterrijker binnen dan ik het uitreed. Negen rijtuigen vol vrienden volgden mijngulden wagen!

Negen rijtuigen... zooeven was het een heele kerk vol. Nog een stuk wegs, en één enkel gezel zou mij bijblijven, om ook heen te gaan als hij van een put eenen berg zou gemaakt hebben. Dan bleek mijn burgerrecht voor goed geborgd in die nauwe stad der vrede waar de heilige, in 't leven steeds ge-

[pagina 88]
[p. 88]

schondene gelijkheid der geboorte, hare rechten herovert en waar de rijke zoowel als de bedelaar in een hem om Gods wille geleend laken gewonden ligt.

Veel rijtuigen kruisten het mijne. In sommige zaten millionnairs, op vier gummiwielen door de wereld rollend. In andere, met zand geladen, lagen kinderen en honden gespannen die, jagend en schreeuwend, om ter lastigst door de wereld kruiden. Verder reden jonge bruidlieden met volle vrachten hoop en liefde naar de kerk die ik zooeven verliet. Ook herstelde moeders, dikke bakers en slapende kerstekinnekens lieten er zich heenvoeren. Nog een heel stel rijtuigen, eerste communie-, trouw-, rouw-, vreugd- en kermiswagens, moesten deze kleenen instappen, eer zij in mijn gulden koets werden getild. Toch gebeurt het dat zij, schaars het leven binnen, ineens die alle overspringen en in een blauw koetsken naar het engelenhuis worden gevoerd.

Toen wij buiten de wallen gekomen waren, schoten de peerden in een drafken, als kwam het er eindelijk minder op aan dat wijlen Van Zon geschud en geschokt werd. Gods zonne lachte over de gulden velden en over 't klatergoud van mijn wagen. Ofschoon men reeds de zeisens scherpte om den oogst af te slaan, scheen de zomerpracht eeuwig en onverslensbaar. Midden al dien overvloed van groei en bloei, één

[pagina 89]
[p. 89]

mensch alleen was dood en werd naar 't kerkhof gevoerd. Haastig genoeg zou men hem onder zijns gelijken brengen, met het blijde gevoel dat, in den stillen doodenakker, een enkele kuil gaapte en hij, Van Zon, alleen er in moest. Waarom dan getreurd?

Behalve in 't eerste rijtuig waar twee verre kozijns zaten en degene die mijne vrouw benevens huis en bedrijf zou krijgen, en in 't vierde waar Marus Matras aan zijne rijgezellen genade vroeg voor zijn dempige longenpijpen, werd gerookt dat het dompte. Het was een klappen en schateren en kluchten vertellen alsof men naar Contichkermis reed. De peerden liepen nog sneller en veertig wielen rolden ratelend over de kassei. De groote zon schoot den speierenden glans harer stralen op de dansende speeken, en tooverde kleur en schittering tot op de behangsels van mijn doodenwagen. Al was er nu ook een mensch onder den weg gevallen, de anderen stonden nog recht en zagen de welige weiden en het vruchtbaar akkerland, hoorden de vogels klinken en genoten het licht van den lieven langen dag, den zoeten adem des zomers en den geur der voedende aarde, zoo mild, zoo rijk, dat de grond zelve eetbaar scheen.

Wie mocht zich te midden de zegepralende natuur langer bekreunen om een armen sukkelaar? Ware het niet dwaas geweest al dat genot, al die vreugd, al dien

[pagina 90]
[p. 90]

levenslust te vergallen, omdat een enkele er niet meer van genieten kon?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken