Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van Zon-zaliger. Door hem zelf (ca. 1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van Zon-zaliger. Door hem zelf
Afbeelding van Van Zon-zaliger. Door hem zelfToon afbeelding van titelpagina van Van Zon-zaliger. Door hem zelf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (5.69 MB)

ebook (3.76 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Illustrator

Edmond van Offel



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van Zon-zaliger. Door hem zelf

(ca. 1920)–René Vermandere–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 103]
[p. 103]


illustratie

Uit.

Hier sprong opeens een vervaarlijke gil uit Van Zon's borst. Ik vloog recht van ontzetting. Een hevige klaarte sloeg tegen mijn oogen; ik moest er de hand voor houden, maar toch zag ik een dame staan met een keersepanneken in heur hand.

- Hulp, hulp, Arsène, Charles, schreeuwde ze, en dan nog veel scherper en wanhopiger: Polies, polies! Ik wilde toesnellen, haar ondersteunen, want ik zag dat zij vallen ging, maar nu sloeg zij hare armen om haar hoofd en wachtte huilend de dood af. Een man kwam naar boven geloopen, doch aan de hoogste trede ontviel hem de moed, en nog sneller dan hij hem opgekomen was stortte hij den trap weer af.

[pagina 104]
[p. 104]

Ik wilde roepen, zeggen: ‘Madameken als 't u belieft toch,’ maar 't ging niet.... 't ging niet..., de schrik die mij zooeven aan mijn stoel klonk, schroefde nu mijne keel toe.

In een zijkamer rammelde een ruit kapot, en daar ook ging het van: polies! polies! tegen sterren en wind op; de dame liet haar lichtje vallen en daar stonden wij nu beiden, verschrikt genoeg om van angst te sterven!

Een policiehoorn tuitte door de nachtelijke stilte. Daar kwam iemand aangeloopen op straat, en nu werd aanhoudend op de deur gebeukt, me docht met een voorhamer, want zoo hard kan geen mensch ter wereld stampen.

Mijn leven lang zal ik den gardevil voor oogen hebben die met een lamp in de eene hand en een revolver in de andere naar boven kwam gestormd.

Daar schoten tien, twintig, honderd menschen toe met gerekte halzen, wijd opene oogen en bleeke gezichten, half gekleed, met slaapmutsen op en tafelmessen in de hand... of zal ik dat ook al gedroomd hebben?

Wat juist gebeurd is weet ik niet en zal het nooit weten: later heeft men me willen doen gelooven dat er maar zes waren.

[pagina 105]
[p. 105]

- Als ge roert schiet ik u morsdood, snauwde de gardevil mij toe, zoo dicht bij mijn neus als wilde hij die afbijten. Ik had honderd frank gegeven om mijn arm hoofd, dat dreigde open te klakken, te mogen vastpakken, maar de dolle kerel had dat kunnen als roeren aanzien.

Er kwam nog een gardevil aangeloopen, zijn hand viel op mijn schouder gelijk een klamper op een duif.

- Wie zijt gij, grolde hij, hoe zijt ge binnen gekomen?

- Ik was hier, wrong ik mij eindelijk uit de keel, ik was hier met Van Zon.

- Ha, ge waart met twee! Wie is dat, Van Zon?

- 'Nen bakker uit de Zwaanstraat... die dood is...

Nu namen zij mij wel met tien te gelijk vast, want de zaal was ondertusschen vol menschen geraakt die elkaar nu uitlegden hoe 't eigenlijk was gebeurd.

- Langs waar zijt gij binnengekomen? Vroeg mij de eerste agent.

- Langs de deur, antwoordde ik beteuterd, nu eerst te recht vattend dat men mij voor een inbreker hield.

- We kennen dat! knipoogden de gardevils en lachten elkander toe.

- Daar is er nog een, vezelde de eerste agent tot den anderen, ga gij met den uwen maar vooruit.

[pagina 106]
[p. 106]

Een heele straat menschen volgde ons. Op het bureel seinde men naar de 17e wijk, maar de telefoon was ontredderd, gelijk altoos als men hem doodnoodig heeft.

De eerste gardevil, die vruchteloos was blijven zoeken achter Van Zon, kwam ook aan; hij wilde hem mordicus van mij hebben en keek mij zoo boos aan als droeg ik hem onder mijnen frak weggestopt.

Ik had goed te zeggen dat Van Zon een geest was, niet vatbaar voor handboeien...

- Houdt u niet onnoozel! snauwde een adjunkt mij toe, dat lukt niet met ons.

Een rijtuig kwam aangerold. Het was mijn vrouw die, op mijn verzoek gehaald, mij met een vloed tranen afkocht.

Maar nauw aan kot en keten ontsnapt, viel ik onder een ander verdenken!

Dat ik in een vasten slaap gevallen was en niemand mij in dien hoek had gespeurd toen de gas uitgedraaid werd, was aanneembaar; als ik echter bleef doorsabelen van zaliger Van Zon en heele brokken uit zijn verhaal opdreunde, ging bij de policie een ander licht op.

- Warm voetbad... echelen... mostaard... dokter roepen, hoorde ik den officier tot mijn vrouw zeg-

[pagina 107]
[p. 107]

gen, terwijl ze in het rijtuig stapte waar men mij reeds ingestoken had.

Het overige van mijn geschiedenis kent heel de stad: reporters verklapten het gebeurde, men hield me voor 't zotteken in de dagbladen en ik beging de groote dwaasheid te antwoorden te goeder trouw, denkend dat rechtzinnigheid voor alles instaat.

Eilaas! Rechtzinnigheid is een zeldzame plant; daarom kost zij ook zoo duur.

Daar kreeg ik ze allemaal op mijn kap!

Vooreerst maakte ik mij de materialisten tot vijand, en verder degenen die in de pikkels der dansende tafel Satans gaffelpoot willen zien. Ik verloor tal van klanten en won er ampertjes eenige geestenminnaars bij, die mij betaalden met abonnementen op spiritische tijdschriften. Mijn portret werd in een Londensch spirietenblad opgenomen, en nu en dan, tijdens het toeristenseisoen, steekt een Engelsche dame haren langen neus bij mij binnen en vraagt om den haunted tailor, den ‘beheksten kleermaker’, te mogen zien.

 

Wat nu besluiten? Is Van Zon tot mij gekomen in den wondernacht? Was zijn geest aanwezig of mijn geest afwezig? Was het waarheid of droomgezicht?

[pagina 108]
[p. 108]

Op die vraag hebben zoo vele lieden ja, en zooveel andere lieden neen gezegd, en ik zelf heb zoo geschommeld in mijn denken, dat ik goed begrijp hoe een ezel tusschen twee hooioppers van honger sterven kan.

Elken dag echter ankert zich vaster in mijne overtuiging: ‘ik heb met een geest gesproken,’ en ondanks alles wat gebeurde weet ik niet wat ik liefst had: dat Van Zon nooit ware gekomen, ofwel dat hij mij nog eens verschijne eer ik zelf tot hem ga.

 

UIT.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken