Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van Zon-zaliger. Door hem zelf (ca. 1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van Zon-zaliger. Door hem zelf
Afbeelding van Van Zon-zaliger. Door hem zelfToon afbeelding van titelpagina van Van Zon-zaliger. Door hem zelf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (5.69 MB)

ebook (3.76 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Illustrator

Edmond van Offel



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van Zon-zaliger. Door hem zelf

(ca. 1920)–René Vermandere–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 99]
[p. 99]


illustratie

R.I.P.

Nu moest ik mij spoeden of ik kwam te laat op mijn eigen begrafenis. De onschuldige zuigelingen, die geesten kunnen zien, bleven een oogenblik met open oogen de lucht inkijken toen ik boven hun hoofd vloog, en hernamen dan hun onderbroken maaltijd in moeders veiligen arm, dicht, dicht bij heur hert.

Ter nauwernood had ik den stoet ingehaald, daar hield hij stil; mijn vrienden sprongen uit de rijtuigen en de zware kist waar ik weer was binnengeslopen, werd uit den wagen geschoven. Onder het geluid van 't beêkloksken der kerkhofkapelle stapten dragers en volgelingen langzaam het hof der groote rust binnen.

[pagina 100]
[p. 100]

Puilen uitgedolven aarde, planken, koorden en een glimmende spade, dáár was het. De stoet hield staan. Een diepe ernst viel op al de gemoederen. Mijn vrienden werden ingetogen als ging een Majesteit hun gehoor verleenen. Met blooten hoofde staarden zij op de kist. Neergezet nevens den gapenden put, bleef ze nog een oogenblik rusten op de pashoogte der aardscholle, die alles wat uit haar opschiet weer verzwelgen moet. Eens dat gevreesd paar meter gedaald, rijst zij nimmermeer, 't zij men er eene hemelhooge pyramide op bouwt of een vuisthoog kruisken op plant.

Voor eenen stond vergaten de omstanders alles wat buiten den hoogen bemosten muur van het kerkhof lag. En dat moesten zij wel! Zelfs de simpelste man verstaat die ruwe les en vestigt blik en gedachte op den onvermijdelijken kuil, nog nooit te kleen bevonden voor een menschelijke grootheid. Hier en daar werd een oog vochtig: Mijn vrienden voelden dat iets van hun eigen wezen daar medegekist lag; zij ontsnapten niet geheel aan de grepe der dood, en hoe onsterk de band ook was die uit verkeer en gebuurschap tusschen ons was ontstaan, toch scheurde, bij 't breken, een stuk van hun hert. Daar stonden ze nu rond mij, versteld en verslagen, maar niemand

[pagina 101]
[p. 101]

kon mij helpen. De dood dwingt ons allen, maar geen mensch heeft ze ooit kunnen dwingen.

- Arme drommel, dacht het meerendeel, en bekloeg mij omdat ik blijven moest.

- Arme tobbers, dacht ik, omdat zij niet blijven mochten.

Ja, zij moesten de lastige wereld weer in, waarvan ik voortaan door den zwaren kerkhofmuur gescheiden was; zij moesten terug naar al de bekommernissen van het leven; terug naar den altijd ontweken kalant, naar den slechten betaler, naar den onbermhertigen schuldeischer, naar den deurwaarder en het proces; terug naar de burgerwacht, naar het bedsermoen, naar het hoofdzeer door kleine, naar het hertzeer door groote kinderen; terug naar den tandmeester, naar den dokter, naar het ziekebed, naar verdriet en angst en pijn en smerten. Zij zouden den kamp tegen de dood voortzetten en, gestadig onder de wapens, hare aanvallen afweren; dierbare wezens verliezen, en op den levenswagen geschokt en geschud worden tot dat zij eindelijk in eenen kuil langs de baan terecht kwamen.

Nog eenigen tijd zouden zij brood eten in het zweet van hun aanschijn, en den vloek dragen die over Adam viel op den nootlottigen dag dat hij, uit de wellust van 't paradijs verdreven, te midden de distels

[pagina 102]
[p. 102]

en doornen en wilde dieren van de boos gewordene wereld werd gejaagd.

Eindelijk hadden mij allen verlaten, op één na, die in zijne handen spoog.

De spade flikkerde neerstig over end weder en bracht meer en meer eerde aan, tot dat de groeve gelijkvloers gevuld was. Het zweet droop den zwoeger van zijn voorhoofd: Excelsior, hooger op wilde hij, en de man rustte niet, vóór hij op den berg een kruisken had geplant waarop te lezen stond:

 

FRANS VAN ZON.

R.I.P.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken