Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Regenboog uit andere kleuren (1922)

Informatie terzijde

Titelpagina van Regenboog uit andere kleuren
Afbeelding van Regenboog uit andere kleurenToon afbeelding van titelpagina van Regenboog uit andere kleuren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.33 MB)

Scans (2.34 MB)

ebook (2.86 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Regenboog uit andere kleuren

(1922)–Hugo Verriest–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 43]
[p. 43]

V. Schemerblauw

Pier Derycke

HIJ is dood; en daarom mag ik hem wel bij zijnen name noemen.

Pier Derycke was een aardig man; en die hem gekend heeft en zal hem nooit vergeten.

Hij woonde daar beneden de helling, van waar men de bergen van Banhout en ‘Ternité’ en Kluisberg ziet in de hoogte heffen en gelijk eene kroonlijst, in de verte, onder den bleekblauwen tintelenden hemel staan.

Een kerkwegel doorsnijdt de diepte, pijlrecht, en drij, vier andere wegelingen loopen door het veld. - Links onder eenthoeveel hooge boomen en tusschen wat dicht leeghout, buiten allen weg en wegel, stond in eene hage een huizeken, half steen half leem, onder een strooien dak. - Om er te geraken ging men, van aan die blokwilge daar langs den grachtkant.

't Is aardig: niemand zou daar voorbij gegaan

[pagina 44]
[p. 44]

zijn zonder dat huizeken te bezien en een stondeken te blijven staan. Een mysterie lag daarover. Wat of waarom en wete ik niet; maar over geheel die doening lag er iets vreemds.

Daar woonde Pier Derycke.

Pier Derycke was een wonder man, en de mare liep dat hij ‘wat kon’.

Hij was groot, stijf groot, zes voet hoog ten minste, rilde en mager. Kon ik schilderen ik schilderde u dat wezen. - Zijn kop, die wat naar vooren helde, was breed van boven en omtrent plat. Onder zijn verstreuveld lang zwartgrijs hair, - hij had nog al zijn hair, al was hij tachentig jaar oud, - stak een hoog en breed voorhoofd uit, doorrimpeld. Zware verstreuvelde wenkbrauwen overboschten zijn diepe, blauwe, stralende oogen. Vandaar liep zijn grauw gezicht, driekantig ovaal, naar zijnen scherpen vooruitspringenden kin.

Hij woonde daar met zijne zuster, zijne zieke zuster, die te bedde lag sedert jaren. Zij roerde niet, sprak bijna niet, leed veel, en lag, vol ellenden, gelijk, een steenen beeld op het strooi, in eenen beddebak, ellendig.

Zij stierf;

en Pier bleef alleen.

Zijn arm huizeken, - huis en land behoorden hem toe, - dreegde in te vallen. Het waaide er

[pagina 45]
[p. 45]

deur langs alle kanten. Door de gaten in de muren, in den hoek van die kamer zonder vloer, boven het bedde daar, kon men den arm steken. Balken en zoldering, pekzwart, overhingen eene allervuilste woonste.

Pier scheen dat niet te weten. Hij bezag u als gij inkwaamt, tevreden en monkelend; en: ‘Ge zijt wellekom, Mr de Pastor, zei hij; pak ne stoel en zet u een beetje.’ En Pier klapte en vertelde, en luisterde aandachtig met roerloos hoofd, maar met roerende oogen, die u scherp, maar genegen, van links of rechts bezagen, zonder dat zijn hoofd meêkeerde.

Hij wist van heel heel verre, iets van de wonderen der wetenschap, en vertelde daarvan in prachtige wondere inbeelding, alsof hij gezien had met verre bedriegende lichten, en douw zijne lippen gerimpeld vooruit, sloot de oogen en knikte twee drij keeren met zijnen grijsden kop.

Wetenschap en geheimen en mysteriën en vreemde kunsten en legenden en tooverijhistoriën en geloof in verholen krachten en machten zaten ginder diep en hoog, als in den hoek van eenen zolder, in den versten hoek links in zijn hoofd, onder zijn hair waarin hij dan wat schartte of klopte.

Hij had vreemde boeken gelezen; en het volk zei dat hij ze nog zitten had in de ribben van

[pagina 46]
[p. 46]

zijnen zolder of zijn dak; maar hij loech en schudde traagzaam zijn hoofd.

Pier ‘kon entwat’. Toch niemand en was schuw nog benauwd van hem. Hij was goed en alleman genegen, maar raar.

Pier was een brave man, een christelijke man; maar zijn godsdienst en zijn gedacht van Godes macht en Godes werk, hing in onbepaalde schemeringen met donkere strepen en schaduwen tusschen stralende lichtworpen, door zijnen geest en hert.

Daarbij, hij zou zelf wel geloofd hebben dat hij, misschien, ‘entwat kon’, maar hij en wist dat niet wel, en hij en was niet zeker;... misschien?

Belezen?... misschien hielp dat.

Hij had ook vreemde gebeden liggen: het gebed van Keizer Karel; en andere gebeden gedrukt of geschreven, vol wondere krachten en beloften, en weiger van hand tot hand overgeleverd; ofwel het Evangelie van Sint Jan. 't Stond op perkament, en Pier noom had het geheel zijn leven gedragen op zijn bloot hert. Het moest gelezen worden, al rechtstaan, 't gezicht naar den Oosten, eer de zonne opstond.

Tooverteekens?.... Kruisen met de linkere hand; den trouwring onder de zulle; - een sleuter onder de zulle; - het stalen hamerken

[pagina 47]
[p. 47]

van onder het hoofd uit eene kiste; - drijmaal drij en dertig stappen doen rond de plaats waar kwaâraad lag. - Dat was al wel, en dat zat in zijn hoofd; maar die ‘misschien’ zat erbij; en zonder ‘misschien’ lagen in zijnen geest en hand al te zamen veel christene gebruiken en geplogenheden.

Pier voorzag den sturen of zachten winter, uit de eekenboomen.

Hij kende 't weder aan de katten, aan de kraaien, aan de spreeuwen, aan den vinkeslag, aan den koekoet, aan den meerlaan, aan alle gevogelte.

Maar hij wilde ‘zijne plichten kwijten’ eerstvooral en bovenal.

Ja, zoo leefde hij binnen en buiten onze landsche wereld, met positieven wille en positieve gedachten, maar ook met alle slach van droomen en visioenen.

Pier wierd ziek; lag te bedde; en als ik hem ging bezoeken schudde hij zijn hoofd traagzaam en zei: ‘Mr de Pastoor 't geloove dat het nie' meer en ga' gaan’.

Zijne oogen zaten vol leven en bezagen mij nieuwsgierig; en als ik hem zei: ‘Pier, hork naar mij: Gij - gaat - genezen!’ hij glimlachte, en scheen in geheel zijn lichaam te ontspannen. En als zijn gebuur hem kwam noodige zorge en

[pagina 48]
[p. 48]

eten brengen. zijn eerste woord was: ‘De Pastor hee' gezeid dat ik ga genezen!’ en hij monkelde stille inwendigwaarts, al iets mompelen in zijn eigen.

Pier genas.

Maar hij bleef teer en krank. Toch wilde hij alles ‘bezorgen en bestieren!’: zijn land, zijn hoveken, zijnen tabak; den schoonsten tabak van het dorp; en hij toogde hem, preusch, als ge met hem eens wildet rondwandelen rond zijnen lochting, eene schorte groot.

't Jaar daarna werd Pier Derycke wederom ziek, stierf godvruchtig en wierd schoone begraven. Al de gebuurs, ook de verre gebuurs, kwamen naar die begraving en vertelden onder malkaar van Pier's wonder leven.

Pier had zijn huis en land verkocht, en eenige dagen achter zijne begraving wierd ook zijn kateil verkocht en al zijn huisgerief.

In eene koffer vond men eenthoeveel boeken, oude boeken, versleten, ontbonden, verteerd. ‘Mr de Pastor, wij hebben ze al verbrand; 't was al: hoe men 't water van de melk kan scheên; hoe men 't linzaad over eene houtmijte gegoten kan doen wederkeeren; en al zulke rare dingen. Wij en betrouwden dat niet.’

's Anderdags wierd het huis, nauwelijks een kot, omgetrokken en geweerd. De boomen

[pagina 49]
[p. 49]

wierden geveld. Het leeghout en de hage uitgerot, en 't is nu al schoon plat land, waarop nog langs den gracht eene lange houtmijte staat, geheel bloot.

Maar.... Pier ‘keert weêr’ en ‘'t verkeert daar,’ bijzonderlijk bij en in die blokwilge. Jan en Dries hebben hem gezien 's avonds in den maneschijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken