Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Als oorlog echt is (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Als oorlog echt is
Afbeelding van Als oorlog echt isToon afbeelding van titelpagina van Als oorlog echt is

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.47 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Als oorlog echt is

(1991)–Dolf Verroen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 22]
[p. 22]

Een bombardement

Ik weet absoluut niet wanneer, maar vanaf een bepaalde dag werden er bij ons in de buurt V-I's afgeschoten. Een V-I was een soort raket die in Nederland de lucht in ging en dan in Engeland naar beneden kwam en ontplofte. Het liefst midden in Londen. Als je zo'n V-I op je dak kreeg, werd er een verschrikkelijke verwoesting aangericht. Je begrijpt dat iedereen er als de dood voor was. Ook wij in Nederland, want soms gebeurde het dat zo'n V-I geen vaart kreeg en dan viel hij na enkele tellen en ontplofte.

Iedereen kende het geluid van de V-I.

Als hij werd afgeschoten, hield je je adem in. Je luisterde of hij wel normaal ronkte, en je telde tot tien. Dan was het gevaar, voor ons, geweken.

Voor een V-I ging er geen luchtalarm af, wel voor vreemde vliegtuigen. Zodra er Engelse toestellen werden gesignaleerd, begon het luchtalarm te janken en moest je je in veiligheid brengen. Hóe wist eigenlijk niemand. Als de vliegtuigen boven de stad kwamen en het afweergeschut tekeerging, moest je tegen de muur van een huis gaan staan (zei men) of de openbare schuilkelder in te gaan. Thuis ging je in de kelder of onder de trap zitten. Ik heb inderdaad gezien dat van totaal verwoeste huizen de trap nog overeind stond.

De Engelse vliegtuigen gingen meestal naar Duits-

[pagina 23]
[p. 23]

land om daar steden, vliegtuigen of fabrieken te bombarderen, maar je kon natuurlijk nooit weten. Ze hadden ook wel eens een doel in Nederland, de havens in Rotterdam bijvoorbeeld.

Er werd voornamelijk 's nachts gevlogen. De piloten moesten op een dwaalspoor worden gebracht en mochten geen herkenningspunten zien. Overal werd verduisterd, zodat je op een winteravond buiten geen hand voor ogen kon zien. Bij ons had iedereen rolgordijnen van zwart papier voor het raam, waarvan ieder scheurtje onmiddellijk met plakband werd hersteld. Delft is een stad met heel veel grachten en er liepen nogal eens mensen in het water.

Van bovenaf moet heel Europa één zwarte vlakte zijn geweest.

Iedereen was bang voor vliegtuigen.

Als je 's avonds bij elkaar zat en iemand zei: ‘Hoor eens!’, bleef je doodstil zitten luisteren. Wanneer er echt vliegtuigen waren en ze gingen hoog in de lucht voorbij, kregen de meeste mensen weer praatjes. ‘Die gaan Duitsland bombarderen,’ zeiden ze, opgelucht nu het gevaar voorbij was. ‘Goed zo.’ Ze zeiden nooit: ‘Wat zielig voor die Duitse kindertjes.’ Het was oorlog. Hoe minder zielen bij de vijand, hoe meer vreugd.

Er waren dikwijls geruchten. Zo van: vannacht wordt het vliegveld gebombardeerd. Je wist nooit of het ook echt zou gebeuren en dat maakte het extra spannend.

Bij ons in de buurt was een kogelgieterij. Heel vroe-

[pagina 24]
[p. 24]

ger werden daar echte kogels gegoten. Nu natuurlijk niet meer. Men zei dat de Duitsers er wapens hadden opgeslagen en op een dag ging het gerucht dat de kogelgieterij gebombardeerd zou worden.

Iedereen praatte erover. Een opslagplaats van wapens. Dat zou me een klap geven! De hele buurt ging eraan...

Iedereen was zenuwachtig.

Iedereen, behalve mijn oma.

Zij was de moeder van mijn vader. Ze kwam af en toe logeren, maar ze kwam alleen als we weinig of geen onderduikers hadden. Al die mensen maakten haar zenuwachtig, zei ze.

Mijn oma was een vreselijk wijf.

Als ik met mijn treintje speelde, pakte ze het af omdat het herrie maakte. Als ik praatte moest ik mijn eigenwijze mond dichthouden, als ik zweeg was ik een dooie diender en als ik iets vertelde was ik een fantast. Verder vond ze me eigenzinnig, brutaal en lui en al was dat misschien allemaal waar, ik wou het van haar niet horen. Ze vond mijn broertje iets minder erg, maar toch ook niet echt geslaagd.

Ook mijn moeder vond ze niks. Die verwende haar kinderen en had veel te weinig aandacht voor haar, oma. Als mijn moeder iets lekkers had gekookt - niet zo makkelijk in de oorlog -, keek ze aan tafel of ze poep at. De enige die in haar ogen iets goed kon doen was mijn vader.

En zijzelf natuurlijk!

[pagina 25]
[p. 25]

Ze kon naar de radio luisteren, lezen en breien tegelijk, zei ze altijd. Daar moesten wij maar eens een voorbeeld aan nemen.

Pas later, toen ik groot was, merkte ik dat mijn oma eigenlijk erg geestig was. Ze liet zich door niemand de wet voorschrijven. Ze was eigenzinnig en heel origineel. Je zou ook kunnen zeggen: een beetje vreemd - excentriek, noemden de grote mensen het. Nu heb ik er wel waardering voor; toen vond ik het vreselijk.

Wij waren die avond heel erg gespannen. Zou het gerucht waar zijn? Zou er inderdaad gebombardeerd worden? Ik weet nog dat het vroeg donker werd en dat er al geen elektriciteit meer was. Op tafel stond een oliepitje dat een spookachtig, flakkerend licht verspreidde. Je kon er niet bij lezen en je kreeg nauwelijks brandstof, zodat iedereen altijd vroeg naar bed ging. In een donkere kamer zitten rillen van de kou was zelfs in de oorlog niet leuk.

Maar of het die avond koud was, weet ik niet meer.

Wij werden wakker door het luchtalarm. Toen dat ophield hoorden we, heel zacht, nog heel in de verte, het geronk van vliegtuigen. Het kwam steeds dichterbij. We vlogen ons bed uit en schoten onze kleren aan.

Opeens begon het afweergeschut. Het was zo dichtbij dat de ruiten rinkelden. Je hebt het misschien wel eens op de tv gehoord, maar in werkelijkheid is het veel enger. Het lijkt op onweer, maar zo dichtbij, zo dreigend, dat je begint te rillen van angst.

Wij moesten allemaal onder de trap. Mijn vader en

[pagina 26]
[p. 26]

moeder hadden ieder een vluchtkoffer voor het geval ons huis gebombardeerd of in brand geschoten zou worden.

Ik moest naar boven om mijn oma te roepen.

Het was daar boven een lawaai of de bommen en granaten om je oren vlogen en achter elkaar ontploften. Mijn grootmoeder sliep er gewoon doorheen.

‘Oma,’ schreeuwde ik. ‘Opstaan!’

Ze deed haar ogen open.

‘Wat is er?’ vroeg ze slaapdronken. ‘Waarom gil je zo?’

Volwassenen die wakker worden heb ik altijd eng gevonden. Ze liggen in hun bed en het lijkt net of ze niet helemaal echt zijn.

‘De vliegtuigen,’ riep ik. ‘Ze gaan bombarderen!’

‘Wat kan mij dat schelen,’ riep ze boos. ‘Moet je me daarvoor wakker maken?’

Een verschrikkelijke klap.

Het hele huis trilde.

‘U moet opstaan,’ schreeuwde ik. ‘De Engelsen zijn er. Ze bombarderen de kogelgieterij.’

‘Dat moeten zij weten,’ antwoordde mijn oma. ‘Ik sta op wanneer ik dat wil. Begrepen?’

Even later stormde mijn vader de trap op. Hij viel als een bom de kamer binnen zou je kunnen zeggen, maar mijn oma was niet onder de indruk.

‘Moeder,’ zei hij streng. ‘Ik gebied u om op te staan. nu.’

‘Zeg snotneus,’ zei mijn oma, terwijl de rechtop in bed ging zitten. ‘Wat denk jij wel? Hoe durf je in mijn slaapkamer te komen. Verdwijn. En onmiddellijk.’

[pagina 27]
[p. 27]

Mijn vader ging de kamer uit als een kleine jongen. Hij mompelde nog iets over onverantwoordelijkheid, maar hij liet zich gewoon wegsturen.

mijn vader!

Ik wist niet dat zoiets mogelijk was.

Intussen ging het schieten door. Vermoedelijk werd er ook echt gebombardeerd, want af en toe hoorde je ontploffingen die niet van kogels afkomstig konden zijn. Af en toe klonk er ook een sinister gefluit, daarna volgde dan een dodelijke stilte en ten slotte kwam er een verschrikkelijke klap. Kalk viel uit de plafonds op de grond.

‘Het is vlakbij,’ zei mijn vader.

Eén keer meenden wij zelfs dat ons eigen huis was geraakt. Ergens boven ontplofte een bom of een granaat. Een donderend geraas of de hele verdieping naar beneden kwam. En wolken, wolken stof.

Oma lag nog steeds boven.

Misschien is ze wel dood, dacht ik opgewonden, want het is gek - en ik durf het bijna niet te zeggen - ik was wel bang natuurlijk, maar ik vond het allemaal ook ontzettend spannend. In mijn fantasie zag ik ons al over de straat lopen: het huis een grote, rokende puinhoop en wij op zoek naar onderdak.

Dat gebeurde allemaal niet.

Toen het luchtalarm ‘veilig’ blies, bleek ons huis niet eens geraakt. Mijn oma lag nog steeds in haar bed en sliep als een roos.

De volgende dag hoorden wij wat er wel was geraakt:

[pagina 28]
[p. 28]

drie huizen en geen kogelgieterij. Een meneer die door een granaatscherf gedood was. Verder nog wat gewonden.

Het leven ging weer verder.

Ons was niets overkomen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken