Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914 (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914
Afbeelding van De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914Toon afbeelding van titelpagina van De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.97 MB)

XML (2.64 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie
poëtica


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914

(1982)–Raymond Vervliet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

-75- ‘Sonnetten’

Zegt eens, mijn goede Vrieden daar en hooger zangers, wat hebt gij nu in 't lijf van niet anders meer als sonnetten te dichten?

Wij, de Vlamingen van alhier, wij denken dat het woord de uitwendige klank is, de kleur, de vorm, het beeld van gedacht en gevoelen; dat het gedacht en gevoelen er niet alleenlijk mag in passen en er in gekleed staan, met min of meer zwier en sierlijkheid; maar dat het woord moet de buitenkant van hun wezen zijn, moet hun vel zijn, het vel van hun lichaam.

Jamaar wij denken ook dat mate en zang, gelijk het woord, uitwendige vorm zijn van mnere gevoelens en gedacht.

Wij vinden het kwalijk dat de dichter, - hij zij nu tienmaal kunstenaar, - een vormtje neme, gelijk de sui[k]erbakker, en daar zijnen geest en hert in giete of kneede, en al de deelen van zijne schepping.

Bij onze dichters, die wij kennen en minnen, breken geest en hert uit in het woord, en ook in mate en zang. De rythmus gelijk het woord, is uitwendig wezen, de nieuwe, de oude, de andere. Zang en mate worden, ja worden, met het woord. Een en zelfde wezen.

Het woord, met den zang, met de mate, wordt gekastijd en gedwongen waar het eerst onvoldoende was en onpassend, waar het anders was dan het wezen zelf en van dat wezen afweek.

Sonnetten!

Er zijn, meene ik, duizend bewegingen in de lichten voet, duizend millioenen wendingen in het muziek, en het pijnt mij dat gij, bij den menuet alleen, stappen en zingen wilt.

 

En voor uw gevoelen zelf, gaat gij nu uwe zenuwen, uwe gedachten en gevoelens, gedurig, altijd en overal, overspannen? en niets anders meer laten druppelen uit uw hert als roode druppelen peerlende bloed?

Robijnen!

[pagina 318]
[p. 318]

Ja, 't zijn wel robijnen, robijnen! bij de dichters; maar er zijn toch nog andere peerlen en gesteenten, en in Gods natuur straalt het schoone elders en anders dan uit roode peerlenglans.

Ei, Vlaamsche Dichters, gaat gij, die in frisschen, gezonden, vrijen tred naar de hoogten stapt, - de schoone ‘essentiën’ der uitdoomende en stervende najaarstochten te genieten geven, gelijk onze zuidergeburen?

Wasemende fijne reuken!

Hier en daar kan er wel een overspannen zenuw zijn; maar gaan al de Vlamingen nu, zenuwziek, dichten? - en, al ligt hij duizend uren verder, in eenen nieuwen hof van Millevtye gaan wandelen?

Dat is een voorbijgaande mode, en hoe raarder en scherper, hoe korter van duur. Stijle Louis XV. - Stijle Louis XVI. - Empire! Al wel, al wel, maar de zee zingt andere liederen; de stroomen ook; beken en bronnen ook, en meer dan het wachtende druppelke, leekt er in den kom. Ginds ruischt de waterval!

De hemel heeft zijn blauwe locht, zijn matzilveren winterhemel, zijne wolkenwagens; de zon, haren op- en ondergang en middaguur.

De bosschen staan nog recht en de boomen dragen hunne heerlijke kruinen. De velden liggen nog in lente- en zomergroen. De winden leven; de zomer komt; de winter wacht.

En, ai! de menschelijke geest en het menschelijk hert dragen op onmeetbare hoogten, in onmeetbare diepten en verten, de menschelijkheid! en spiegelen de stralen van den zonnegloed daarboven, en van den lichtworm duikend onder 't droomend gras. Zij luisteren naar den sterrenzang en naar het kruideke dat belt langs den gracht.

 

Sonnetten!

Neen, niet waar?

Sonnetten niet alleen.

 

a.De Nieuwe Tijd.
b.Weekschrift uitkomende eiken donderdag.
c.Roeselaere.
d.Drukker: Jules de Meester, Sint-Alphonsusstraat 7 & 9, Kortrijk.
e.‘Sonnetten.’
f.1e jg., nr 30, 27 mei 1897, pp. 236-237.
g.Anoniem. Vermoedelijk van de hand van hugo verriest* (71).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Het Belfort

  • over De Boomgaard

  • over Dietsche Warande

  • over Dietsche Warande en Belfort

  • over La Jeune Belgique

  • over Ontwaking

  • over Het Pennoen

  • over Van Nu en Straks

  • over Vlaamsche Arbeid

  • over De Vlaamsche School

  • over De Vlaamse Gids

  • over De Vlaamsche Vlagge

  • over Vlaanderen