Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914 (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914
Afbeelding van De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914Toon afbeelding van titelpagina van De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.97 MB)

XML (2.64 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie
poëtica


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914

(1982)–Raymond Vervliet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

-124- August Vermeylen: ‘Nog eens om een Standpunt.’

Over ‘Het Beoordeelen van Gedichten’ schreef Albert Verwey, in De Beweging van Oktober, een kort maar zaakrijk opstel, brok saamgeperste esthetika, waaruit ik de volgende, zeer stellige verklaring van beginselen den lezer wensch voor te leggen:

‘Als een dichter een gedicht, iedere kunstenaar zijn werk maakt, dan zoekt hij de gelijkheid tusschen indruk die innerlijk gewórden is en uiting die innerlijk verbééldt. Hij schept inderdaad gelijkheid tusschen tweeërlei innerlijk. Het eerste innerlijk, gebonden aan den indruk, kent hij alléén, het tweede wordt door de uiting in gemeenschap gebracht met anderen. Elke zulke gemeenschap (zoowel die van zijne eene innerlijk met zijn andere, als die van dit laatste met vreemden) is verbeelde gelijkheid.

...De kunstenaar schept eruit: de beoordeelaar herkent het en spreekt ervan.

Een andere kritiek is er niet, om de eenvoudige reden dat er in kunst niets belangrijk is dan óf, op welke wijs en in welke mate deze gelijkheidsverbeelding erin is uitgedrukt"

[pagina 463]
[p. 463]

We mogen Albert Verwey dankbaar zijn om de krasse formuleering van een schijnwaarheid, die maar al te dikwijls de Nederlandsche kritiek verengen komt.

Die schijn-waarheid is eens noodzakelijk voortgesproten uit reaktie tegen een dominé's en onderwijzerskritiek, die een gedicht prees niet om hetgeen het wezen zelf van poëzie uitmaakt, maar omdat het een edele gedachte verkondigde, of ons aanzette tot deugdzaamheid en godvruchtigheid, of het vuur der heldendaden wakker hield: een kritiek, kortom, die van een gedicht nog wat anders eischte dan uiting van het waarachtig-innerlijke te zijn.

Thans schijnt die kritiek toch al te veeg, dan dat we telkens en telkens weêr kranig voor haar op onze achterpooten zouden gaan staan. Maar de vraag is, of het aforisme van Albert Verwey, hierboven gekursiveerd, nog lang het jóngere geslacht voldoen zal.

Want, om 't nu ook maar eens op een toon van zekerheid te zeggen: in kunst is er beslist nog iets zeer belangrijk, buiten de vraag ‘èf, op welke wijs en in welke mate’ de gelijkheid tusschen innerlijke stof en innerlijken vorm is uitgedrukt.

Namelijk: het wezen zelf van het innerlijk, dat de wording van de stof bepaalt, - dat wezen zelf, zooals het in de uiting voelbaar wordt.

Met andere woorden: er is niet alleen een kwestie van verhouding tusschen gevoel en uiting, maar ook van wezenlijke waarde van het gevoel zelf.

De gevoelssfeer van den een is grooter dan de gevoelssfeer van een ander. Maar dat schijnt helaas de kritiek niet meer aan te gaan!...

Verhaeren zei laatst: ‘La grandeur se mesure à la part de monde [q]u'un poète porte en soi.’

Om alle misverstand te mijden, zeggen we: ‘à la part de monde qu'un poète exprime.

Vondel is grooter dan Verwey, niet precies omdat de verhouding tusschen het gevoelde en het gedichte zooveel zuiverder bij hem zou zijn, maar vooral omdat zijn emotie een grootere wereld bemachtigd heeft en uitgedrukt.

En een technisch onvolkomen dichter zal soms, trots zijn technische onvolkomenheid, toch rijkere schoonheid uit-spreken dan de onfeilbare uitbeelder van een klein innerlijk.

 

a.Vlaanderen.
b.Algemeen Vlaamsch Maandschrift.
c.Brussel.
d.Drukkers-uitgevers: C.A.J. van Dishoeck te Bussum en de Nederlandsche Boekhandel te Antwerpen.
e.‘Nog eens om een standpunt.’
f.5e december 1907, pp. 567-568.
g.august vermeylen* (34).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Het Belfort

  • over De Boomgaard

  • over Dietsche Warande

  • over Dietsche Warande en Belfort

  • over La Jeune Belgique

  • over Ontwaking

  • over Het Pennoen

  • over Van Nu en Straks

  • over Vlaamsche Arbeid

  • over De Vlaamsche School

  • over De Vlaamse Gids

  • over De Vlaamsche Vlagge

  • over Vlaanderen


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • August Vermeylen