Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Heden mosselen, morgen gij (1973)

Informatie terzijde

Titelpagina van Heden mosselen, morgen gij
Afbeelding van Heden mosselen, morgen gijToon afbeelding van titelpagina van Heden mosselen, morgen gij

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.53 MB)

Scans (4.32 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Heden mosselen, morgen gij

(1973)–Hans Vervoort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 6]
[p. 6]

Mensenkinderen

1

Ik had niet zoveel op met kippen. Had je een wondkorstje op je been en zat je in de achtergalerij op de gladde tegels te bikkelen (eigenlijk een meisjesspel) dan kon je er staat op maken dat zo'n mager sekreet aan het korstje kwam pikken. Toch had ik geen leedvermaak toen oom Andreas er één slachtte voor de soto ajam.

Hij was al een tijd in de weer met zijn mes, voordat ik het in de gaten kreeg.

‘Ajo Hans, help even’, riep hij. ‘Te snel, deze brandal.’

‘Welke, oom?’

We dreven er drie in een hoek en naderden, half gebukt en met gespreide armen en benen. Luid kakelend en fladderend schoten ze langs onze uitgestrekte handen. Nog een keer. De derde maal had ik er één bij een vleugel.

‘Deze, oom?’

Hij aarzelde, deze was niet helemaal de bedoeling van tante On.

‘Ach, deze is wel goed, ja’, zei hij tenslotte en nam het beest van me over. Hij ging op zijn hurken zitten en klemde haar tussen zijn knieën. Het mes had een kartelrandje en hij sneed krachtig de nek door. Er spatte wat bloed rond en er werd hevig gefladderd. Verschrikt liet hij het beest vallen. Het viel in twee stukken uiteen. De kop bleef liggen met geloken ogen, maar het lichaam krabbelde na een seconde overeind en stormde vooruit, iets meer voorovergeleund dan normaal. Oom Andreas barstte in een verrast gelach uit en de toegelopen baboes sloegen giechelend de handen voor de ogen. De kip liep tegen de schutting op, viel om, stond weer op, rende terug maar er viel natuurlijk weinig meer te redden. Na enige tijd was ze dood. Er liep een rode streep over het zand. Toen ze geplukt was werd ze geopend, en er kwam een klein, geaderd, zacht basisei tevoorschijn. Ik mocht de twee poten hebben. Er zat een pees aan en als je daaraan trok bewogen de tenen.

2

Met Adrie naar school lopend kwamen we bij een driesprong. ‘Hier is het gebeurd’, zei ze ineens gedecideerd. Adrie was een kop groter dan ik en onaangenaam bazig. Haar haar was zeer kortgeknipt, maar dan mocht ze nog niet eens mopperen, want haar broertje werd telkens geheel kaalgeschoren om hem sterk haar te geven. Ze was sproetig en had een smal gezicht met grijze ogen. Eén klas hoger dan ik.

[pagina 7]
[p. 7]

‘Ja?’ vroeg ik. Ik keek naar het asfalt. Er was niets te zien, zelfs geen plukje haar.

‘Dat meisje was 6 jaar’, zei Adrie. Iets jonger dan wij dus. Ik zag het helemaal voor me, een blond meisje van 6 jaar, dat de weg overstak. Er kwam een vrachtwagen aan die haar overreed.

‘Was het een vrachtwagen met twee wielen aan de achterkant?’ vroeg ik.

‘Nee, zo eentje met vier wielen, misschien wel 6 wielen.’

Allemaal wielen aan de achterkant.

‘En toen zijn ze er nog een keer overheen gereden?’ vroeg ik huiverend.

‘Dat heb ik toch al verteld,’ riep Adrie. Ze slingerde haar schooltas om zich heen en raakte me in de heup.

‘Het is niet waar’, zei ik.

‘Wel waar, ik heb het zelf gehoord van mijn moeder. Dat kleine meisje werd overreden maar ze was nog niet helemaal dood. Toen kwam de dokter er aan. Die heeft naar haar gekeken, maar hij kon niets doen. Toen is die chauffeur achteruit gereden en toen was ze dood.’

‘Vier wielen?’

‘Vier wielen, zes wielen, een hele grote vrachtwagen.’

Ik voelde me bang. Het asfalt was warm en zacht. We waren vlakbij Oey Tjeng Hwa, waar we asemkoekjes mochten kopen.

‘Ik zal het je moeder vragen’, zei ik, maar ik wist dat ik dat toch nooit zou durven, een grof wijf met losse handen.

Terneergeslagen liep ik verder. Doodzonde van dat blonde meisje van 6 jaar.

3

Varkens, wat een tuig. Grote vette lichamen en op de kop kleine onverschillige oogjes met witte oogharen. In een uithoek van de tuin stonden ze eeuwig te slobberen aan het stinkende afval dat ze dagelijks met emmersvol van oom Andreas kregen. Het was druk in de tuin want naast kippen liepen er ook drie manilla-eenden rond. De vierde zat al een paar maanden op vijf eieren. Dat werd te gek. ‘Hoe lang duurt dat?’ hoorde ik oom Andreas vaak vragen aan mensen, maar niemand wist het precies. Op een dag kwam er een KL-er langs, vers uit Holland. Hij zat op een trekker, met twee kleine wielen voor en twee kolossale wielen achter en hij zou een boomstronk uittrekken. De trekker zette zich schrap, de ketting stond strak maar aan de stronk viel niets te zien, die stond maar. Hij reed achteruit naar de boom, we stonden allemaal te kijken, en nam een aanloopje. Niets gedaan. Hij stapte af, het was een lange jongen met een zacht gezicht en hij kwam uit Noord-Brabant. Oom Andreas nam hem mee naar binnen voor een glas bier. Ik bleef

[pagina 8]
[p. 8]

bij de trekker en keek naar de knoppen en stangen. Niet lang daarna kwamen ze weer naar buiten. Oom Andreas was een hoofd kleiner en eigenlijk erg mager. Zijn bruine gezicht zag er een beetje gelig en ziek uit, hij liep een beetje sjokkend. Ze gingen samen naar de broedende manilla-eend. ‘'t Is over, jongen’, riep oom Andreas. Hij nam de eend op en zette hem opzij. De vijf eieren lagen er nog. Hij pakte ze op en gaf er een paar aan de KL-er. Samen liepen ze weg en ik volgde ze.

‘Wat gaat u doen, oom Andreas?’ vroeg ik.

‘Kijk maar’, zei hij.

We liepen naar de varkens die direct kwamen aanlopen en hun stopcontacten door het hek staken. Oom Andreas gooide één ei stuk, het struif vloog over de grond en de varkens duwden elkaar opzij om het op te slobberen. Snel gooide hij er nog twee achteraan. Toen wierp de KL-er de laatste twee weg. Eén ervan pakte anders uit. De schil brak en er kwam een klein kuiken vrij. Het lag vochtig op de grond in de rommel en het bewoog eigenlijk niet. Pas toen de varkens eraan kwamen liet het een beweging zien met beide pootjes. De drie varkens stortten zich er gelijk op en ik kon eigenlijk niet goed zien hoe het afliep.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken