Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met stijgende verbazing (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met stijgende verbazing
Afbeelding van Met stijgende verbazingToon afbeelding van titelpagina van Met stijgende verbazing

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.65 MB)

Scans (0.31 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met stijgende verbazing

(1980)–Hans Vervoort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 53]
[p. 53]

7

De veertiende dag zorgde ik ervoor tijdig thuis te zijn. Ik had er zelfs aan gedacht bloemen te kopen en een welkomstbriefje op de mat te leggen.

Maar alles lag er nog net zo toen ik van kantoor kwam. Pas om acht uur werd er aangebeld. Beneden stond Maartje wat hulpeloos tussen drie grote koffers.

‘Wat is er in godsnaam aan de hand?’ vroeg ik, terwijl ik hielp sjouwen.

‘Ik weet het niet,’ zei ze, ‘alles ging goed, mooie vakantie gehad. En toen we de koffers uitgeladen hadden zei hij ineens dat hij nog even weg moest.’

We keken elkaar met opgetrokken wenkbrauwen aan en schudden het hoofd.

Ik warmde wat bami op en bakte er eieren bij.

‘Hoor eens, als hij nu weer weg blijft dan wordt het gedonder op kantoor,’ zei ik.

‘Dat lijkt me nog het minst belangrijke.’

‘En we zijn nota bene helemaal bij, hij kan met een schone lei beginnen.’

Ze stak een vork bami in haar mond, proefde en nam een slok water.

‘Wat is dit in vredesnaam?’

‘Bami van de slager,’ zei ik, ‘daar blijf je mager bij.’

‘Hoezo?’

‘Hoeveel denk je ervan te eten?’

Ze knikte korzelig. ‘Maar jij bént toch al mager?’

‘Precies.’

De maaltijd was snel afgelopen, daarna zaten we bedrukt bijeen met een kop koffie in de hand.

‘Je bent wel bruin geworden,’ zei ik ten slotte.

‘O, overal,’ zei ze en begon enthousiast te vertellen over de nudistencamping waar ze geweest waren, maar Bert had het vertikt om uit de tent te komen. Hij zat maar te lezen en te drinken. Al pratend luisterden we voortdurend met een half oor naar de deur, maar er kwam geen geluid.

‘Heb je nou een flauw idee waar hij zit?’ vroeg ik na een tijdje.

Ze zuchtte en nam een besluit.

‘Het kan zijn dat hij gewoon de kroeg is ingegaan, maar ik denk het niet. Als hij lang wegblijft dan gaat hij op pad. Het heeft iets met vroeger te maken, dat zei hij tenminste een keer toen hij een hele nacht niet geslapen had. Ik ook niet, in zo'n tent merk je alles wat een ander doet en hij lag maar te woelen en te boeren van al die

[pagina 54]
[p. 54]

drank. Iets met school. Het had iets met school te maken, dat hij niet kon verwerken. Of zo iets.’

School, zowat de helft van het verleden was school.

‘Je weet het niet preciezer. Was het in Indonesië, of hier op de lagere of middelbare school?’

‘Nee, hij zei alleen iets over school.’

We wachtten de hele avond, maar hij kwam niet opdagen. Toen Maartje om elf uur luid geeuwend naar bed ging stak ik me zelf gewoontegetrouw achter Berts bureau om nog een uurtje te werken.

Op zoek naar een pen kwam ik de benzinebonnen weer tegen, met daaronder de klassefoto. Eén van de bonnen was van een benzinepompstation in Gelderland, Erkelo. Ik kende het plaatsje wel, we hadden er een keer een werkweek gehad met de school, in een jeugdherberg. Niks dan bossegroen. Ik zag Welter nog voor me, met zijn grijnzende dikke kop. ‘Hé Celebes.’

Ik kwam inderdaad van Celebes, maar Bert ook. ‘Waarom noemt hij mij eigenlijk zo?’ vroeg ik Bert. Hij wees met een dikke wijsvinger naar de plek naast mijn neus. Het zweet brak me uit.

Bij de eerste de beste gelegenheid ging ik naar de wc en keek in de spiegel. Celebes? Ik herkende het niet. Peinzend staarde ik naar mijn zeventienjarige hoofd, een gewoon hoofd verder, mager, met wat pukkels en grote oren. Alleen die wijnvlek.

Maar Celebes? Dat lag eerder andersom. Andersom? Natuurlijk, ik kende me zelf alleen in spiegelbeeld. Ik zocht in mijn zakken naar een papiertje, tekende uit mijn hoofd Celebes en hield het papiertje voor de spiegel, naast mijn hoofd. Mijn hart zonk, het leek precies. Ik stond al een tijd zo toen Welter binnenkwam en onmiddellijk zag waar ik mee bezig was. ‘Klopt het?’ vroeg hij en ging fluitend staan pissen in het urinoir, ‘nou nog een wratje op de goede plats en je hebt hoofdstad Makasar.’ Ik stond met ziedend verdriet naar zijn rug te kijken en probeerde iets kwetsends te bedenken.

‘Zittenblijvers,’ zei ik stotterend, ‘alleen zzittenblijvers kennen de kaart zo goed.’

Hij had een korte plas, gunde zich niet eens de tijd om zijn lul weer in het gareel te steken en greep me bij de strot. Hij was twee jaar ouder en ongehoord sterk. Half gebukt onderging ik zijn greep, mijn nek in zijn oksel, terwijl hij met zijn vrije hand iets zocht.

‘Hou je stil of ik prik in je oog,’ siste hij. Ik zag hoe hij de dop van zijn vulpen afduwde en zijn klem verschoof totdat mijn hoofd vastzat. ‘Daar zit Makassar,’

[pagina 55]
[p. 55]

zei hij. Ik voelde de harde punt van zijn vulpen in mijn huid prikken, een rondje, door de huid heen. ‘Zo,’ zei hij, ‘en als je gaat klagen teken ik de rest er ook nog in.’ Hij liet me los, sjorde zijn lul in zijn broek en stapte naar buiten.

Met zeep en veel wrijven kon ik de inkt wegkrijgen maar er bleef een donkere punt zichtbaar waar de pen in de huid gedrongen was.

De rest van de dag werd er voortdurend om me heen gegiecheld, zodat de leraren af en toe verstoord zochten naar wat er aan de hand was: vliegtuigjes, jeukpoeder?

‘Hup Makassar,’ riep Welter toen ik 's avonds tafeltenniste in zijn team en allerwegen werd bevrijd gelachen.

Ook Bert lachte mee, aan de zijkant.

Daarna werd het een obsessie. Ik keek in spiegels, ruiten van winkels, het glimmende gedeelte van mijn polshorloge, bumpers van auto's, fietsbellen, in de hoop dat door een wonder de vlek verdwenen zou zijn of er ineens heel gewoon zou uitzien. En als er niets spiegelends in de buurt was keek ik even scheel, om te zien of de rode gloed er nog was.

Het wondje Makassar genas, en geleidelijk aan vergat ik ook Celebes, het werd weer een grillige vlek die ik uit de buurt van fotografen hield, zodat ik alleen het spiegelbeeld kende.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken