Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met stijgende verbazing (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met stijgende verbazing
Afbeelding van Met stijgende verbazingToon afbeelding van titelpagina van Met stijgende verbazing

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.65 MB)

Scans (0.31 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met stijgende verbazing

(1980)–Hans Vervoort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 49]
[p. 49]

6

De volgende twee weken gingen snel voorbij. De dagen duurden een paar uur, de avonden zelden langer, maar ik had anderhalf jaar niets gedaan en was in goede conditie, zolang ik niet ging tobben. En daar had ik weinig tijd voor in de rijstebrijberg van werk die Bert achtergelaten had.

Jenny en ik werden een werkmachine. Ik had ook haar projecten overgenomen, en ze was teruggeglipt in de rol van assistente, leverde in snel tempo de gegevens die ik nodig had voor het schrijfwerk.

We werkten door totdat de schoonmaakploeg de stoelen op de bureaus begon te zetten en met een stofzuiger de oude lucht uit het tapijt zoog, om die via de uitlaat in de ruimte te verspreiden, een vermoeide geur van sigarettenas en te veel telefoontjes. Dan gingen we naar huis, met tassen vol werk.

‘Krijg je geen problemen met Dick?’ vroeg ik de eerste avond toen ik haar een tas vol computersheets zag meenemen.

‘Welnee,’ ze lachte en stapte weg, een mager meisje met dof vlashaar en sproeten.

Na een week viel het me op dat ze er wel erg schraal en afgetobd uitzag.

‘Eet je wel genoeg?’ vroeg ik terwijl ik een sigaret van haar pakte.

Ze keek verbaasd op. ‘Jawel. Hoezo?’

‘Je ziet er zo slecht uit.’

‘O. Dat is zeker niet bedoeld als compliment?’

‘Jesses Jenny, doe niet zo prikkeldraad. Ik ben bang dat je je over de kop werkt. Ik heb een jaar niks gedaan, maar jij bent al zolang bezig. Wat vindt Dick ervan? Vitamines moet je hebben, anders ga je eronderdoor.’

Jenny legde even haar ballpoint neer en keek me aan.

‘Hans, in de eerste plaats heet hij niet Dick maar Henk, en in de tweede plaats is hij er niet meer. En in de derde plaats ben jij de laatste die moet zeuren over vitamines. Je leeft op bami en bier, verdorie en je rookt een pakje shag per dag.’

‘Ruzie?’ vroeg Theo Bruins. Hij had een nare gewoonte om onhoorbaar dichterbij te glijden over het tapijt.

‘Nou ruzie. We hebben het er net over dat het management eigenlijk zou moeten zorgen voor peppillen in drukke tijden.’

‘Hm. Geen gek idee.’ Zijn mond zei ja, maar zijn ogen zeiden nee.

Hij gleed verder en we bogen ons weer over het werk.

[pagina 50]
[p. 50]

Henk? Ik kon zweren dat hij Dick heette, een grote baardige jongen met veel witte tanden. Hij deed iets bij de spoorwegen.

‘Wat deed Henk ook alweer?’ vroeg ik.

‘Planner bij de gemeentetram.’

‘Werkte hij niet bij de spoorwegen?’

‘Nee, gemeentetram.’

‘O.’

Dus het was uit. Vandaar dat ze zo kribbig was de laatste tijd en soms zo vreemd reageerde zoals laatst bij de groepsdiscussie.

‘Zullen we een keer goed gaan eten, als we bij zijn met het werk?’

‘Als je wilt. Voor mij hoeft het niet hoor.’

‘Kijk, dat is nou het soort enthousiasme waar ik dol op ben.’

Na tien dagen hadden we de achterstand ingelopen en pakten we na werktijd de tram naar de binnenstad. De stemming zat er van meet af aan niet in.

‘Frans, Duits, Italiaans?’ vroeg ik, maar we kwamen bij de Chinees terecht omdat ik telkens terugschrok voor het binnenlopen van een volle tent.

De Chinees had een van buiten zichtbaar leeg eethoekje vlak bij de ingang.

Al bij het pilsje vooraf bleek dat we eigenlijk geen conversatie hadden.

‘Ga je veel uit?’ vroeg ik.

‘Nee, nou ja, naar vrienden of zo. En jij?’

‘Nou, eigenlijk nooit, nee.’

We begonnen maar weer over het werk te praten, en ik vroeg me af hoe oud ze nu zou zijn. Een jaar of zesentwintig toch vermoedelijk alweer, van mijn kant bekeken erg jong dus.

Ze had een wat stuurs hoofd met felle blauwe ogen en een dun pezig werklichaam en als ze lachte was ze mooi. Jammer dat het nu uit was met Henk. Ik keek met vaderlijke bezorgdheid naar de kringen onder haar ogen, ik had haar moeten tegenhouden zich zo af te beulen voor de firma.

‘Hallo, hoor je me nog?’

‘Sorry, ik zat naar je te kijken.’

‘O.’ Ze trakteerde verschrikt op een lach.

‘Jammer dat het uit is met Henk.’

‘Ja,’ zei ze, ‘dat zijn van die dingen.’

Ik wachtte af, ik wist nooit iets te vragen, soms kende ik mensen al jaren zonder te weten of ze getrouwd waren. De Chinees redde ons van de stilte, bracht grijsgele

[pagina 51]
[p. 51]

bami en een schaal roerloze saté-stokjes, begraven onder een dikke laag pindasaus.

Voor de zoveelste keer in mijn leven had ik niet de moed om een hand bami naar het buffet te gooien en met saté te slingeren.

Maar Jenny at het met smaak, Hollands meisje.

We gingen naar de dichtstbijzijnde bioscoop, een zware Italiaanse film, vol eindeloos gekwek en diepe beelden. Af en toe keek ik opzij, ze zat vastberaden naar het doek te kijken. Dommelend haalde ik het einde.

‘Zullen we nog een afzakkertje nemen?’ vroeg ik toen we om kwart over twaalf buiten stonden.

Om ons heen schoten de andere bioscoopgangers weg, de stad was uitgestorven, Amsterdam wereldstad, jaja.

‘Nou, eigenlijk ga ik liever slapen,’ zei ze, ‘ik ben doodop.’ Ik bracht haar naar huis, we liepen langs de grachten.

De laatste keer dat ik dat deed was toch alweer drie jaar geleden toen Hanneke nog leefde. Voor het eerst hadden we geen babysit genomen, maar een babyfoon naar de buren doorgetrokken.

Ik had zo'n hekel aan een babysit omdat je die van tevoren moest bespreken en uitgaan dat moest spontaan zijn, vond ik. Na de film wandelden we in drie kwartier naar huis, het was lekker weer. Al bij de buitendeur konden we het geroep horen, Jimmy dwaalde in paniek door het huis op zoek naar ons.

De buurvrouw was door alles heengeslapen, ja ze had wel gedroomd van een huilend kind.

‘Wil je nog iets drinken?’ vroeg Jenny, toen we voor het huis van haar hospita stonden.

Nou, ik kan maar beter ook naar huis gaan, niet?’ zei ik, ‘het is al zo laat voor je.’

‘Zoals je wilt,’ zei ze, stak de sleutel in het slot en stapte naar binnen.

‘Tot morgen dan,’ zei ik, ‘slaap maar lekker uit. Je hoeft niet op tijd te zijn.’

‘Dank u wel baas,’ zei ze, zwaaide met een hand en sloot de deur.

Ik keek nog even naar het hout, maar dicht was dicht. Hoofdschuddend ging ik op weg naar de dichtstbijzijnde taxistandplaats. Ik had iets verkeerds gedaan, maar wat?

Toen ik thuis de sleutel in het slot stak hoorde ik Karel al miauwen aan de andere kant. Ze liep me voor de voeten op weg naar de ijskast, waar haar zoveelste portie vlees uit blik stond te wachten. Er kwam een penetrante corned-beef geur vanaf die haar in het geheel niet hinderde.

[pagina 52]
[p. 52]

‘Stom beest,’ zei ik medelijdend. Ze stopte even met eten om me aan te kijken, en toen ik niet verder ging boog ze haar hoofd weer over de ijskoude prak.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken