Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het tekort (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het tekort
Afbeelding van Het tekortToon afbeelding van titelpagina van Het tekort

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.63 MB)

Scans (5.71 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het tekort

(1988)–Hans Vervoort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

1

Marina was een vrouw om oud mee te worden, maar ik was niet van plan oud te worden.

Maakte ons dat ongeschikt voor elkaar?

Terwijl ik de afslag Amsterdam nam, bleef de vraag in mijn hoofd hangen. Een veeg teken.

Als kind, op de lagere school, merkte ik dat ik de uitkomst van een moeilijke som vaak al in mijn hoofd had terwijl ik er op papier nog aan rekende. Het fascineerde me dat een deel van mijn hersens vanzelf aan het werk sloeg zodra er een vraag in gestopt werd.

Op school had ik er weinig aan, want je moest ook de berekening kunnen opschrijven.

Later leerde ik te steunen op dat onbereikbare stukje brein dat rechtstreeks vanuit vragen antwoorden opleverde die er heel bruikbaar uitzagen en die ik daarna met mijn andere hersens meestal ook nog van argumenten kon voorzien.

Maar als het probleem onoplosbaar was bleef de vraag hangen en merkte ik dat er een kregelig gevoel in mijn lichaam ontstond, een afstotingsreactie: weg ermee. Het was soms griezelig om zo afhankelijk te zijn van een onbereikbaar denkmechanisme, maar minder erg dan het mannetje in mijn hoofd dat alles zag wat ik beleefde, en er eeuwig zijn hoofd over schudde.

Vermoedelijk zat iedereen zo in elkaar, al merkte je dat van de ander niet.

[pagina 6]
[p. 6]

Om Marina uit mijn hoofd te wissen zette ik de autoradio aan voor wat afleidend gepraat.

De duvel is oud van mr. J. Landré, omroeppionier in ruste. ‘Beste mense, we hebben vanochtend de oogarts J. den Daas op bezoek en dat is natuurlijk een hele eer. Hij zal ons vertellen over de oogziekte staar waar velen van ons ouderen mee te maken krijgen, en ik weet zeker dat u daar heel benieuwd naar bent, net als ik trouwens. Meneer De Raas, pardon Den Daas, neemt u mij niet kwalijk, u zult het misschien vreemd vinden, maar als ik hoor over staar, dan denk ik aan het goed-Nederlandse woord staren. Voor je uit kijken, staren dus. Klopt dat? Heeft dat er iets mee te maken? Daar ben ik heel nieuwsgierig naar en dat is eigenlijk mijn eerste vraag aan u. Maar voordat we daarover gaan praten, eerst een plaatje en dat heet heel toepasselijk Blue Eyes.’

Het gekeutel van de bejaarde zwamneus deed mijn humeur goed, maar het plaatje duurde te lang en ik zakte weer weg in mijn gepieker.

Afslag Laren, daar hadden we jaren geleden een keer een zomerhuisje gehuurd, de kinderen waren klein. De vakantiefilms die we later nog wel eens afdraaiden, lieten twee bolle kleuters zien die elkaar ongecontroleerde tikken toedienden en omgooiden, en een altijd lachende Marina die ze opraapte. De weinige keren dat ik in beeld kwam (‘Zal ik jou nu eens filmen?’ ‘Ach waarom’ ‘Toch leuk voor later?’ Het onuitgesproken idee van de plotselinge dood en geen beelden ter herinnering) toonde het scherm een jonge en wat te dikke man met het lange haar van de jaren zeventig en een zware baard en snor. Als hij lachte deed zijn gezicht pijn. Gelukkig was dat vet nu weg en die sierbeharing merendeels ook, maar echt geholpen had het niet.

Drie maanden geleden waren we op een dag zomaar uit elkaar gegaan.

[pagina 7]
[p. 7]

‘Zullen we maar apart gaan wonen?’ vroeg Marina na een van die kleine korzelige schermutselingen die we de laatste tijd steeds vaker hadden.

‘Suit yourself,’ antwoordde ik.

Een half uur later hoorde ik de buitendeur dichtslaan en wist dat de duivel in mij had bereikt wat ik het meest vreesde. Ik was weer alleen.

‘Maar, dames en heren, staar is te genezen. Of misschien kan ik beter zeggen te verhelpen. Of is dat verkeerd uitgedrukt, dokter Daas?’

‘Den Daas. Nee, u heeft het bij het rechte eind. Wat wij in het algemeen doen is zorgen dat...’

‘Mag ik u even onderbreken, want we moeten nu even een muziekje draaien. Het is namelijk zo, dat mag ik nog wel even uitleggen, dat te lang praten niet goed is, dat trekt de aandacht weg. Dus weer even een toepasselijk plaatje. Smoke gets in your eye.’

Zestig jaar omroepervaring in a nutshell: lang praten trekt de aandacht weg. Zouden ze dat ook in hun omroepvergaderingen toepassen? Heren, we hebben al drie minuten gepraat, nu eerst een plaatje.

Afslag Amsterdam-Sloten, en een paar minuten later stond ik op de parkeerplaats die jaren geleden zo belangrijk was toen Marcom een nieuw kantoor zocht. ‘We moeten bereikbaar zijn.’ ‘Maar er is hier geen enkel fatsoenlijk café!’ ‘Maken we toch een eigen bar.’ ‘Klanten houden er niet van als hun autoradio gestolen wordt.’ ‘Ik ben nu een half uur bezig om de stad uit te komen als ik naar een afspraak moet, reken het maar uit op jaarbasis.’

marcom meldde een neonbord in de verte. Daar zou ik me met hand en tand tegen verzet hebben, neonreclame. Maar tijden veranderen. Het gebouw leek kleiner dan ik me herinnerde, de bomen op het parkeerterrein waren in die jaren natuurlijk gegroeid.

Terug van weggeweest, een onbestemd gevoel. De re-

[pagina 8]
[p. 8]

ceptioniste was nieuw en mijn naam zei haar niets.

Ze ging bellen. ‘Ik heb hier een meneer Van Wort voor de directie. Ja, hij heeft een afspraak met Robin, maar die is er toch niet? Naar Max, ok.’

En tegen mij: ‘Meneer Van Leiden is helaas afwezig, maar meneer Van Zanten kan u over een paar minuten ontvangen. Wilt u hier even wachten? En wilt u misschien iets drinken?’

Ze wees op een zitje dat ik nog herkende. In de oertijd van het bureau hadden Robin en ik het uitgezocht voor besprekingen met klanten, maar het had het nadeel dat ze er te diep in wegzakten en eindeloos bleven plakken. Nu sleet het zijn laatste jaren als wachtkamer-ameublement. Ik zakte in een fauteuil weg en kon met moeite nog reiken naar de Volkskrant die een voorganger op het tafeltje had achtergelaten.

Op de pagina van de overlijdensberichten bleek iedereen toch weer minstens de zestig gepasseerd te zijn. Nog twaalf jaar te vullen voordat ik zover was.

Mijn oog viel op een groeps-rouwadvertentie: ‘Bert van Zomeren, 1924-1987. Hij was er.’ Ondertekend door vele dankbare voornamen. Ik kon het me uitstekend voorstellen, je zit bij elkaar en drinkt een treurig pilsje op de verscheiden kameraad en dan ontstaat het plan om uitdrukking te geven aan het gevoel van gemis. Je laat Bert toch niet ongemerkt naar het niets verhuizen? En dan komt Jan-Hermen met de oplossing. Een simpele, krachtige mededeling aan de wereld: Bert, je was er.

Nu ze het in de krant lazen zouden ze wel merken dat het verdacht veel leek op: Bert, je bent er geweest.

Ik zat nog wat na te grijnzen, toen er een telefoontje van boven kwam. ‘De heer Van Zanten kan u nu ontvangen. Hij zegt dat u de weg wel kent.’

Naar Max dus.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken