Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het tekort (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het tekort
Afbeelding van Het tekortToon afbeelding van titelpagina van Het tekort

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.63 MB)

Scans (5.71 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het tekort

(1988)–Hans Vervoort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 9]
[p. 9]

2

De terugkeer was een paar maanden eerder opgekomen, en had ik aan mezelf te danken. Toen Marina en ik ruim drie jaar geleden emigreerden naar Tilburg waar zij docent kon worden aan de universiteit, kwam ik als marktonderzoeker terecht bij Bunnincks Vleesconserven. Met enige gêne droeg mijn voorganger een smaakpanel van drieduizend huishoudens aan mij over.

Drieduizend! ‘Waar is dat in godsnaam voor nodig?’ vroeg ik hem.

‘De oude heer Bunninck gelooft niet in kleine steekproeven.’

‘Maar dit kost toch goudgeld?’

‘Vertel dat de oude baas maar.’

Ik vertelde het de oude baas vele malen, maar hij kon zich niet voorstellen dat een paar honderd huishoudens al voldoende waren voor een representatief beeld van de Nederlandse bevolking. ‘Ik wil tante Mien én freule Jacqueline.’

Wel vond hij het best als ik externe klanten zocht voor het panel, want het geld groeide hem niet op de rug. ‘Maar geen concurrenten, we gaan geen apen klimmen leren!’

En zo kregen tante Mien en freule Jacqueline niet alleen geregeld Bunnincks nieuwe produkten thuisgestuurd om te proberen, maar ook wasmiddelen, koffie, zoutjes, pepermunt, instantsauzen en alles wat ik maar

[pagina 10]
[p. 10]

als klant kon opduiken. Na een paar jaar maakten we winst op het panel, maar kostte het beheer zoveel tijd dat ik nergens anders meer aan toe kwam.

‘Dan verkopen we het toch?’ zei Bunninck toen ik hem uitlegde dat het project zwaar uit de hand was gelopen. ‘Geef me de cijfers en wat namen van goede bureaus, dan zorg ik voor de rest. Handel is mijn vak.’

Het zat me niet lekker, maar ik had de oude vos een paar maal bezig gezien en moest toegeven dat hij heel wat beter kon onderhandelen dan ik.

Binnen een week had hij het panel verkocht voor een prijs die ik niet voor mogelijk gehouden had.

‘Aan je oude firma,’ zei hij, ‘die Robin van Leiden is toch je oude partner? De man die 's ochtends op de tv schijnt te zijn?’

‘Hij doet een ontbijtshow, met enquête-uitkomsten.’

‘Ik ontbijt nooit, ben ook niet meer van plan daaraan te beginnen. Op mijn leeftijd is het gevaarlijk van gewoontes te veranderen. Maar die Robin is geen handelaar, dat moet je hem bij gelegenheid toch eens vertellen. Wat een ongeduldig type, hij pakte meteen mijn vraagprijs. Morgen komt een jongeman het materiaal ophalen en hier is een lijstje van wat er nog moet gebeuren. De klanten moeten bericht krijgen, dat is het meest dringend.’

‘Ja baas. Goed baas.’

‘Is dat nou ironie, wat ik hoor? Moet ik onthouden.’ Hij was een oude man van het type dat steeds magerder werd in steeds ruimer vallende onverslijtbare pakken. Zijn kunstgebit klapperde en zijn secretaresse had een te grote bril voor hem gekocht, die voortdurend van zijn neus zakte. Hij mopperde altijd over zijn slechte geheugen en afnemende scherpte in zaken, en ik bekloeg degenen die twintig jaar geleden met hem te maken hadden gehad.

[pagina 11]
[p. 11]

‘O ja,’ zei hij toen ik opstapte, ‘ik heb je voor drie maanden uitgeleend aan dat bureau, dat wilde die Robin graag. Part of the deal. Zodra je klaar bent met de lopende projecten kan je weg, over een maand of twee dus. Kan je weer eens een tijdje met je oude maatjes optrekken. Zit je niet elke avond op je hotelkamer te kniezen over je huwelijk. Wie weet helpt het.’

Oude zakenmensen ontwikkelen soft spots en ik was er één van. Of hij wilde me gewoon kwijt.

 

De directieruimte van Marcom lag een verdieping hoger dan vroeger, het bureau floreerde en elke vrijkomende ruimte in het kantoorpand werd erbij gehuurd. Max had het uiterlijk van een jonge pad, klein en breed, ook in rust ruim ademend, gereed voor elke actie. Hij kon moeiteloos switchen van bullebak naar charmeur en combineerde een fabelachtig geheugen met een snelle, eeuwig zoekende intelligentie.

Vanaf de eerste keer dat ik hem zag was ik onder de indruk en in het jaar dat ik hem nog had meegemaakt bij Marcom, voordat ik de vleeswaren indook, trok hij al snel zijn spoor.

Achter een groot en bijna leeg bureau zat hij fronsend een rapportje te lezen en even deed hij alsof hij me niet hoorde binnenkomen. De Man is druk bezig en maakt met moeite Tijd voor je, was de subliminale boodschap.

Maar na een paar seconden keek hij op. Even ging de charme aan, een joviale handshake over het bureau heen en ‘trek er een stoel bij’.

Ik was benieuwd wat hij daarmee wilde, een stoel bijschuiven aan de overkant van het bureau maakte de gast automatisch tot iemand die op het matje geroepen werd. Vooral als de stoel wat aan de lage kant was, zoals hier.

Van Max had zich intussen een bezorgde ernst meester gemaakt, en hij keek me aan met een blik van man tot man.

[pagina 12]
[p. 12]

‘Goed dat je er bent, Hans. Robin is kennelijk verlaat en daarom neem ik de honneurs waar. Zullen we maar meteen ter zake komen?’

Ik knikte.

‘Ik heb nog eens gekeken naar de resultaten van dat panel dat jullie ons willen overdoen.’ Hij greep naar een kennelijk klaar liggend mapje in de bovenste bureaula. ‘Eens even zien, hier heb ik het.’

‘Een panel dat jullie graag van ons wilden kopen, Max.’

‘Whatever. Ik zeg het je maar eerlijk, het valt ons tegen. Weinig klanten voor te vinden en de respons is belabberd: we krijgen nog geen 50 procent retour van de vragenlijsten. Hadden jullie het niet over 70 procent als minimum?’

‘Jazeker, en 80 procent als gemiddelde.’

Hij keek me ongelovig aan, wenkbrauwen half opgetrokken.

‘Hoe kan het dan dat wij maar zo weinig respons krijgen?’

‘Tja,’ zei ik en haalde mijn schouders op.

‘Kijk hier maar eens.’

Hij overhandigde me een pagina cijfers en terwijl ik ze bestudeerde voelde ik zijn blik op me gericht.

‘Dat ziet er niet zo best uit,’ antwoordde ik ten slotte.

‘Kat in de zak!’ Hij had een verontwaardigd snuiven ontwikkeld als onderdeel van zijn imponeergedrag. ‘We twijfelen eraan of we de deal willen afronden. In het contract met Bunninck zat een clausule dat er heronderhandeld kon worden als het panel niet functioneerde zoals beschreven.’

‘Ja, daar heb je gelijk in.’

‘Het spijt me voor jou en Bunninck, maar ik denk dat er een paar tonnetjes van de aankoopsom af moeten.’

‘En we kregen maar een miljoentje!’ zei ik benauwd.

[pagina 13]
[p. 13]

Max concludeerde dat hij gescoord had en verzachtte zijn trekken. Iets van jovialiteit en mededogen brak door.

‘Hans, we willen niet het onderste uit de kan halen. We moeten het panel extra gaan verversen, want met deze respons kunnen we natuurlijk niet voor de dag komen. Je weet wat zo iets kost. Komt daarbij nog de omzet die we missen omdat we het panel voorlopig niet optimaal kunnen gebruiken. Laten we zeggen dat we de aankoopsom twee ton omlaag halen en jullie omzetgarantie met een jaar verlengen. Kan je dat intern verkopen bij de oude Bunninck?’

‘O jee, dat zal hij niet leuk vinden.’

‘Tja, dat is jouw probleem,’ zei hij, zachtzinnig nu en gereed om zich met dat nieuwe probleem te bemoeien, ‘maar als het helpt wil ik best meereizen naar de oude baas.’

Bunninck zou gehakt van hem maken, maar dat kon ik zelf ook.

‘Max, ik zit met vijf adressen in dat panel en ik weet precies wat jullie doen. De omzet is prima want de vragenlijsten die jullie die arme mensen sturen zijn veel langer dan de grens die ik aanhield. Het cadeautje dat ze krijgen hebben jullie in waarde gehalveerd. En een reminder sturen jullie ook al niet. Dus geen wonder dat de respons belabberd is. In het contract stond ook dat wij binnen een half jaar het panel konden terugnemen en ik ben allesbehalve tevreden over wat jullie ervan bakken. Het tast ook de waarde aan van de onderzoeken die er voor Bunninck in zitten.’

Even was hij teruggeslagen.

De boze Max kreeg ik nu en het leek alsof hij zich vergrootte, totdat ik zag dat hij zijn beide handen stevig op het bureau had geplaatst en zichzelf wat opdrukte. ‘Zo! Dat kan je toch niet menen! Begrijp ik goed dat jij vijf

[pagina 14]
[p. 14]

keer meedoet in het panel? Fake-adressen in het bestand dus. Hebben we ook nog foute uitkomsten opgeleverd aan de klanten. Mooi is dat!’

‘Welnee Max. Ik sta alleen op de verzendlijst. Als ik wat in zou sturen pakt de computer het niet eens.’

‘Hm. Ik zal het nog eens nakijken.’

Een verlies toegeven zat niet in zijn karakter, maar hij wist het wel te dragen en veranderde van toon.

Gezelligheid troef was vanaf dat moment het parool. Er kwam thee en we gingen aan de conferentietafel zitten en wisselden anekdotes uit. Zijn foutloze geheugen hielp hem aan de namen van Marina en onze twee zoons, en de behoedzaamheid waarmee hij informeerde naar de status van ons huwelijk liet zien dat hij ook subtiel kon zijn.

Mijn vijf controleadresjes zou hij ongetwijfeld bij de eerstvolgende gelegenheid uit het computerbestand laten knikkeren, maar van z'n levensdagen vond hij niet de drie adresjes die echt meededen aan het panel.

Ik was toch blij dat ik me herinnerd had hoe hij altijd probeerde het onderste uit de kan te halen. Bunninck zou aan hem heel wat meer genoegen beleefd hebben dan aan Robin.

‘Waarom probeerde je die stunt nu bij mij?’ vroeg ik nieuwsgierig toen het gesprek even stilviel, ‘had je de indruk dat ik seniel geworden was?’

Hij babbelde er snel overheen. ‘Ik heb dat miniflatje voor je gehuurd, voorlopig voor drie maanden. Waarom wou je daar eigenlijk zitten? Het is tamelijk primitief.’

‘Jan Arends heeft daar zelfmoord gepleegd.’

‘O.’ Hij zweeg en ik vroeg me af of hij nog zou informeren wie Jan Arends was geweest, de literatuur was niet zijn sterke kant. Maar de vraag bleef uit, hij gunde me vermoedelijk niet dat ik hem zou betrappen op een leemte in zijn encyclopedische kennis.

[pagina 15]
[p. 15]

‘Je moet er wel zijn vóór zes uur, om de sleutels op te halen, anders kom je er niet in. De directrice heet mevrouw Van Bracht.’

‘Weet ik.’

We handelden de details af van mijn tijdelijk dienstverband, en de positie die ik zou bekleden.

‘Gezien je vroegere rol willen we je graag de persoonlijke titel van directeur geven,’ zei Max.

De persoonlijke titel van directeur, dat was een mooie vondst voor het visitekaartje en in zijn soort een hoogtepunt van kantoorcreativiteit. Hoge status en niets te vertellen. Maar tegenover een tijdelijk teruggekeerde oud-collega was het een aardig gebaar.

Na een half uur loos gepraat begon Max onrustig te worden en verlangend naar zijn bureau te kijken. ‘Waar blijft Robin nou? Hij zal wel weer met die verdomde tv bezig zijn.’

Ik beschouwde het als een signaal om op te stappen, tot zijn grote opluchting.

Autorijden paste niet bij Amsterdam en ik haalde mijn koffertje uit de achterbak en pakte de tram richting Roelof Hartplein.

De stad veranderde nog steeds en met snellere hartklop zag ik de nieuwe winkeltjes en restaurantjes die de import-Amsterdammers hadden ingebracht, de Marokkaanse slager, het Surinaams-Chinese afhaalcentrum, het Thaifood-restaurant, Kentucky Fried Chicken.

Achter mij zei een luide, bekakte stem: ‘Een jaar geleden was ik een paar maanden in India en daar hadden ze naalden, die maakten een gat, daar kon je bijna inkruipen. Je kon daar geen gewone naalden krijgen, dus iedereen gebruikte van die dingen waar ze ook paarden mee inspoten. Te gek hoor. Persoonlijk vind ik morfine overigens fijner dan cocaïne, het werkt langer door.’

‘Nou...’ zei een andere stem bedenkelijk.

[pagina 16]
[p. 16]

Bij de volgende halte stopte het gesprek en stapten twee goedgeklede jonge mannen uit. Opscheppers.

Ik begon te peinzen over de nieuwe kennismaking met Marcom en als altijd kwam de kwaadheid vertraagd naar boven.

Eigenlijk was het een stijlloze ontvangst. Je oude partner Robin laat niets van zich horen en de nieuwe dragonder probeert je een poot uit te draaien. Die Max, hij moest me toch wel erg onderschat hebben om me op zo'n lompe manier onderuit te willen halen. Het afdingen zou wel zijn idee zijn van goed Hollands koopmanschap, maar hij had kunnen weten dat ik ermee opgegroeid was.

Aan mijn jeugd in Indië dacht ik niet vaak meer. Het heimwee had het afgelegd tegen de wetenschap dat ik een kolonialen-jongetje was geweest, dat daar eigenlijk helemaal niet had mogen zijn.

Tawarren was de nationale plaag, elke prijs was een vraagprijs en moest in onderhandeling bijgesteld worden.

Je begon dan met een tegenbod van een derde en eindigde halverwege tussen die bedragen. Dat stond bij voorbaat al vast. De tijdrovende zinloosheid van dat ritueel kon alleen gerechtvaardigd worden door de grote hoeveelheid tijd die iedereen beschikbaar had, en wie er het meest geduld voor had hield er soms een dubbeltje extra aan over.

Maar het was mogelijk te ver te gaan, en ik herinnerde me nog altijd met schaamte een dag in Wendit, een klein vakantieplaatsje bij Malang, waar roeibootjes te huur waren voor een tochtje op de stille modderbruine rivier. Het was een rustige dag, veel roeiboten en weinig klanten.

300 rupiah vroeg de luidste van de tien verhuurders voor een uur roeiboot, en in een bui van landerig zelfver-

[pagina 17]
[p. 17]

trouwen bood het blanke kolonialisten-jongetje 50 rupiah.

De verhuurder acteerde verontwaardiging en noemde 250 als bodemprijs, en pesterig ging ik omhoog tot 60.

Na een kwartier was hij gezakt tot 150 en ik gestegen tot 100. En toen greep het vriendje in dat met mij zou gaan roeien.

‘Joh, die mensen moeten ervan leven.’

Het was een donderslag bij heldere hemel. Zo had ik het nooit bekeken, het was de eerste keer dat ik de andere partij als mens zag voor wie die paar centen iets betekenden. Beschaamd betaalde ik de 150 rupiahs en peinzend roeiden we de rivier op. Van de weeromstuit begon ik erop te letten dat we geen schade aanrichtten aan de kangkung-aanplant aan de zijkanten van het water en zwaaide geruststellend naar de vrouwen die tot hun middel in het water stonden om de natte plantages te verzorgen. Ik was twaalf toen ik een beetje mens werd. Jammer dat Max nooit zo'n ervaring had gehad.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken