Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het tekort (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het tekort
Afbeelding van Het tekortToon afbeelding van titelpagina van Het tekort

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.63 MB)

Scans (5.71 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het tekort

(1988)–Hans Vervoort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 18]
[p. 18]

3

Op het Roelof Hartplein vond ik zonder moeite het gebouw waar ik moest zijn, een in Amsterdamse stijl opgetrokken hotel-achtig geheel. Linksonder was de openbare bibliotheek gevestigd en daarboven verdiepingen met veel ramen. Een houten draaideur gaf toegang tot een grote maar sobere hal met veel sansevieria's in grote potten, en in de verte een brede marmeren trap.

Mevrouw Van Bracht had ik een keer aan de telefoon gehad vanuit Tilburg en ze riep door het apparaat alsof ze de afstand zonder bedrading wilde overbruggen. Ze bleek klein en gezet, maar formidabel. Ze reikte me haar linkerhand, de rechterarm hing doelloos naast haar lichaam, een afgedankt onding.

We gingen door de formaliteiten van het lidmaatschap van de coöperatie en statiegeld voor de sleutel en ik wachtte op een goed moment om te vragen: ‘Is dit niet het pand waar Jan Arends is overleden?’

‘Ach, meneer Van Wort, die arme man. Hij was schrijver, wist u dat?’

‘Jazeker.’

‘Er is zo'n hoop onzin over geschreven. Wat me het meest ergert is dat men zegt dat hij zelfmoord gepleegd heeft. Wat een idioterie.’

‘Ach.’

‘En dat hij zo'n onaangenaam mens zou zijn, dwaasheid. Hij was een heel aardige en attente huurder. Ieder-

[pagina 19]
[p. 19]

een heeft hier zijn eigen leven en wat ze ermee doen moeten ze zelf maar weten. De een zie je nooit, de ander komt nog wel eens een praatje maken. En meneer Arends kwam geregeld buurten in het kantoor, hij had weinig om handen. Vaak zei hij “mevrouw Van Bracht, ik weet dat ik vliegen kan”. En dan zei ik “meneer Arends, ik zou het toch maar niet proberen als ik u was”. En dan lachte hij wat. Maar uiteindelijk heeft hij het toch een keer geprobeerd. En hij woonde op de vierde verdieping!’

Ik was geheel verrast. ‘Volgens u wilde hij alleen maar vliegen?’

Mevrouw Van Bracht was niet het type voor twijfels. ‘Ik weet het zeker. Hij had ook een stellage gebouwd in zijn raam, een soort landingsplatform. Maar ja, dat liep dus mis.’

Ze kreeg kennelijk plotseling het gevoel dat het een wat ongeloofwaardig verhaal was en zweeg abrupt.

‘Een landingsplatform?’ probeerde ik nog.

‘Ja, een soort stellage. Hij had geen balkon, namelijk. U ook niet, trouwens, dat wist u toch, hoop ik?’

Ik knikte en kreeg de sleutel mee. Peinzend liep ik de trap op. Jan Arends, met zo'n naam zou je de neiging kunnen krijgen om te gaan vliegen. En dat platform kon ze niet verzonnen hebben. Een korte maidenvlucht met fataal resultaat, een onervaren arend die de plank mist en met al uitgestrekte poten naar beneden stort. Het had wel iets.

Mijn flatje was op de eerste verdieping en vele andere deuren kwamen op de gang uit. Er hing een geur van Hollands voedsel in de gang, vet en zwaar, de klapdeuren lieten weinig luchtverversing toe. Honger zou ik hier niet zo gauw krijgen, een snufje ganglucht was al bijna een volledige maaltijd.

De kleine ruimte van het flatje was nog verdeeld in

[pagina 20]
[p. 20]

twee kamertjes, zo leefde men tachtig jaar geleden, toen dit tehuis voor alleenstaanden gebouwd werd. Maar er stond een eenpersoonsbed in het slaapkamertje en een luie stoel voor de tv in het huiskamertje en Marcom had een bloemstuk laten bezorgen. Op het kaartje had Max geschreven: ‘IJskastje te koop bij mevrouw van flat 76, zie mededelingenbord. Kon haar niet bereiken.’

Toch aardig van hem om zich persoonlijk te oriënteren, al had hij het ongetwijfeld gedaan om te kijken of het voor Marcom de moeite zou lonen zo'n flatje te huren voor internationale gasten of klanten die Behandeling a hadden gehad (diner de luxe met Oude Wijn) en niet meer safe naar huis konden rijden. Maar daar was dit verblijf toch wat te sober voor.

Ik ging naar de aangegeven flat en zag in de gang al een piepklein ijskastje staan. Ik stelde me voor hoe ik hier in een klein bedje zou slapen en eten van een klein bordje en kleine flesjes bier in een mini-ijskastje zou koelen. Bestonden er kwart litertjes melk? Kleine blokjes roomboter in elk geval wel. Een kleine grijze mevrouw deed open. Een blik in het flatje achter haar liet me zien dat beknopt wonen hier op elke verdieping plaatsvond.

‘Goedemiddag, ik ben hier net komen wonen en ik ben geïnteresseerd in het ijskastje.’

‘Tja,’ begon ze nerveus, ‘ik heb nu een wat grotere flat gekregen en eindelijk een fatsoenlijke ijskast kunnen plaatsen. Niet dat deze niet goed is hoor, ik heb hem al vijftien jaar.’

Hij leek prima voor mijn doel, vier halve liters pils was toch mijn taks, en ik besloot maar meteen tot aankoop over te gaan.

‘Wat is de prijs?’ vroeg ik.

Het tempo lag iets te hoog voor haar. ‘Wilt u niet wat meer weten?’

‘Tja.’ Daar had ze me. Wat zou je van een ijskastje

[pagina 21]
[p. 21]

moeten willen weten? Hadden ijskasten eigenaardigheden?

Gewetensvol opende ik het deurtje, en keek naar het witte binnenkamertje, en sloot het deurtje weer. Meer kon ik niet bedenken.

‘Hij doet het goed,’ verzekerde ze me, ‘alleen moet u wel geregeld ontdooien natuurlijk.’

‘Het lijkt me een prachtig apparaat. Had u al een prijs in gedachten?’

‘Nou, daar heb ik eigenlijk niet zo bij stil gestaan. Ik ben net aan het verhuizen, mijn kleinzoon helpt me.’ Hulpeloos keek ze naar achteren, waar een lange jongeman rondscharrelde.

‘Is honderd gulden genoeg?’

‘O nee, het is een oud ding, hoor. Ik dacht meer aan vijftig, eigenlijk.’

‘Zullen we het dan op vijfenzeventig houden?’

Dat was nog eens het betere afdingen.

Even later droeg ik het kastje mijn kleine domein binnen en las de gebruiksaanwijzing die ze erbij geleverd had. Vreemd dat je aan een handleiding wél kan zien dat een apparaat oud is. Er is een stijlbreuk in de uitvoerige teksten en afbeeldingen van de jaren zeventig en de korte onbegrijpelijke internationale beeldtaal van de jaren tachtig, die via zoekgeraakte satellieten nog tot in de verre toekomst de volkeren op andere planeten zal bezighouden.

Een paar uur later zat ik voor het tv-toestelletje na te tafelen. Boterhammen met kaas en een gebakken eitje van het ook nog inderhaast gekochte kookplaatje. Koffie helaas vergeten te kopen, maar wat lette mij om straks in het grote café aan de overkant een kopje koffie te gaan drinken?

De algehele depressie toch eigenlijk wel.

Alleen zijn na zesentwintig jaar huwelijk viel me niet

[pagina 22]
[p. 22]

mee en ik was teruggevallen in het kluizenaarsbestaan van mijn vrijgezellentijd.

Maar gelukkig hadden we het contact niet helemaal verbroken en ik had zelfs moeten beloven dat ik geregeld zou schrijven.

Het schrijfcomputertje had ik al meteen klaargezet en in plaats van koffie was er een halfkoud pilsje van het zwoegende ijskastje.

 

‘Lieve Marina,

Ik zit hier in mijn nieuwe kleine domein, dat al bijna gezellig is met de foto van jou en de kinderen op de eettafel annex bureau.’

Waar had ik die foto eigenlijk? Had ik hem wel bij me, het zou toch wel een tumultueuze afgang zijn als ik die vergeten had.

Een nerveuze zoektocht in de reiskoffer leverde resultaat op en het hielp inderdaad toen ik het jaren geleden gemaakte portret op de eettafel had, gestut door de plastic pot Jozo-zout.

Een breed lachende Marina, geflankeerd door de onwennig grinnikende hoofden van Johnny en Rob, die sindsdien zo'n twintig centimeter boven haar uit gestegen waren en intussen ook het huis uit gegroeid.

Hun puberteit was wel meegevallen, de slag om het huiselijk overwicht hadden we al vroeg verloren, want het duo was heel wat slimmer en sneller dan wij ooit geweest waren.

Een jaar geleden waren ze bijna gelijktijdig vertrokken, van kind ineens student geworden.

‘Wat een rust,’ zeiden we troostend tegen elkaar, ‘eindelijk weer eens met z'n tweeën.’ Maar we wisten er geen raad mee.

De laatste jaren was ik steeds opvliegender geworden. Alle ergernis van de dag nam ik mee naar huis, de em-

[pagina 23]
[p. 23]

mer vol, en elk wissewasje dat niet deugde bracht me tot een stroom van verwijten en een pesterigheid die ik van mezelf niet kende.

Mokken omdat op zondag het brood op was, haar beste vriendin sarcastisch onder de loep nemen, een uitje verzieken door al bij voorbaat te roepen dat het niet leuk zou zijn en dat ik er alleen voor haar een vrije avond aan offerde. En als ze het dan afgezegd had, stampei maken omdat ik me net helemaal geprepareerd had op het opzitten en pootjes geven en erop stáán dat we toch gingen.

Uit goedmoedigheid accepteerde ze veel onredelijks en ik was ook niet te beroerd om haar voortdurend onder de neus te wrijven dat ik voor háár een baan in Tilburg had gezocht.

's Avonds, als ik nog wat had zitten werken en naar bed ging terwijl zij al lag te slapen, keek ik ontroerd naar haar schuldeloos profiel op het kussen. Zwart haar met een toefje zorgelijk grijs erin, rimpelloos voorhoofd, haar grote en wat luie mond waarmee zij zo breed kon lachen (en ik kon haar nog steeds laten lachen), de nu gesloten ogen die zij rond en stralend kon maken.

En onder de deken het meisjeslijf dat in al die jaren geen pond zwaarder was geworden, met de bescheiden borsten die ze ‘de dames’ noemde, en het kokette kontje dat zich spande (soms zag ik het in de spiegel) als ze op haar tenen stond om mij te zoenen.

Als ik naar haar keek terwijl ik mijn pyjama aantrok vielen de jaren weg en wist ik weer hoeveel ik van haar hield. Eén keer maakte ik haar wakker om het haar te vertellen, maar ze ontwaakte met een schok uit een diepe droom, bang en onthutst en ik wist niet hoe snel ik haar met sussende woorden weer in slaap moest zien te krijgen.

En de volgende dag was ik het gevoel weer kwijt en begonnen de schermutselingen opnieuw.

[pagina 24]
[p. 24]

Dat je elkaar op de zenuwen kon werken in een huwelijk had ik vaak genoeg gehoord en na alle echtscheidingen in onze kennissenkring hadden we er ons geregeld over verbaasd dat we het zo lang met elkaar volhielden. Waren we eigenlijk wel normaal?

Dat de ergernis, toen die eenmaal kwam, zo infantiel zou zijn, gevoed door een niet te onderdrukken kwaadaardigheid waar je je voortdurend over schaamde, dat had niemand ooit verteld en het was het laatste wat ik verwachtte.

Op een avond zat Marina een appel te eten en ik merkte dat het geluid van het kauwen me hinderde. Moest dat nou met zoveel lawaai, elke kaakbeweging hoorbaar? Kon ze dat appeltje niet ergens anders gaan zitten eten?

Ik opende mijn mond al om er een opmerking over te maken, toen de belachelijkheid ervan tot me doordrong.

Uiteindelijk was het toch Marina die er een eind aan maakte, na een zoveelste zinloze ruzie.

‘Zullen we maar apart gaan wonen?’ vroeg ze.

‘Suit yourself,’ antwoordde ik en bleef hardnekkig tv kijken.

Ik hoorde haar de trap opgaan naar de slaapkamer en een half uur later weer naar beneden komen. De deur sloeg, ze was weg.

Een ongekende opwinding overviel me, boosheid, schuldgevoel, bevrijding, verlies. Wat gebeurde was een ramp, maar er gebeurde tenminste iets.

De volgende dag vond ik haar moeiteloos terug via haar instituut, ze had de nacht doorgebracht in een hotel en ja, natuurlijk wilde ze praten.

Heel redelijke mensen waren we alle twee in ons gewone doen, en die avond deden we ons uiterste best om elkaar het volle pond te geven.

Ik gaf toe dat ik geteisterd werd door onberedeneerba-

[pagina 25]
[p. 25]

re ergernissen, Marina had er wat lectuur op nageslagen en samen kwamen we als verstandige mensen tot de conclusie dat we een tijd vakantie van elkaar moesten nemen.

‘Zal ik dan je hotelkamer nemen?’ bood ik aan. Het huis was toch haar domein, dat kon ik niet van haar afpakken. Het wonen in een hotel gaf het arrangement iets tijdelijks, en ik miste haar al hevig.

‘Je bent lief,’ zei ze, ‘ja, ik wil graag het huis. Maar het hotel is duur, hoor, misschien kunnen we beter iets anders voor je huren.’

Een veeg teken, en ik hield vast aan het hotel.

Toen ik een koffer had ingepakt en afscheid nam keerde ze haar wang naar mij toe voor een kus en sloot de deur snel achter me.

In de maanden daarna bleef ze vriendelijk maar op afstand, bij onze eetafspraken in steeds goedkopere restaurants.

En toen ik een keer bij het thuisbrengen wat langer over het afscheid deed en haar op de mond zoende, had ze het dodelijke woord: ‘Hans, sorry, het doet me niets.’

‘O, ik ben weer te onhandig? Te plotseling?’

‘Ja, nogal. Het spijt me.’

Vloekend reed ik naar het hotel. Waarom kon die trut nou niet gewoon aangeven hoe ze het wilde hebben, altijd maar weer moest ik ernaar raden, blindemannetje spelen en op de tast werken. Ze wist toch dat ik Casanova niet was?

Daarna wachtte ik af en werd treuriger en treuriger omdat het alleen zijn haar goed beviel en mij niet.

Pas toen ik haar vertelde dat ik voor een paar maanden terugging naar Amsterdam, brak ze even uit haar rol.

‘Kan je weer contact opnemen met je vriendinnetje,’ zei ze.

[pagina 26]
[p. 26]

‘Zit dat je nou nog steeds dwars?’ vroeg ik verbijsterd, ‘maar dat is toch al lang over en uit? Dat was het vier jaar geleden al. Waarom geloof je me niet?’

Ze zweeg en ik zag tranen aan haar wimpers, die ze haastig wegveegde.

Die avond vrijden we als vanouds, ongeduldig en met veel lawaai. Maar de volgende dag liet ze me koeltjes gaan.

‘Herinner je je Max nog?’ schreef ik haar nu. ‘Hij is wat dikker geworden en heeft zich ontwikkeld tot de major domo van Marcom. Robin heb ik nog niet gezien, ik moest het vandaag doen met Max, die zich voorgenomen had me te pletten.’

Ik schreef door tot de vier flesjes bier op waren, ondekte dat ik vergeten had tandpasta te kopen en peinzend over de verloedering van de alleenstaande man viel ik in slaap.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken