Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het tekort (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het tekort
Afbeelding van Het tekortToon afbeelding van titelpagina van Het tekort

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.63 MB)

Scans (5.71 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het tekort

(1988)–Hans Vervoort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 84]
[p. 84]

11

‘Wat wil je nou eigenlijk van het leven?’ vroeg Marina.

Ik had haar afgehaald van het instituut en ze zag er nog wat doctoraal uit, vol gedachten aan onafgemaakt werk.

‘Ik weet het niet,’ zei ik. Het was wel eens wat briljanter geformuleerd.

Hoe waren we hier nou weer op gekomen? We waren gaan eten bij een nabije Chinees en om mezelf te tergen had ik weer eens saté besteld en de Hollandse aftakeling van dit gerecht gekregen, doodgekookt vlees aan een stokje met een dikke pindasaus eroverheen. Ongetwijfeld konden sommige Chinezen koken, maar waarom zouden die naar het koude Holland trekken?

‘Hiervoor hoef ik in elk geval niet terug naar Tilburg,’ zei ik en vandaar waren we gekomen op mijn toekomst.

‘Waarom zou je niet weer eens wat gaan schrijven?’ vroeg Marina. ‘Je brieven zijn leuk. Toen ik je pas kende, schreef je verhalen.’

‘Waarom zou je verhalen schrijven als je zelf een verhaal kan beleven?’

‘Suit yourself,’ zei ze en begon met smaak te eten van haar babi panggang.

Jarenlang had ik voor haar gekookt en genoten van de overgave waarmee ze at. Lekker is pas echt lekker als het ook veel is, was haar devies, en in al de jaren dat we elkaar kenden was ze nooit een kilo aangekomen, een

[pagina 85]
[p. 85]

wonder van de natuur. Af en toe dacht ik er nog wel eens aan hoe we elkaar hadden leren kennen, zoveel jaar geleden al. Eenentwintig was zij en ik tweeëntwintig. Een gemeenschappelijke vriend had ons uitgenodigd voor een lezing, maar liet zelf verstek gaan, zodat we met elkaar opgescheept zaten.

Het was me nog steeds een raadsel hoe zij in mij iets aantrekkelijks had kunnen ontdekken: rare eenzame jongeman, die overdag vol schrik en zenuwen zijn werk deed en pas 's avonds in zijn huurkamertje de wereld aankon, vlijtig verhalen typend op een oude schrijfmachine.

Ze was slank en had een zachte stem, en ze studeerde aan de universiteit. Maar ze had daar niet veel over te vertellen. Na de lezing liepen we door de straten van de binnenstad, lege straten alsof iedereen zich teruggetrokken had om ons alleen te laten. Na lang aarzelen vatte ik de moed op om haar een restaurant in te loodsen.

En daar werd ik verliefd op haar brede en wat luie mond, liefde moet ergens beginnen.

Nog nooit had ik zo voortvarend gekwekt en zo intensief geluisterd en terwijl ik anders bij gesprekken altijd het gevoel had zwoegend een nimmer eindigende heuvel te beklimmen en raar uit mijn ogen te kijken, groeide nu een vanzelfsprekend contact, waarbij het er weinig toe deed wat we zeiden. Vanaf die avond had ik een metgezel, een week later gingen we samenwonen en een jaar later trouwden we.

Ik hield op met verhalen schrijven, de behoefte daaraan was verdwenen.

Dat oude contact was er ook nu nog af en toe, maar de warmte was geleidelijk weggesleten door het zuur van mijn groeiende onvrede met wat het leven verder nog te bieden had.

Marina kon altijd genieten van wat haar overkwam, ik

[pagina 86]
[p. 86]

was altijd bezig met wat ik nog meer zou willen en vergat het geluk te consumeren dat ik had.

‘En wat zei Bunninck?’ vroeg ze, nadat ze met smaak ook mijn portie opgegeten had. De oude baas had me opgebeld en me dringend naar Tilburg verordonneerd voor een gesprekje van een kwartier, dat we ook telefonisch hadden kunnen afhandelen. Maar hij hield niet van telefoneren.

‘Hij wil dat ik terugkom en commercieel directeur word.’

‘Zo, dat is een eervol aanbod.’

‘Ja, maar ik vraag me af of ik het kan. Ik kreeg al meteen pijn in mijn nek bij het idee. Al die mensen, al die vergaderingen, al die gezichten die je aankijken.’

Ze begreep het direct.

‘Misschien moet je toch eens in therapie gaan, er is vast wel iets te doen aan die angst voor aandacht. Het is eigenlijk te gek dat je zo belemmerd wordt in je mogelijkheden door dat jappenkamp.’

‘Niet dat rotwoord, dat klinkt zo wraakzuchtig. Japans interneringskamp alsjeblieft. En het is trouwens maar een theorietje van mij. Vermoedelijk ben ik gewoon schijterig van mezelf. En het gaat toch ook al een stuk beter? Denk maar eens hoe ik was toen je me leerde kennen. Ik werd al nerveus van krantekoppen die me aankeken!’

Ze lachte.

Bij de koffie had ze óók een mededeling. ‘Ik heb een baan aangeboden gekregen in Groningen. Een project over seksualiteit bij bejaarden. En maak daar nou geen grappen over, want die heb ik al genoeg gehoord in de afgelopen dagen.’

Groningen!

‘Jezus, dat is een eind weg, Marina. Ik weet niet of ik daar een baan kan vinden.’

[pagina 87]
[p. 87]

Ze zweeg en keek me niet aan.

Ik was die dag ook naar Tilburg gekomen om Marjolein uit mijn hoofd kwijt te raken. Als ik Marina zag, zou vanzelf alles weer duidelijk worden, want ik hoorde natuurlijk bij haar.

Maar zo was het niet meer.

‘Heb je al enig idee over ons?’ vroeg ik en nam een stevige slok bier. Dat stilde de zenuwen.

Ze haalde even haar schouders op en zweeg.

‘Ik lees altijd dat vrouwen zoveel makkelijker over hun gevoel praten dan mannen,’ zei ik en mijn hart begon sneller te kloppen, ‘maar de paar ervaringen die ik ermee heb zijn toch heel anders. Je laat me nu al maanden aanmodderen en dat heb ik ook wel verdiend. Maar langzamerhand zou je toch wel iets kunnen laten merken.’

Ze plukte aan haar papieren servet en legde de stukjes in de asbak die ik naar haar toe schoof.

‘Ik kan er niet tegen dat jij zo'n ongenoegen met het leven hebt,’ zei ze ten slotte. ‘Je hebt er eigenlijk geen zin meer in. En daar heb ik geen antwoord op, ik weet niet hoe ik dat moet opvangen en ik wil het ook niet meer. De laatste maanden heb ik mijn eigen leven geleid en dat was een bevrijding. Ik hoef niet elke dag op jouw humeur te letten en je van een depressie vandaan te slepen. En ik merk dat ik helemaal opleef.’

Ze zei precies wat ik het meeste vreesde, en ik wist dat ze gelijk had. Met alle macht hield ik de treurnis van me af.

‘Ik kan er weinig tegenin brengen,’ zei ik, ‘het is waar dat ik somber tegen de dingen aankijk. Maar het verlamt me niet.’

‘Nee, dat is heel goed van je en ik heb altijd bewonderd hoe hard je werkt. Maar die kant was vooral op het werk te zien, en thuis de andere kant. Ik kan er niet meer

[pagina 88]
[p. 88]

tegen. En ik denk ook niet dat jij nog kan veranderen.’

Ze keek me aan.

‘Nee,’ zei ik mismoedig, ‘dat zit er niet meer in.’

Een half uur later namen we afscheid. Ik drukte haar dicht tegen me aan, maar voelde de zachte weerstand, en volstond met een korte zoen op haar voorhoofd.

We zouden contact houden, o zeker, en niets was nog definitief.

En nee, er was geen sprake van dat ze over die baan in Groningen dacht om wat verder van mij af te zijn. Ze vond het contact dat we nu hadden juist heel prettig en rustig.

Lette ik wel een beetje op mijn gezondheid? Mooi.

Ik keek haar na toen ze in haar auto stapte en geconcentreerd wegreed, ze vergat bijna terug te wuiven.

Treurig begon ik de rit naar Amsterdam. Het was echt uit, op een bloedeloze en definitieve manier. Geen ruzie, geen hooglopende emoties. Onlangs overleed ons huwelijk. De begrafenis heeft inmiddels in alle stilte plaatsgevonden.

Ik had me misschien wat beter kunnen verdedigen. Het was waar, ik had moeite om te geloven in de zin van het leven. Nou en? Dat gold toch voor elk verstandig mens? En mag je dan af en toe wat depressief zijn? Zeker in dit rotland met zijn eeuwige overtrekkende wolkenvelden en hier en daar een bui. Ze zouden naar ontwikkelingslanden eens wat films moeten sturen over het Hollandse klimaat. Rillen op het barre strand, fietsen tegen de wind in met slagregen, in de tram met vijftig andere dampende winterjassen, op pad met lekke schoenen door zwarte sneeuwpap. Dat zou ze nog eens opmonteren, die arme hongerlijders!

Pas vele kilometers verder realiseerde ik me dat Marina natuurlijk baalde van dit soort platvloerse tirades. En gelijk had ze, het was knap vervelend. Misschien kon ik

[pagina 89]
[p. 89]

er een wat filosofischer vorm aan geven, er waren toch genoeg boeken en films waarin de intellectuele wanhoop een verstilde uitdrukking vond. Antonioni, Kierkegaard, Schopenhauer, Woody Allen. En Bart Tromp niet te vergeten!

Ik moest maar weer eens aan die bron gaan drinken en niet te beroerd zijn wat citaten uit mijn hoofd te leren. Gewoon nergens in geloven is te gemakzuchtig, je moet er geregeld nieuwe redenen voor hebben, anders wordt het een sleur.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken